![]() | ![]() |
![]() |
De incarnatie van de hoogste zeven
In de oude symboliek werd altijd verondersteld
dat de zon (hoewel de geestelijke en niet de zichtbare zon werd bedoeld)
de voornaamste Verlossers en Avatars uitzond. Vandaar de verbindende schakel
tussen de Boeddha's, de Avatars en zoveel andere incarnaties van de hoogste
zeven. – De Geheime Leer, 1:708
Toen H.P.B. over de 'incarnaties van de hoogste
zeven' sprak, bedoelde ze niet de belichaming van een van de zeven, welke
dan ook, maar incarnaties of belichamingen van stralen daaruit, en dat
dit de achtergrond is van de boeddhistische leer van de ware, de echte
levende boeddha's van Tibet die belichamingen zijn van Avalokitesvara
of van Amitabha, die twee van de hoogste van de zeven zijn. Het betekent
niet dat deze kosmische geesten, godheden, goden, volledig afdalen in
een mens, maar alleen dat een straal met een bepaalde svabhava of kenmerkende
individualiteit een van deze levende boeddha's of avatara's overschaduwt,
of liever oververlicht en zich tenslotte daarin belichaamt; en dat is
precies de manier waarop een ware avatara ontstaat.
De 'hoogste van de zeven' heeft betrekking op de hoogste
hiërarchie van ons eigen zonnestelsel, of liever, om heel technisch te
zijn, ons eigen universele zonnestelsel – een heel technische uitdrukking.
Het betekent niet alle zonnestelsels in het melkwegheelal. Het heeft een
heel andere betekenis, maar dat is een ander verhaal waarop ik hier niet
kan ingaan.
Om deze hoogste zeven op een andere manier te beschrijven
zouden we kunnen zeggen dat zij de zeven voornaamste logoi van onze zon
zijn; ofwel de zeven voornaamste planetaire rectoren of bestuurders van
de zeven heilige planeten, die inderdaad zonnelogoi zijn of emanaties
van onze zon, en elk van deze planetaire ketens of planeten is de woning,
het huis of brandpunt – allemaal woorden die bijna hetzelfde betekenen
– van één van hen. Uit de ene of de andere van deze zeven voornaamste
godheden in ons zonnestelsel is de lange reeks avatara's voortgekomen
en, in een ander opzicht, alle boeddha's; zo is ook ieder mens die geestelijk
bijzonder groot is, – let op dat woord 'geestelijk' – en die door de mensheid
is voortgebracht, in meerdere of mindere mate een belichaming of een incarnatie,
een echte incarnatie, van een straal van een van deze zeven voornaamste
zonnelogoi. Jezus was er een en daarom zei hij: Ik en mijn Vader [dat
is de bron, de logos of de logos vanuit de zon zelf] zijn één.
De namen van deze logoi vindt u in de hindoegeschriften.
Mochten louter namen u helpen, dan is sushumža er een en samnatta een
ander.
Het is duidelijk dat wat de zon, de zeven stralen, betreft,
achter al deze inwijdingen en achter grootsheid, wanneer die zich in de
mens voordoet, de geestelijke zonne-energie staat. Vandaar het oude occulte
gezegde dat ik vaak heb aangehaald, dat een van de titels van een adept,
wanneer hij pas is ingewijd, was en is: 'bekleed met de zon'. U ziet nu
wat het betekent. De ziel van de zon, de zonnekracht, straalt tijdelijk
door hem heen en bekleedt hem met zonnepracht zodat het lichaam inderdaad
straalt. Het is vervuld van glorie. Op die manier wordt de mens verheerlijkt:
'Eli, 'eli, lamah shabahhtani: O God van mij, hoe verheerlijkt gij mij.
Een oud astronomisch geschrift van de hindoes, dat vaak
door ons wordt geciteerd, is de Surya-Siddhanta; in het begin van
dit merkwaardig diepzinnige en interessante boek staat dat het door de
zon aan de grote Atlantische astronoom Asuramaya werd gedicteerd. U ziet
nu wat dat betekent: niet dat de zon uit de hemel in een kamer neerdaalde
en kennelijk met een menselijk brein dicteerde, maar dat de zonneglorie
in deze adept het brein van de man bestuurde of verlichtte zodat dit schitterende
astronomische werk een van de voortbrengselen werd van het genie van Asuramaya.
U zult zich herinneren dat H.P.B. in De Geheime Leer vaak naar
Asuramaya verwijst als een Atlantiër en dat was hij ook; maar ook van
het Indo-Europese ras, want hij leefde juist toen het Atlantische ras
zijn kaliyuga beëindigde en het Indo-Europese zijn krita begon, in het
allereerste begin daarvan; en dit bepaalt de ouderdom van de Surya-Siddhanta
op het volgende aantal jaren: 1.200.000 plus 864.000 plus – omdat we nu
in het begin van kaliyuga zijn – 5000. De Surya-Siddhanta is dus
2.069.000 jaar oud. Maar waar het mij voornamelijk om gaat is dit: de
Surya-Siddhanta zegt zelf dat Asuramaya de zon vereerde – wat wil
zeggen dat hij zijn innerlijke natuur geestelijk en intellectueel verhief
naar de solaire straal waarvan hij een incarnatie was – waarna hem door
de zon, door de zonnegodheid in hem, enkele astronomische geheimen van
ons zonne-heelal werden bekendgemaakt. Dit resulteerde in de Surya-Siddhanta.
Aspecten van de Occulte Filosofie, blz. 242-3 ©
1999 Theosophical
University Press Agency |