Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Tetragrammaton

[‘Tetragrammaton’, The Theosophist, november 1887, blz. 104-16; CW 8:140-59]

Ik zou iedereen in het algemeen aanraden dat ze het echte en werkelijke doel van kennis voor ogen houden; dat ze niet ernaar streven voor hun plezier, of om te bekvechten, of om anderen te kunnen minachten, of voor hun eigen voordeel, voor roem, of voor eer en promotie, of dat soort onedele of minderwaardige doelen; maar om haar verdienste en haar verheffing van het leven, zodat ze op het gebied van menslievendheid hetzelfde tot stand zullen brengen. – Bacon

In dit artikel zal ik geen water naar de zee dragen. Dit betekent dat ik niet van plan ben om geleerde brahmanen de geheimen van hun religieuze filosofie te onderwijzen, maar als onderwerp een paar denkbeelden uit de universele kabbala heb gekozen. Eerstgenoemden zijn een lastige tegenstander als men met hen een polemiek wil aangaan. Tenzij men in plaats van een hoofd een encyclopedie heeft vol met citaten, cijfers, getallen en verzen verspreid over miljoenen bladzijden, zal zo’n polemiek meer kwaad dan goed doen. Elk van de twistende partijen zal daarna hetzelfde aantal aanhangers van haar opvattingen hebben als tevoren, want geen van beide zal ook maar één lid van de tegenpartij kunnen overtuigen.

Ik herhaal de woorden van Sir T. Browne ‘ik benijd niemand die méér weet dan ik, maar ben begaan met mensen die minder weten’, en zal me nu bezighouden met zaken waarmee ik goed vertrouwd ben en ter ondersteuning waarvan ik goede bronnen kan citeren.

Na een studie van de kabbala van eerder 40 dan 30 jaar heb ik misschien het recht de Zohar te beschouwen als een legitieme bron om me op te baseren. Ik zal hier echter geen volledige behandeling van het onderwerp geven, maar eenvoudig een paar feiten vermelden. Vier namen en leringen van de kabbala worden naar voren gebracht om onze zevenvoudige leer te betwisten:

1. Er wordt ons verteld1 dat het tetragrammaton ‘een uiteindelijke vereniging met de logos . . . in de weg staat’. Omdat zijn mystieke ‘samenstelling, zoals weergegeven door het heilige tetragram, geen zevenvoudige basis heeft’. [1. Zie T. Subba Row, ‘The constitution of the microcosm’, The Theosophist, augustus 1887, blz. 700, 705.]

2. Dat ‘het een van de oudste aanwijzingen van de oude wijsheid-religie is dat de macrokosmos1 moet worden geïnterpreteerd volgens het plan dat door malkhuth wordt onthuld’. [1. Precies. Malkhuth is de 10de sefira, maar als de ‘bruid van het microprosopus’ of het tetragrammaton, dat zesledig is, is malkhuth, of het stoffelijke ledemaat, de zevende. Ze is de vierde letter van JHVH, of he, maar de logos, of zoon, is alleen de letter V (vau), zoals zal worden aangetoond.]

3. Dat (a) ‘shekinah een androgyne macht is’; en (b) dat ze ‘moet worden aanvaard als een gids voor de interpretatie van de samenstelling van de microkosmos’.

4. Dat ‘zijn [shekinahs] mannelijke vorm de figuur van de mens is die wordt gezien op de mysterieuze troon in het visioen van Ezechiël’.

Ik ben bang dat geen van de bovenstaande verklaringen juist is. Ik ben gedwongen om te zeggen dat ze allemaal volkomen onjuist zijn. Mijn bronnen om dat te zeggen zijn de drie belangrijkste boeken van de ZoharHet boek van het verborgen mysterie en de twee Heilige bijeenkomsten (de grote en de kleine) – en ook de Kabbala denudata van Knorr von Rosenroth,1 de Sefer Jetsirah, met zijn commentaren en de Asch Metsaref, met daarin een sleutel tot de kabbalistische symboliek, en dit alles aangevuld met verschillende codices.

1. Nu vertaald door S. Liddell MacGregor Mathers, fts. Zie zijn The Kabbalah Unveiled, Londen, George Redway, 1887.

Een axioma dat sinds de grijze oudheid wordt herhaald, leert ons dat het besef en de erkenning van onze onwetendheid de eerste stap naar kennis is. Ik moet deze stap hebben gezet, want ik besef volledig hoe erg onwetend ik over veel dingen ben, en ik erken hoe weinig ik weet. Niettemin, wat ik weet, dat weet ik wél.

En als ik wijzer was, zou ik misschien blij zijn dat ik zo weinig weet; want ook al

is onwetendheid de vloek van God,

zoals Shakespeare zegt,1 te veel

Kennis is, wanneer wijsheid te zwak is om haar te leiden,
Als een eigenzinnig paard dat de berijder afwerpt.

1. Henry VI, 2de deel, 4de bedrijf, 7de toneel.

In dit specifieke geval ben ik echter niet bang om uit mijn stijgbeugels te worden geworpen. Ik kan zelfs zeggen dat dit volkomen onmogelijk is met de Zohar vóór mij, met daarin alleen al over de werkelijke betekenis van het tetragrammaton (slechts) 170 passages met referenties en enkele honderden commentaren en aantekeningen. Intussen is het, omdat ‘niemand alles weet’ – zich vergissen is menselijk – en omdat niemand van ons, voor zover ik weet, de luisterrijke positie van een alwetende boeddha of een Sankaracharya heeft bereikt, alleen maar goed dat we aantekeningen vergelijken en datgene onthullen wat mag worden onthuld. Daarom zal ik proberen de ware aard van het ‘tetragrammaton’ te laten zien en te bewijzen dat zijn vier letters slechts een symbool zijn, een masker om metafysisch zijn verbinding en verband met de hogere en de lagere werelden te verbergen. Ik zal niets van mijn eigen speculaties of kennis naar voren brengen, die mijn persoonlijk eigendom zijn, de vruchten van mijn studie, en waarmee het publiek dus niets te maken heeft. Ik zal alleen laten zien wat het tetragrammaton volgens de Zohar is, en zoals deze door een Hebreeuwse ingewijde rabbi, in Palestina, aan de schrijfster persoonlijk is uitgelegd, en aan elke gevorderde kabbalist heel duidelijk is gemaakt.

1. Het tetragrammaton wordt in de kabbala met verschillende namen aangeduid. Het is JHVH, het microprosopus, in tegenstelling tot AHJH, het macroprosopus. Het is het KLEINE GEZICHT, een weerspiegeling (bezoedeld door de stof of malkhuth, zijn bruid, moeder aarde) van het ‘grote’, of beter gezegd ‘grenzeloze’ gezicht; daarom is het de antithese van het macroprosopus. Maar wie of wat is het macroprosopus zelf?

2. Het is niet ‘ain sof’ het niet-bestaande, of niet-zijn, evenmin als het tetragrammaton; want zowel AHJH en JHVH zijn symbolen van bestaan, en symbolen van aards-androgyn – zowel mannelijk als vrouwelijk – leven. Beide zijn dus vermengd met malkhuth, H-eva, ‘de moeder van al wat leeft’, en kunnen in onze spirituele inzichten niet worden verward met EHJEH – het ene ABSOLUTE esse, of ‘zijn-heid’, zoals sommigen het noemen, hoewel de rabbi’s hard hebben geprobeerd om hun exoterische god die rol te laten spelen. Ze zijn weerspiegelingen van de ain sof, het Hebreeuwse parabrahman; want ain sof is negatief, en zij zijn feitelijk positief leven – en daarom maya of illusie.

Dit wordt duidelijk aangetoond door hun dubbele aanwezigheid in het kruis, het oudste fallische symbool:

zoals in The Kabbalah Unveiled, inleiding, blz. 31, wordt aangegeven.1

1. In feite zo oud en fallisch dat, als het ansatakruis van Egypte buiten beschouwing wordt gelaten, de terracotta schijven (fusaiole) die door Schliemann in grote aantallen onder de ruïnes van het oude Troje werden gevonden, bijna allemaal deze twee vormen hebben: en , de Indiase swastika en het kruis, waarbij laatstgenoemde de swastika of ‘Thors hamer’ is minus de vier extra hoeken. Het is niet nodig om uit te leggen dat de oriëntalisten, die niet in staat zijn zich boven het stoffelijke gebied te verheffen, toch gelijk hebben, en dat ze een van de geheime sleutels (maar alleen van exoterische religies) hebben ontdekt als ze beweren dat de oorsprong van het kruis de pramantha en arani is, de stok en het geperforeerde houtblok van de oude brahmanen om vuur aan te maken. De oorsprong van de naam Prometheus, die het heilige vuur van schepping of voortplanting steelt om het aan de mens te schenken, is onmiskenbaar pramantha. De god Agni was hemels vuur, maar alleen zolang hij in zijn kistje verborgen werd gehouden. Nauwelijks had Matarisvan, het etherische wezen uit de Rig-Veda, hem daaruit gejaagd om de bhrigu’s te verteren, of hij werd aards vuur, dat van de voortplanting, en dus fallisch. Het woord matha of pramantha heeft, zo wordt ons verteld, als voorvoegsel pra, waardoor het idee van het roven of met geweld stelen wordt toegevoegd aan de betekenis van de wortel matha van het werkwoord mathami, of manthnami, ‘door wrijving voortbrengen’. Daarom steelt Prometheus het hemelse vuur om het op aarde (in één opzicht) te verlagen. Hij ontsteekt niet alleen de vonk van het leven in de mens van stof, maar leert hem de geheimen van schepping, die van kriyasakti vervalt tot de egoïstische daad van voortplanting (zie de tekst hierboven).

3. Er zijn twee ‘tetragrammatons’ in de kabbala, of beter gezegd, het is tweeledig, en eigenlijk zelfs drievoudig, viervoudig en een zevenvoud. Het wordt alleen tegen het einde negen en dertien wanneer ‘dertien’ of het ÉÉN-ZIJN het zevenvoud vernietigt, gesymboliseerd door de ‘zeven lagere’ en dat zijn ‘de zeven koningen van Edom’ (wanneer het volkeren betreft), en de zeven ‘lagere sefiroth’ wanneer naar de beginselen van de mens wordt verwezen. Het eerste tetragrammaton is het altijd verborgen ene, de VADER – zelf een emanatie van het eeuwige licht, en dus niet ain sof. Het is niet de vierletterige tetraktis, maar alleen het vierkant, zogezegd, op een plat oppervlak. Het is de ideale meetkundige figuur gevormd door vier denkbeeldige lijnen, het abstracte symbool van een abstract denkbeeld, of vier ‘wiskundige’ lijnen die een ‘wiskundige’ ruimte omsluiten, wat ‘overeenkomt met niets dat niets omsluit’, zoals dr. Henry Pratt zegt als hij in zijn New Aspects of Life and Religion over de driehoek spreekt. Een geest gesluierd door vier ademtochten. Tot zover over ‘Vader’ macroprosopus-TETRAGRAMMATON. Terwijl

4. Microprosopus-tetragrammaton – de ‘zoon’ of logos – is de driehoek in een vierkant; de zevenvoudige kubus; of, zoals J.R. Skinner aantoont, de zeszijdige kubus die opengevouwen het zevendelige kruis wordt, wanneer de androgyn zich scheidt in tegenovergestelde seksen.1

1. Vier in lengte of langs de verticale lijn, en drie horizontaal. Zie ‘Het indelen van beginselen’, H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, 2:563.

In de woorden van een commentaar op de geheime leer:

‘De cirkel emaneert een licht dat wij zien als vierhoekig; dit ontvouwt zich en wordt zeven.’ Hier is de ‘cirkel’ de eerste sefira, de ‘kether’ of kroon, de risha havurah, of het ‘witte hoofd’, en de ‘bovenste schedel’. Deze is niet grenzeloos, maar tijdelijk in deze wereld van verschijnselen. Ze emaneert de twee onderste sefiroth (chokhmah en binah, die ‘vader-moeder’ zijn) en vormt zo de driehoek, de eerste of bovenste triade van de sefiroth-boom. Dit is de ene of de monade van Pythagoras. Maar, ze is geëmaneerd uit de zeven elohim, mannelijk en vrouwelijk, die de ‘hogere vader-moeder’ worden genoemd. Dit zijn zelf de weerspiegelingen van de vrouwelijke Heilige Geest, waarvan in de Sefer Jetsirah wordt gezegd: ‘Zij is één, de geest van de elohim van het leven.’1 Wat staan deze getallen2 van de joodse kabbala nog ver af van AIN SOF, het AL, want ze zijn in feite slechts geheime getallen en symbolen. Het microprosopus komt als vierde.

1. Zie MacGregor Mathers, The Kabbalah Unveiled, inleiding, blz. 21-2.
2. Sefira betekent een getal; het is één, en dus een enkelvoud; en sefiroth is als woord een meervoud; beide hebben hun namen doorgegeven aan onze ‘cijfers’ en zijn slechts de getallen van de scheppende hiërarchieën van de dhyani-chohans. Als de elohim zeggen: ‘Laten we de mens maken’, dan moeten ze vanaf de eerste tot de laatste zevende werken, en elk begiftigt de mens met zijn eigen karakteristiek of beginsel.

Bekijk plaat 4 van Kabbala denudata in de Engelse vertaling van Mathers. Werp een blik op de ‘symbolische goddelijke vormen’, geplaatst in hun betrekkingen tot de vier kabbalistische werelden, en men zal snel inzien dat het ‘tetragrammaton’ of microprosopus, het ‘kleine gezicht’, als vierde komt. Om dit te verduidelijken kopieer ik een klein gedeelte van de tabel (zie hieronder).

Daaruit volgt dat het macroprosopus – of kether, de kroon van de getallen, want ze is het witte hoofd, of 0, het cijfer1 – hoewel het nog verwijderd is van ain sof, en alleen de universele weerspiegeling daarvan of licht is, niet het tetragram is. Het is eenvoudig RUIMTE, het grenzeloze en het ondoorgrondelijke, het hemelse gebied waarin de archetypische ideeën of vormen van alles verborgen liggen; waaruit de WORTEL van de kosmos groeit, de universele levensboom in de scheppende wereld. De stam van deze ‘boom’ zijn de ‘vader en moeder, de 2de en 3de sefira, of chokhmah en binah’, respectievelijk, Jehovah en ‘Jehovah elohim’.2

1. De Hebreeën hadden geen woord voor nul, vandaar de symboliek van een hoofd of een ronde cirkel.
2. De lezer moet in gedachten houden dat de naam Jehovah altijd mannelijk en vrouwelijk, of androgyn, is, en een samenstelling is van twee woorden: Jah en Hovah of ‘Jah eve’. Jah alleen is mannelijk en actief; dus, terwijl de 2de sefira, chokhmah, ‘wijsheid’, mannelijk is, en staat voor ab, ‘vader’, is binah, ‘verstand’, vrouwelijk en passief, en staat voor am, ‘moeder’, de grote diepte waarvan de naam ‘Jehovah’ is. Maar de mannelijke naam wordt door maar één letter gesymboliseerd, de jod, waarvan de betekenis geheel fallisch is.

5. ‘De vader-moeder’ behoren tot de scheppende wereld, want zij zijn het die scheppen; d.w.z. zij zijn het androgyne materiaal, de essentie waaruit de ‘zoon’ (het heelal) wordt gevormd. Deze zoon is microprosopus, of TETRAGRAMMATON. Waarom is hij het vierletterige symbool? Vanwaar de heiligheid van deze tetraktis? Is het de onuitsprekelijke naam, of is het op een of andere manier verbonden met die onuitsprekelijke naam? Ik aarzel niet om ontkennend te antwoorden. Het is eenvoudig een sluier, een symbool om de zevenvoudige samenstelling van de mens en zijn oorsprong beter te versluieren, en ook de verschillende mysteries die daarmee samenhangen. Zijn naam, het tetragram, is samengesteld uit vier letters, maar wat is hun geheime, esoterische betekenis? Een kabbalist zal niet aarzelen om te antwoorden: ‘Lees het numeriek en bereken de cijfers en getallen, en u zult het weten.’

‘Tetragrammaton’ is vader-moeder en de ‘zoon’ in één. Het is Jehovah, wiens naam wordt geschreven als JHVH, en waarvan de letters, volgens de methode die tijdens de vierde inwijding wordt onthuld,1 op twee manieren symbolisch kunnen worden geïnterpreteerd. Het bestaat uit twee mannelijke letters (JV) en twee vrouwelijke letters (twee H’s, of he’s); of de ‘hogere’ en de ‘lagere’ H. De eerste is de ‘hemelse moeder’ of ‘de vrouwelijke Jehovah, als binah’; de andere is de ‘lagere H’, of de 10de sefira, malkhuth, de basis van de stof. Het is onmogelijk om over de eerste interpretatie, wanneer het wordt geschreven als AHJH, in druk meer te onthullen dan te zeggen dat het exoterisch verband houdt met de ‘ik ben die ik ben’ en met ehjeh ‘absolute ZIJN-HEID of SAT’.

1. De overlevering zegt dat de laatste ingewijden in de zeven geheimen van het microprosopus en de hoogste teth (nummer 9 en de letter t), het mysterie van de twee aima (de twee moeders, of de eerste en de tweede H van het woord JHVH), de drie rabbi’s Shimon, Abba en Eleazar waren, die in de mysteriën van Sod stonden voor kether, chokhmah en binah (Zie Zohar, de Kleine heilige bijeenkomst). Na hun dood ging de kennis van de vijf hogere inwijdingen verloren.

Het kan op 12 verschillende manieren worden gelezen, waarbij elke zin wordt gesymboliseerd in een teken van de dierenriem. Die omzettingen worden allemaal gemaakt om te verwijzen naar het mysterie van het zijn of het bestaan – als een abstract begrip.

Maar JHVH, het tetragrammaton van de vormende wereld, en de echtgenoot van de ‘bruid’, wier rijk assiah of stof is, is gemakkelijk te verklaren, maar moeilijk in woorden uit te drukken, niet op grond van zijn heiligheid, maar eerder van zijn obsceniteit. Voor de symbolische betekenis van de vier letters J, H, V, H, verwijs ik de lezer naar J.R. Skinners Source of Measures, blz. 10, waar die symboliek wordt verklaard. Hindoes zien deze dagelijks in hun linga’s en yoni’s. Het is Jehovah-Sabaoth, de zevenvoudige elohim verborgen in het heilige der heiligen, de argha, of Noachs ark. Daarom is hij de zevende sefira van het ‘hogere’ zevental, zoals malkhuth de zevende van de ‘lagere’ sefiroth is.1 Microprosopus is de derde letter V (vau), en wordt alleen tetragram genoemd omdat het één van de vier letters is die alle negen sefiroth omvatten – maar niet sefira. Het is het geheime zevental dat tot nu toe occult is geweest, en nu volledig wordt onthuld. In de tabellen die de verbanden geven tussen de sefiroth en de tien goddelijke namen, de tien aartsengelen, hun tien hiërarchieën, de planeten, enz., demonen en de tien aartsduivels, wordt netsach, de 7de sefira, wiens naam exoterisch ‘volharding en overwinning’ is, en esoterisch nog iets anders, met haar goddelijke naam Jehovah-Sabaoth aangeduid en komt overeen met Haniel (menselijk fysiek leven), de androgyne elohim, met Venus-Lucifer en Baäl, en ten slotte met de letter vau of het microprosopus, de logos. Deze behoren allemaal tot de vormende wereld.

1. Zie plaat 3 in The Kabbalah Unveiled, blz. 28-9.

Ze zijn allemaal zevenvouden, en staan in verband met plastische vorming en de STOF – hun ‘bruid’. Laatstgenoemde is de ‘lagere moeder’ aima, ‘de vrouw met kind’ van het 12de hoofdstuk van de Openbaring, die door de grote draak (van wijsheid) wordt achtervolgd. Wie is deze draak? Is hij Satan de duivel, zoals we volgens de kerk zouden moeten geloven? Zeker niet. Hij is de draak van esoterische wijsheid, die afkerig stond tegenover het kind dat uit de ‘vrouw’ (het heelal) werd geboren, want dit kind is de mensheid ervan, en dus onwetendheid en illusie. Maar Michaël en zijn engelen, of Jehovah-Sabaoth (de ‘menigte’), die weigerden om te scheppen, evenals de zeven begeerteloze, uit het denkvermogen geboren zonen van Brahma, omdat ze ernaar streven als mensen te incarneren om hoger te worden dan de goden, strijden tegen de draak, overwinnen hem, en het kind van de stof wordt geboren. De ‘draak’ van esoterische wijsheid trekt zich inderdaad terug in de duisternis!1

1. De sleutel die dit mysterie opheldert is de zevende sleutel, en heeft betrekking op de zevende bazuin van de zevende engel, waarna Johannes de vrouw en de ‘oorlog in de hemel’ ziet (Zie Openbaring 11:15 en 12:7, en probeer het te begrijpen). Deze allegorie, de ‘oorlog in de hemel’, heeft zes andere betekenissen; maar deze betreft het meest stoffelijke gebied en verklaart het zevenvoudige beginsel. De ‘vrouw’ is gekroond met 12 sterren en is bekleed met de zon en de maan (tweemaal zeven), want ze is het heelal; De draak heeft zeven koppen, zeven kronen en tien horens – een andere occulte symboliek, en hij is een van de zeven logoi. Wie over het vreemde gedrag van Narada heeft nagedacht kan de analogie misschien begrijpen. Hij is in feite een prajapati en een grote vedische rishi, en toch iemand die steeds de fysieke voortplanting van de mens tegenwerkt. Tweemaal haalt hij de duizenden zonen van Daksha over om celibatair en yogi te blijven, en daarvoor wordt hij tot incarnatie vervloekt, en moet geboren worden in een baarmoeder; en wie iets over getallen en cyclussen weet, zal de betekenis van deze allegorie nu beter begrijpen.

Persoonlijk geef ik de voorkeur aan een vereniging met het macroprosopus – in ieder geval in deze cyclus van incarnatie – hoewel ik geen enkel bezwaar heb tegen een mysticus die zich wil verenigen met de logos die ‘tetragrammaton’ of microprosopus wordt genoemd. Zo hoop ik, met de hulp van het ‘VOLMAAKTE GETAL’, dat het hemelse licht niet alleen mijn ‘lagere zeven’ (het microprosopus) tot as reduceert, maar zelfs elke glimp van de dertien in de eenheid, die ‘oorlog voeren met de zeven’,!1 en ook met het macroprosopische vierkant. Omdat de letter jod in het pad van de negende sefira een uitgesproken fallische betekenis heeft, wijs ik vereniging met het lagere zevental en de zevenletterige Jehovah af, en geef er de voorkeur aan mijn vertrouwen uitsluitend te stellen in ‘ain sof’. Waarom zou men anders de schoot van de orthodoxe kerk verlaten? Men kan zich net zo goed meteen bij het ‘Leger des Heils’ aansluiten, en dan de hele dag ‘bloed, bloed’ zingen.

1. Boek van het verborgen mysterie, 5:27.

De ‘logos’ die wij erkennen is niet het tetragrammaton, maar de KROON, kether, die niets te maken heeft met het stoffelijke gebied, noch met het macro-, of microprosopus, maar die alleen verband houdt met de vóór-archetypische wereld. Zoals gezegd:

Volgens de gematria is AHJH gelijk aan JHV zonder de H . . . het symbool van malkhuth [de ‘bruid’]. Nauw verbonden met het onderwerp van de letters van het tetragrammaton is dat van de vier kerubim [cherubijnen] . . . Daarom vertegenwoordigen de kerubim de krachten van de letters van het tetragrammaton op het stoffelijke gebied. . . . De kerubim zijn de levende vormen van de letters, in de dierenriem gesymboliseerd door de Stier, Leeuw, Waterman en Schorpioen.1

1. MacGregor Mathers, The Kabbalah Unveiled, inleiding, blz. 31, 32, 34.

De betekenis van de symboliek van deze vier dieren ‘op het stoffelijke gebied’ is eveneens bekend.

Stier – of deze nu Siva’s stier of de Egyptische stier Apis wordt genoemd, of de zoroastrische ‘stier’ die door Ahriman werd gedood – is altijd een symbool van de levenskiem van zowel de voortbrengende als de vernietigende kracht, terwijl Schorpioen het symbool van de zonde is (in seksuele zin), van het kwaad en de spirituele dood, en Schorpioen is de vierde letter van het tetragrammaton – of malkhuth.

‘Het mysterie van de aardse en sterfelijke mens komt overeen met het mysterie van de hemelse en onsterfelijke Ene’ . . . Het tetragrammaton wordt in de vorm van het lichaam gevonden. Het hoofd is J [de letter jod], de armen en schouders zijn als de [hemelse] H, het lichaam is V, en de benen worden vertegenwoordigd door de laatste H [he].1

1. Op.cit., blz. 34.

Op de ‘schaal van het getal zeven’, wordt de naam van God vertegenwoordigd door zeven letters. De schaal is zevenvoudig; op welke manier men ook kijkt vanaf de eerste oorspronkelijke of archetypische wereld tot aan de zevende of tijdelijke wereld.

De ‘levensboom’ heeft zeven takken en zeven vruchten. In het Boek van het verborgen mysterie wordt BRASHITH, het eerste woord in Genesis, gelezen als ‘Bera shith, ‘Hij schiep de zes.’ Alle dingen die hier beneden zijn, hangen daarvan af’,1 alle dingen zijn samengevat door malkhuth, de zevende, oftewel het microprosopus.

1. Op.cit., blz. 46-7 (Boek van het verborgen mysterie, 1:16).

Microprosopus wordt gevormd uit de zes sefiroth, drie mannelijke en drie vrouwelijke. De ledematen van het tetragrammaton worden de zes leden van het microprosopus genoemd, en 6 is de numerieke waarde van V (vau), zijn letter. Als zij (de ledematen) de aarde raken, worden ze zeven.1

1. Vgl. The Kabbalah Unveiled, inleiding, blz. 32; en vers 9 van comm. 22 in het Boek van de getallen.

Het hele Boek van het verborgen mysterie staat vol met zulke zinnen. Het microprosopus is zesvoudig, want het wordt gevormd uit zes sefiroth die met malkhuth de lagere zeven worden genoemd. Deze leden worden geëmaneerd uit de eerste zes (scheppende) woorden die worden uitgesproken. Zijn zevende beginsel wordt vertegenwoordigd door de tiende sefira, die in het exoterische stelsel Eva is, of de lagere moeder. Daarom wordt de zevende week het millennium, de sabbat, genoemd en ook het zevende koninkrijk.1

1. Vgl. MacGregor Mathers, The Kabbalah Unveiled, blz. 49 (Boek van het verborgen mysterie, 1:22).

De kabbalisten hebben altijd onderscheid gemaakt, niet alleen tussen AIN SOF, het getalloze en het ondenkbare, maar zelfs tussen het microprosopus en het lagere tetragrammaton, de ‘zoon’, en dus de logos. Want in de Grote heilige bijeenkomst staat:

En hierover wilden de Israëlieten weten, zoals in Exodus (17:7) geschreven staat: ‘Is het tetragrammaton in ons midden, of het niet-bestaande?’ (Waarbij ze onderscheid maakten) tussen het microprosopus, dat het tetragrammaton wordt genoemd, en het macroprosopus, dat AIN, het niet-bestaande, wordt genoemd.1

1. Op.cit., blz. 121 (Grote heilige bijeenkomst, 7:83).

Maar de ‘jod van de Oude is verborgen’.1

1. Op.cit., inleiding, blz. 35.

We hebben vernomen dat er tien (rabbi’s) [metgezellen, de sefiroth] in de SOD [bijeenkomst over mysteries van de schepping] waren samengekomen en dat er zeven weer uit tevoorschijn kwamen.

En toen rabbi Shimon de geheimen onthulde, bleek er niemand aanwezig te zijn, behalve die (metgezellen).

En rabbi Shimon noemde ze de zeven ogen van het tetragrammaton, net zoals er in Zacharia (3:9) geschreven staat: ‘Dit zijn de zeven ogen van het tetragrammaton’.1

1. Op.cit., blz. 254 (Grote heilige bijeenkomst, 45:1152, 1158, 1159).

In de Bijbel wordt het laatste woord vertaald met ‘De Heer’, waaruit duidelijk blijkt dat de christenen voor hun ‘Here God’ een vierde sefiroth-emanatie en de mannelijke letter ‘vau’ hebben aangenomen.

Is dit de ‘logos’ waarmee elke ingewijde zich moet proberen te verenigen, als ‘het uiteindelijke resultaat van zijn inspanningen’?1 Dan kan hij net zo goed zo lang mogelijk in zijn zevenvoudige sterfelijke lichaam blijven.

1. T. Subba Row, ‘The constitution of the microcosm’, The Theosophist, augustus 1887, blz. 700.

Wat de andere ‘obstakels’ betreft, die worden even onjuist vermeld. De ‘figuur van de mens op de troon’ in Ezechiël komt in de esoterie overeen met het archetypische gebied, de wereld van atsiluth, niet met de shekinah in malkhuth en assiah, op het stoffelijke gebied; voor iedereen die het visioen kabbalistisch analyseert, is dit duidelijk. Want ten eerste bevat de symboliek van het visioen vier duidelijke onderdelen, namelijk de vorm van de mens, de troon waarop hij zit, het firmament boven de hoofden van de levende wezens, en de ‘levende wezens’ zelf met hun ofanim of wielen. Deze komen weer duidelijk overeen met de vier kabbalistische werelden of gebieden zelf, namelijk: atsiluth, de archetypische – de schaduwachtige figuur van de mens; briah, de scheppende – de troon; jetsirah, de vormende – het firmament; assiah, het stoffelijke – de levende wezens. Deze komen weer als volgt overeen met de vier letters van het tetragram: het hoogste punt van de jod in JHVH met de ‘figuur van de mens’, de H (he) met de troon, de V (vau) met het firmament, en de laatste H met de wezens.1

1. Zie plaat 9 van The Kabbalah Unveiled.

De ‘figuur van de mens’ is niet ‘de mannelijke vorm van shekinah’. Shekinah is niet ‘een androgyne macht’.1 Shekinah is geslachtloos, of eventueel vrouwelijk. Ze is oorspronkelijk licht afkomstig van de altijd verborgen ain sof. In de archetypische wereld is ze sefira, in de stoffelijke en de vormende wereld wordt ze shekinah, het latente leven en licht van deze lagere wereld van de stof – de ‘sluier van ain sof’ en de ‘goddelijke tegenwoordigheid’ op het pad van malkhuth uit de stoffelijke naar de hogere werelden. Ze is de buddhi van het fysieke lichaam, de ziel of vonk die brandt in het vat; en, nadat het vat is gebroken, gaat ze op in de zevende (volgens de theosofische manier van rekenen) en, kabbalistisch, in de eerste of het macroprosopus, omdat ze de eerste straal is vanuit het verborgene.2

1. Zie de tekening uit het Babylonische scheppingsverhaal (George Smith, The Chaldean Account of Genesis, 1876, blz. 91) van de heilige boom, met een figuur aan beide kanten en een slang op de achtergrond. Deze tekening is ontleend aan een vroeg-Babylonische cilinder, en geeft de genoemde boom met zijn zeven takken weer.
2. Shekinah is evenmin een sefira, want ze gaat uit van, en is latent in, de tiende, malkhuth, en wordt met laatstgenoemde vernietigd (Boek van het verborgen mysterie, 1:22). De fout is waarschijnlijk ontstaan omdat de goddelijke naam van shekinah adonai is, en de hemelse kerubim. Maar geen enkele kabbalist zal de sleutel hiertoe op papier zetten.

Het plan dat door malkhuth wordt onthuld, wordt in het Boek van het verborgen mysterie, de Sifra di-Tseniutha, als volgt omschreven:

De boom die milder wordt (d.w.z. het pad van het koninkrijk of shekinah, dat de boom van kennis van goed en kwaad is, die zelf op basis van beoordelingen bestaat, maar door de barmhartige daden van de bruidegom milder wordt gemaakt) zetelt binnenin (binnen de omhulsels, want het koninkrijk heerst over alle dingen, en zijn voeten dalen af tot in de dood). Op zijn takken (in de lagere werelden) wonen de vogels en bouwen daar hun nesten (de zielen en de engelen hebben daar hun plaats). De dieren die macht hebben zoeken daaronder de schaduw (d.w.z. de omhulsels [klipoth], ‘want alle dieren van het bos leven daarin’ – Psalm 104:20).

Dit is de boom die twee paden heeft . . . naar hetzelfde doel (namelijk, goed en kwaad, want het is de boom van kennis van goed en kwaad). En hij is omringd door zeven zuilen (d.w.z. de zeven paleizen), en de vier heerlijkheden (d.w.z. de vier dieren) draaien eromheen (in vier wielen) aan hun vier kanten (volgens de viervoudige beschrijving van de wagen van Yechesqiel [Ezechiël]).1

1. MacGregor Mathers, The Kabbalah Unveiled, blz. 103-4 (Boek van het verborgen mysterie, 5:31-2).

Deze boom heeft zeven takken,1 en elk daarvan heeft vier bladeren en drie vruchten. Bovendien is er een duidelijke overeenkomst tussen het bovenstaande vers in de Sifra di-Tseniutha en de hoofdstukken 1 tot en met 4 van de Openbaring. Want de zeven gemeenten ‘van Azië’ zijn identiek met de ‘zeven paleizen’ in assiah, of de stoffelijke zevenvoudige plaats. De zeven sterren in de rechterhand van de ‘figuur’ in het laatste hoofdstuk zijn niet deze zeven gemeenten, maar de zeven sleutels daarvan; en het tweesnijdende (androgyne) woord dat uit zijn mond voortkomt is de jod van JHVH. Deze ‘figuur’ is het zevenvoudige ‘tetragrammaton’, de V (vau).2

1. Ik heb onze broeder S. Liddel MacGregor Mathers geraadpleegd of het idee dat shekinah ‘een androgyne macht’ is, door een kabbalist wordt bevestigd. Hij zei nee ‘ze is geslachtloos en is de goddelijke tegenwoordigheid’. (Zie zijn Kabbalah Unveiled, blz. 55, noot tussen de verzen 32 en 33.)
2. Of vau, waarvan het getal zes is en het symbool een haak of staf; fallisch.

Maar deze figuur is iets totaal anders dan degene die in het visioen van Ezechiël op de troon zit. Want eerstgenoemde (de figuur in hoofdstuk 1 van de Openbaring) bevindt zich op het gebied jetsirah (de wereld van vorming, het gebied van de engelen die niet wilden scheppen), en de figuur van Ezechiël bevindt zich op het gebied atsiluth, en wordt beschreven in het 4de hoofdstuk van de Apocalyps als ‘iemand die op de troon zat’.

Ter ondersteuning van de bovenstaande verklaringen heb ik me tot S.L. MacGregor Mathers gericht (een van de geleerdste kabbalisten in Engeland, hoewel ik het beslist niet met al zijn opvattingen eens ben. Maar op dit punt zijn we het bijna volledig eens). Onze broeder was zo vriendelijk schriftelijk zijn opvatting hierover te geven, en hij deelde de sefiroth-boom als volgt in:

  kether  
binah   chokhmah
geburah   chesed
  tifereth  
hod   netsach
  jesod  
  malkhuth  

Hier verwijst de figuur op de troon in het visioen van Ezechiël naar kether; de troon naar chokhmah en binah, de wereld van briah, waarvan een andere naam korsia is – de troon; het firmament is het microprosopus, dat bestaat uit de zes sefiroth: chesed, geburah, tifereth, netsach, hod en jesod. Jesod is het pad van het betreden van malkhuth of de geschapen stoffelijke wereld; en de shekinah is de tegenwoordigheid in malkhuth, de tegenwoordigheid als van een koningin; want shekinah is vrouwelijk, en niet androgyn. En het zegel van de macrokosmos, de zespuntige ster, de1

salomonster met punt

is het symbool van het microprosopus, het tetragrammaton – de vau van JHVH, die binnen de zeven lichtdragers van malkhuth staat, die niets anders dan de zeven laatste sefiroth zijn, of de zes sefiroth die het microprosopus vormen met malkhuth toegevoegd als de zevende.2

1. Het is het zegel van de macrokosmos, maar het wordt pas dat van de microkosmos wanneer de vijfpuntige ster daarin besloten ligt, want laatstgenoemde is strikt genomen het teken van het macroprosopus. Het is het shatkona-chakra (het wiel van Vishnu) en het pañchakona (pentagram). We zouden eerstgenoemde alleen het zegel van het macroprosopus noemen wanneer het hexagram is omgeven door een cirkel of daarbinnen ligt; en anders niet. Maar dit heeft geen invloed op het onderwerp. De Kabbala denudata van Knorr von Rosenroth bevat een groot aantal fouten, en andere versies – vooral de Latijnse vertalingen, die allemaal gemaakt zijn door christenen die willens en wetens eropuit waren om een profetische en christelijke betekenis uit de Zohar te persen – nog veel meer.
2. De Sifra di-Tseniutha (1:32) zegt over malkhuth: ‘de shekinah (of de tegenwoordigheid als van een koningin), die hier beneden is (d.w.z. een weg van het koninkrijk, namelijk MLKVTh, malkhuth, de tiende en laatste sefira).’

Niets kan duidelijker zijn dan dit – denk ik. Wat ook de transcendentale, metafysische speculaties en interpretaties zijn die door de tetraktis op het gebied van de archetypische wereld kunnen worden verklaard, zodra we afdalen naar de wereld van het astrale en de occulte verschijnselen, kunnen we ons niet op minder dan zeven beginselen baseren. Ik heb de kabbala bij twee geleerde rabbi’s bestudeerd, van wie er één een ingewijde was, en op dit punt bestond er geen verschil tussen de twee leringen (de esoterische oosterse en de westerse).

Het is bekend dat iedereen die over enige vindingrijkheid beschikt, en de drie kabbalistische manieren van interpretatie – vooral de notarikon – heeft bestudeerd, van de ongepunte Hebreeuwse woorden en letters kan maken wat hij wil. Maar voor de uitleg die ik geef is geen notarikon nodig, maar alleen kennis van de zevende esoterische sleutel. Met masoretische punten kan men de astrale Jehovah-Sabaoth, en zelfs Jehovah-elohim omzetten in de ‘Ene levende’ en de hoogste God, de ‘God van de goden’ – terwijl hij slechts één van de vormende en voortbrengende goden is. Een goed voorbeeld van dat soort misleiding wordt gegeven in Mathers’ vertaling van Knorr von Rosenroths Kabbala denudata. Hij geeft ons zes voorbeelden van de verschillende interpretaties van alleen al het eerste woord (B’rashith) in Genesis. Met de regels van de notarikon kan men aan de openingszin ‘B’rashith Bara Elohim eth hashamayim v’eth h’arets’, of ‘In het begin maakte God de hemel en de aarde’, elke betekenis geven die men wil; want het eerste en afzonderlijke woord B’rashith wordt gedwongen om zes dogmatische leringen van de latijnse kerk op te leveren.

Zoals bovengenoemde kabbalist laat zien, slaagde Solomon Meir Ben Moses, die zich in 1665 tot het rooms-katholicisme bekeerde, en de naam Prosper Rugere aannam, erin op strikt notarikonische basis te bewijzen dat het genoemde eerste woord (B’rashith) zes christelijke betekenissen onthulde, de eerste daarvan was ‘De Zoon, de Geest, de Vader, hun drie-eenheid, volmaakte eenheid’; de 3de: ‘U zult aanbidden mijn eerstgeborene, mijn eerste, wiens naam Jezus is’; de 5de, ‘ik zal een maagd uitkiezen die waardig is om Jezus te baren, en u zult haar gezegend noemen’.1 De zesde wordt in de voetnoot gegeven.2 De twee andere zijn herhalingen.

1. The Kabbalah Unveiled, inleiding, blz. 8.
2. In de notarikon ‘wordt elke letter van een woord opgevat als de beginletter of afkorting van een ander woord, zodat uit de letters van een woord een zin kan worden gevormd’ (The Kabbalah Unveiled, inleiding, blz. 8). Uit de letters van dit woord B’rashith, zou ik dus gemakkelijk een zin kunnen vormen die als volgt luidt: ‘Beware! rows are soon hatched in Theosophy [Pas op! ruzies zullen snel ontstaan in de theosofie]; en deze dan kunnen aanbieden als een goddelijke waarschuwing en openbaring, waarbij ik het ‘Boek van God’ als gezaghebbende bron gebruik. Deze interpretatie zou even waar zijn, maar meer relevant dan de 6de variant van Prosper Rugere, want hij maakte van B’rashith ‘Beaugoth Ratsefim Asattar Shegopi Jeshuah Thakelo’, waarvan de vertaling luidt: ‘Ik [God] zal me verbergen in koeken [wafels] (gebakken op) een kolenvuur, want u zult Jezus, mijn lichaam, opeten’ (Op.cit.) – en daardoor wordt nog een jood onmiddellijk tot het rooms-katholicisme bekeerd!

De esoterische teksten van andere volkeren leveren dezelfde opmerkelijke elasticiteit van interpretatie op. Omdat er voor elk symbool en teken zeven sleutels zijn, kan de ene partij bij een onderwerp dat ter discussie staat één sleutel gebruiken, en dan een andere student die gebruikmaakt van een andere sleutel van opzettelijke misinterpretatie beschuldigen.

Dat is echter niet mijn manier van werken. In esoterische zaken zou ik liever tot overeenstemming willen komen dan te ruziën over gemaakte fouten, echte of denkbeeldige; omdat de ZAAK en de overwinning van de waarheid voor een echte occultist en theosoof dierbaarder zouden moeten zijn dan kleine successen van twistende partijen.

Geen enkele occultist kan, als hij oprecht is, de betekenis van alle ‘zeven mysteries van wijsheid’ bekendmaken, zelfs als hij deze allemaal zou kennen, wat werkelijk een wonder zou zijn. Want die ‘zeven mysteries’ worden als geheel alleen volledig gekend door de ‘MEESTERS VAN WIJSHEID’; en die meesters houden zich eigenlijk nooit bezig met polemische discussies in kranten of tijdschriften. Wat voor zin heeft het dan om tijd en energie te verspillen om te bewijzen dat het ene facet van de diamant met meer licht en helderheid schittert dan zijn zusterfacet in plaats van alle krachten te verenigen om de aandacht van de leek te vestigen op de glans van het juweel zelf. Wij studenten van de heilige wetenschap zouden elkaar moeten helpen, onderzoek moeten aanmoedigen en profiteren van elkaars kennis, in plaats van deze zinloos te bekritiseren om onze persoonlijke trots te bevredigen. Zo zie ik het, want anders zullen onze vijanden, die ermee begonnen ons oplichters te noemen alleen op basis van hun sektarische en materialistische vooroordelen en onverdraagzaamheid, hun beschuldiging met recht herhalen op grond van onze wederzijdse veroordelingen.

Het materialisme verheft zijn afgrijselijke kop hoger dan ooit.

Knowledge, één van de wetenschappelijke bladen uit Londen, geeft ons een voorproefje van wat de occultist te wachten staat. In een recensie van The Kabbalah Unveiled verkondigt het luid ‘de opmerkelijke intellectuele fantasieën van de Hebreeuwse tekstverklaarders’. Onder het gewicht van zijn materialistische minachting verplettert het het idee in dr. Ginsburgs The Kabbalah dat de mysteries van het zijn ‘eerst door God zelf werden onderwezen aan een select gezelschap van engelen, die in het paradijs een theosofische school vormden’!1 en besluit met veel spottende ‘bewondering’. Dit staat op blz. 259 van Knowledge, Nieuwe reeks, deel 10, 1 september 1887. Op blz. 245 biedt Edward Clodd ons, in plaats van de leer van de ‘theosofische engelen’, die van de darwinisten van de school van Haeckel. Na in de kosmos ‘een uitgestrekt gebied’ te hebben onderzocht, ‘waarvan de grenzen aan alle kanten in het oneindige opgaan’, besluit deze anti-kabbalistische verdediger van de moderne wetenschap zijn ‘fantasieën’ met de volgende verrassende verklaring:

1. C.D. Ginsburg, The Kabbalah: its Doctrines, Development and Literature, 1865, blz. 2.

We begonnen met de oorspronkelijke nevel, we eindigen met de hoogste vormen van bewustzijn; het verhaal van de schepping blijkt [!?] het ononderbroken verslag te zijn van de evolutie VAN GAS TOT GENIE [!!!].

Dit laat zien hoe we er voorstaan met de huidige wetenschappers en hoezeer we al onze krachten nodig hebben om de materialisten op afstand te houden.

Nog een enkel woord en dan ben ik klaar. Ik word herhaaldelijk gevraagd om mijn bron te noemen – boek, bladzijde en vers – voor de esoterische leer van het ‘zevental’. Dit is net zoiets als wanneer men tegen iemand midden in de woestijn zegt: Bewijs me dat water vol is met infusoriën wanneer men geen microscoop heeft. Degenen die dit van mij verlangen, weten, beter dan wie ook, dat afgezien van de weinige plaatsen waar geheime manuscripten eeuwenlang worden opgeslagen, er nooit esoterische leringen werden opgeschreven en duidelijk verklaard; anders zouden ze al lang geleden die naam hebben verloren. Er is zoiets als een ‘ongeschreven’ kabbala, evenals een geschreven kabbala, zelfs in het Westen. Veel dingen worden mondeling toegelicht, en dat is altijd zo geweest. Toch zijn de hints en toespelingen erop talrijk en staan overal verspreid in de exoterische geschriften. De indeling hangt natuurlijk af van de school die haar interpreteert, en nog meer van persoonlijke intuïtie en begrip. De vraag is niet of er drie, vijf of zeven kleuren in de stralen van het spectrum zijn, want iedereen weet dat dit in feite en in de natuur zo is, maar één – de kleurloze witte. En, hoewel de wetenschap heel duidelijk zeven prismatische stralen onderscheidt, even duidelijk als de zeven tonen van de toonladder, waren er toch grote wetenschappers die volhielden dat er slechts vier of vijf zijn, totdat bleek dat ze kleurenblind waren.

H.P. Blavatsky


H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, Deel 3: 1887 – 1889, blz. 63-79
isbn 9789491433191, paperback, eerste druk 2017, bestel boek

© 2017 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag