Brieven die me hebben geholpen / William Q. Judge

Deel 1 bevat brieven die werden gepubliceerd in The Path, december 1888 – maart 1890. Deze verschenen voor het eerst in boekvorm in 1891.

Vertaling van Letters That Have Helped Me, 1943

isbn 9789070328580, paperback, bestel boek

Eerste druk 2001

Uit deze uitgave mag alleen met toestemming van de uitgever iets worden overgenomen.

© 2001  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

 

   
      Inhoudsopgave     

 

Brief 23

 

Grote opwinding gisteravond. Het was de vaste avond van de –– TS en –– zou spreken. We kwamen er om 8.15 uur en het was vol. Hij begon en had net vijftien minuten gesproken toen werd ontdekt dat het gebouw in brand stond. Wij stopten en lieten 1000 mensen in de verschillende zalen naar buiten gaan, en vertrokken toen rustig en niemand raakte gewond, afgezien van twee, –– en ––, die een paar liter water over zich heen kregen van een gesprongen brandslang.

Het was een vreemd vertrek, want we gingen naar beneden naast de lift, en glas en stenen en water vielen omlaag in de brandende liftkoker, terwijl het vuur op de bovenste verdiepingen woedde en een fijn licht verspreidde, en er aan de andere kant stromen vuur langs de olieachtige liftbuizen naar beneden lekten; en in een uiterste inspanning sleepten brandweermannen een slang omhoog terwijl wij ontkwamen. Het was de eigen bijeenkomst van ––, en die eindigde in een brand! Geen van de aanwezige grote helderzienden had ook maar het minste voorgevoel gehad, maar één van hen bedacht achteraf een ex post facto gevoel van afschuw.

Vertel –– dat voor hem de tijd voorbij is om te aarzelen; hij kent zijn goeroe; ze was en is H.P.B.; laat hij nadenken eer hij dat doet wat door haar naam en roem te gronde te richten, zijn eigen leven zal verwoesten door hem te brengen waar niets dat waar is kan worden gezien. . . . Stilte is nu en dan nuttig, maar stilte is soms iets dat te luid spreekt. Ik ben zijn vriend en zal helpen. Niemand kan hem kwetsen dan hijzelf; zijn werk en offer waren edel en niemand kan hem iets verwijten.

Kijk wat ik heb gezegd in de eerste jaargang van The Path: dat de studie van wat nu ‘praktisch occultisme’ wordt genoemd niet het doel van dat tijdschrift was. ‘We beschouwen het als bijkomstig voor de reis langs het pad. Wanneer de reiziger van stad naar stad gaat, moet hij misschien verschillende rivieren oversteken; misschien laat zijn vervoermiddel hem in de steek en moet hij zwemmen, of moet hij om een grote berg over te steken technische kennis hebben om een tunnel erdoorheen te boren, of is hij gedwongen om de kunst van het bepalen van zijn exacte positie te beoefenen door het waarnemen van de zon: maar dat alles is slechts bijkomstig voor zijn hoofddoel om zijn bestemming te bereiken. We geven het bestaan toe van verborgen, machtige krachten in de natuur, en geloven dat er elke dag vooruitgang wordt geboekt om deze te begrijpen. Het vormen van astrale lichamen, helderziendheid, het kijken in het astrale licht, het beheersen van elementalen, al deze dingen zijn mogelijk, maar zijn niet alle nuttig. De elektrische stroom die intens licht voortbrengt wanneer deze weerstand ondervindt in de koolstof, ontstaat misschien door een onwetende die de sleutel heeft tot de machinekamer en de krukas kan aanslingeren die de dynamo op gang brengt, maar hij kan niet voorkomen dat zijn medemens of hijzelf ogenblikkelijk wordt gedood als de stroom per ongeluk door zijn lichaam wordt geleid. De beheersing over deze verborgen krachten wordt niet gemakkelijk verkregen, en evenmin kunnen verschijnselen zonder gevaar worden voortgebracht, en volgens ons wordt ware wijsheid niet door middel van verschijnselen bereikt, maar via de ontwikkeling die binnenin begint. Het ware occultisme wordt duidelijk uiteengezet in de Bhagavad Gita en Licht op het Pad, waar voldoende nadruk wordt gelegd op het praktische occultisme, immers Krishna zegt dat de koninklijke wetenschap en het koninklijke mysterie toewijding is aan en de studie van het licht dat van binnenuit komt. De allereerste stap in de ware mystiek en het ware occultisme is te proberen de betekenis van universele broederschap te begrijpen; zonder dat begrip verandert de meest verheven vooruitgang in het beoefenen van magie tot stof in de mond.

‘We doen daarom een beroep op allen die zichzelf en hun medeschepselen – mensen en dieren – wensen te verheffen uit de gedachteloze sleur van het zelfzuchtige dagelijkse leven. Utopia kan niet in één dag tot stand worden gebracht: maar door het verspreiden van het idee van universele broederschap kan de waarheid in alle dingen worden ontdekt. Wat nodig is is ware kennis van de geestelijke staat van de mens, zijn doel en bestemming. Zo’n studie leidt ons tot het onderschrijven van de uitspraak van Prajapati aan zijn zonen: ‘Wees kalm, wees vrijgevig, wees genadig, het is de dood van zelfzucht.’

Dit is de richtlijn die we moeten volgen en waarin we moeten volharden, opdat allen na verloop van tijd het ware licht zullen verkrijgen.

______

 

Het licht van het oog vervaagt, het gehoor verlaat het oor, maar het vermogen om te zien en te horen verlaat het onsterfelijke wezen nooit, dat voor altijd onaangetast en onverminderd leeft.
     – Book of Items

 

 


Brieven die me hebben geholpen, blz. 159-161

© 2001  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag