Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Loka’s en tala’s

I.D. – In Beginselen van de Esoterische Filosofie, blz. 460 wordt over onze positie op de schaal van loka’s en tala’s gezegd dat, omdat wij ons op de vierde bol van onze keten bevinden we in de vierde loka en tala zijn, maharloka en rasatala. ‘Maar bovendien zijn we in de vierde ronde van onze planeetketen. Dit bipolaire beginsel wordt dus versterkt door de aard van de vierde ronde: nogmaals maharloka en rasatala. Verder zijn we in het vijfde wortelras van de vierde bol in de vierde ronde. Daarom vertegenwoordigt ons wortelras, hoewel het op die vierde bol en in die vierde ronde evolueert, de vijfde uit elke kolom: svarloka en talatala.’ [zie kolom blz. 455.] Ik zou nu dit willen vragen: Als wij in het vijfde wortelras zijn, waarom moeten we dan op de schaal van de rassen in een lagere loka en tala zijn (namelijk svarloka en talatala) in plaats van één die hoger is dan de vierde ronde loka en tala; d.w.z. waarom zijn we niet in janarloka en sutala?

G. de P. – Loka’s en tala’s moeten altijd worden gezien als paren, dat wil zeggen dat een loka altijd moet worden beschouwd met zijn overeenkomstige tala, zoals bijvoorbeeld satyaloka en atala. Deze zijn onscheidbaar en vertegenwoordigen het positieve en het negatieve, het hoge en het lage, het geestelijke en het stoffelijke – op elk gebied; en zo verder langs de schaal omlaag waarbij als gevolg van de ontvouwing de aanwas steeds toeneemt; eerst zuivere spiritualiteit in de arupawerelden. Onthoud nu deze gedachte: het hoogste paar, satyaloka en atala, vertegenwoordigt, zo geplaatst, een kosmisch gebied; dat wil zeggen elk paar vertegenwoordigt een kosmisch gebied: vanaf de geest tot de fysieke stof. Dat is het antwoord op uw vraag.

Als u kijkt naar het diagram van de zeven bollen van onze planeetketen zoals H.P.B. die in De Geheime Leer geeft, zult u zien dat bol D wordt voorgesteld als te bestaan op het zevende kosmische gebied. Daarom zijn we in bhurloka en patala: op het laagste van de zeven gemanifesteerde kosmische gebieden. We bevinden ons echter in de vierde ronde, op de vierde bol, gerekend met zeventallen; maar in het vijfde ras. U kunt nu zelf de nodige aanpassingen maken. Wat geldt voor de zeven beginselen geldt voor de kosmische gebieden: elk kosmisch gebied is zevenvoudig, tienvoudig, of twaalfvoudig, afhankelijk van de wijze waarop u de zaak bekijkt. Satyaloka-atala is zevenvoudig, wat wil zeggen dat dit kosmische gebied (gebied één in het diagram) alle andere loka’s en tala’s bezit, maar in de satyaloka-atala toestand: ze zijn alle vertegenwoordigd op het hoogste kosmische gebied, maar in zaadvorm, nog niet ontplooid.

Satyaloka 1
Atala
Taparloka 2Vitala
Janarloka 3Sutala
Maharloka 4Rasatala
Svarloka5Talatala
Bhuvarloka6Mahatala
Bhurloka 7Patala

Dit geeft het beeld van een in kosmische gebieden ontvouwd heelal; anders genoemd loka’s en tala’s, twee aan twee – of als paren.

Bhurloka en patala: ook dit paar is zevenvoudig; daarom heeft bhurloka-patala zijn ondergeschikte of zeven subloka’s en subtala’s: hetzelfde geldt overal langs de schaal omlaag (of omhoog). Wij zijn in maharloka-rasatala omdat we ons in de vierde ronde bevinden; maar op de schaal van de rassen zijn we in svarloka-talatala omdat we in het vijfde ras zijn.

I.D. – Hebben we tegen de tijd dat de zevende ronde voorbij is alles ontplooid wat evolutionair mogelijk is – hebben we dan alles in ons tot ontwikkeling gebracht?

G. de P. – We zullen alles in ons hebben ontplooid en in de juiste volgorde voorzover deze voltooide evolutie dat toelaat. Ik hoop dat u die gedachte begrijpt: het zal heel wat denkwerk besparen. De hoogste loka omvat zijn bhurloka-patala omdat elk paar zevenvoudig is. Deze reeks werelden in twee kolommen vertegenwoordigt dus niet alleen de zeven kosmische gebieden, maar ook de zeven graden van evolutionaire ontplooiing.

De mens is niet geheel compleet als hij nog niet alles in zich naar buiten heeft gebracht: met andere woorden elke kwaliteit, kracht, energie, substantie, vermogen of eigenschap die hij in zich heeft. Dit is het antwoord op dat deel van uw vraag. En het is een prachtige studie. Ik neem het niemand kwalijk als hij in verwarring verkeert want het gaat inderdaad om ‘raderen binnen raderen’, maar toch is het een schitterende studie. De grote sleutel ligt in analoog redeneren: houd daar aan vast en het zal u uit de doolhof leiden.

Tot slot zou ik eraan toe kunnen voegen dat u de aandacht niet te star – te letterlijk – zou moeten richten op deze loka’s en tala’s in hun toepassing op de bollen. Die hebben er nadrukkelijk wel mee te maken; maar wees voorzichtig. Als u bijvoorbeeld het beeld van de zeven bollen van een keten voor u heeft, zoals H.P.B. die heeft gegeven – bol A, B, C, D, E, F, G – en u zegt dan bol A is satyaloka-atala, bol D – de vierde – maharloka-rasatala, dan zouden we daaruit moeten concluderen dat bhurloka-patala bol G is. Dat is niet zo; want er zijn eigenlijk twaalf bollen. Ik geef u in overweging een poosje over die gedachte na te denken als een vraag die later moet worden beantwoord.

Bedenk allereerst dit: zeven kosmische gebieden, elk in de juiste volgorde voortgekomen uit het voorgaande gebied of de voorgaande gebieden: zo ontvouwde satyaloka-atala uit zichzelf het volgende paar – taparloka-vitala; en deze beide ontvouwden het derde paar – janarloka-sutala; deze drie ontvouwden het volgende paar – maharloka-rasatala enzovoort met alle zeven.

Bhurloka-patala bezit alle eigenschappen van de voorgaande, bevat ze alle betrekkelijk ontrold en betrekkelijk ontvouwd, zoals een bloem zich ontplooit uit het zaad. Zo wordt ook een mens door evolutie volmaakt door naar buiten te brengen wat in deze beginselen aanwezig is. De volledige mens, de geestelijke mens zal leven in bhurloka-patala of satyaloka-atala, maar als een kosmisch gebied.

C.J.R. – Maar de moeilijkheid is dat wij in het vijfde ras zijn en goddelijker zijn; en toch schijnen we verder omlaag dan omhoog te zijn!

G. de P. – Ik zie waar de moeilijkheid ligt: u verwart evolutionaire ontwikkeling per se met kosmische gebieden per se. Beschouw deze verschillende kosmische gebieden [wijzend op diagrammen] als de zevenvoudige graden van wereldevolutie en wereldbouw. Zij stellen ook de zevenvoudige graden in evolutionaire ontplooiing voor van de entiteiten die in en door deze gebieden trekken. Toch moeten deze twee groepen ideeën, al zijn ze wat hun betekenis betreft met elkaar verbonden en in hun werking verweven, in ons denken als verschillende dingen gescheiden worden gehouden.

Nu wat uw eigenlijke vraag betreft: wij als een groep rondtrekkende entiteiten hebben ons individuele evolutiestadium van ontplooiing bereikt in wat we het vijfde wortelras noemen op deze bol D, de vierde in onze planeetketen volgens H.P.B.’s manier van rekenen. Daarom maken we gebruik van deze tegenwoordige loka en tala, die we dit aspect van onze aarde noemen, maar als entiteiten onderweg zijn we in ons vijfde raciale stadium van ontplooiing in dit bepaalde tweetal loka’s en tala’s. Als een raciaal bewustzijn hebben we dus het vijfde bereikt in de reeks, namelijk svarloka-talatala, hoewel de aardbol, die zich op het laagste of zevende kosmische gebied bevindt, zelf een manifestatie is van bhurloka-patala.

In verband met deze laatste gedachte moeten we ook bedenken dat onze aarde zelf pas in haar vierde stadium of ronde van ontwikkeling is en dus manifesteert ze ook de eigenschappen van de vierde in bovengenoemde reeks, namelijk maharloka-rasatala.

Dit alles is gemakkelijk te verklaren als u bedenkt dat elk van deze tweetallen zelf zevenvoudig is, zodat bijvoorbeeld bhurloka-patala dezelfde zeven reeksen van tweetallen, van satyaloka-atala tot bhurloka-patala in zich heeft.

Dus, met betrekking tot mijn opmerking over het stadium van de aarde zien we dat ze bhurloka-patala manifesteert, omdat ze zich op het zevende kosmische gebied bevindt; maar ze geeft ook uitdrukking aan maharloka-rasatala als subgebieden van bhurloka-patala.

Ik moet toegeven dat ik met enige reserve erin toestemde dat deze gedachten over de loka’s en tala’s in een of meer van mijn boeken werden afgedrukt. Het heeft me heel wat last bezorgd en ik heb sindsdien aldoor uitleg moeten geven! Maar in zekere zin is het goed en dus betreur ik het niet echt.


Aspecten van de occulte filosofie, blz. 206-9

© 1999 Theosophical University Press Agency

Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag