HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

13 – Hun laatste dagen in Amerika

 

Op 8 juli 1878, nadat de wachttijd was verstreken, werd HPB Amerikaans staatsburger. ‘De Amerikaanse kranten van de volgende dag’, herinnert Olcott zich, ‘stonden vol verslagen van de gebeurtenis; en er werden verslaggevers gestuurd om de nieuwe staatsburger te interviewen, die hen allen aan het lachen maakte met haar naïeve opvattingen over politiek en politici.’158 Ze vertelde de verslaggever van de Daily Graphic:

Ja, ik ben staatsburger van de Verenigde Staten geworden, en ik moet zeggen dat ik trots ben op de titel. U vraagt me waarom ik mijn loyaliteit voor mijn land opgeef? Ik antwoord: omdat ik van vrijheid houd. Er is tegenwoordig maar weinig vrijheid in Rusland. Hier is het omgekeerd. Daar was ik onderworpen aan grote ergernissen en ben ik zo vaak beboet dat ik de som gerust op $10.000 kan stellen, en dat ook nog voor onbeduidende overtredingen. Dit is inderdaad een groots land, maar er is een groot nadeel. De mensen zijn zo sluw en er is veel corruptie.159

HPB sprak weer over haar staatsburgerschap toen de Bombay Gazette haar een Russische barones noemde en The Times of India zei dat ze beweerde een prinses te zijn. Ze schreef de Gazette:

Het gaat me er nu om de Gazette onder handen te nemen omdat deze de baronnenkroon aan mijn onwillige republikeinse hoofd heeft opgedrongen. Begrijp alstublieft eens en voor altijd dat ik noch ‘gravin’, ‘prinses’, noch zelfs een bescheiden ‘barones’ ben, wat ik ook vóór afgelopen juli mag zijn geweest. Op dat moment werd ik een gewoon staatsburger van de Verenigde Staten van Amerika – een titel waaraan ik veel meer waarde hecht dan alle andere die me door koning of keizer kunnen worden verleend . . . door mijn ervaring in het algemeen en met pauwenveren in het bijzonder heb ik een duidelijke minachting voor titels gekregen, omdat het schijnt dat buiten de grenzen van hun eigen vaderland, Russische prinsen, Poolse graven, Italiaanse markiezen en Duitse baronnen veel talrijker zijn binnen de politiecel dan erbuiten. . . . Ik heb me nooit als iets anders voorgedaan dan wat ik kan bewijzen te zijn – namelijk, een eerlijke vrouw, nu staatsburger van Amerika, mijn aangenomen land en het enige land in de hele wereld met ware vrijheid.160

Waarom verliet ze dan haar aangenomen land? Volgens Judge:

Haar lasteraars hebben gezegd dat ze hier slechts een terrein heeft achtergelaten dat niets opleverde, toegevend aan een plotselinge impuls en zonder doel. Maar het tegendeel is waar. . . . Ze heeft altijd gezegd dat ze naar India moest gaan zodra de Society hier op gang was gebracht en Isis zou zijn voltooid. En toen ze enige tijd in India was geweest, gaven haar vele brieven aan mij uitdrukking aan haar voornemen om naar Engeland [te gaan] om de beweging daar actief en openbaar te maken, zodat de drie grote punten op het aardoppervlak – India, Engeland en Amerika – actieve centra van theosofisch werk zouden hebben.

Over het vertrek uit Amerika naar India weet ik alles, want . . . ik heb op haar verzoek het contract tussen haar en de New Yorkse uitgevers opgesteld voor de publicatie [van Isis]. . . . Toen dat document was getekend, zei ze op straat tegen me, ‘Nu moet ik naar India gaan’.161

Evenals bij het stichten van de TS nam HPB geen initiatief tot de daadwerkelijke verhuizing naar het Oosten, maar wachtte totdat Olcott dit voorstelde. Hij vertelt hier hoe de weg zich daarvoor opende:

Op een avond in 1877 kwam een Amerikaanse reiziger, die kort daarvoor in India was geweest, op bezoek [in het Lamaklooster]. Hij zat toevallig zo dat ik, toen ik die kant op keek, boven hem aan de muur de ingelijste foto opmerkte van twee hindoes met wie ik in 1870 de tocht over de Atlantische Oceaan had gemaakt. Ik nam de foto van de muur en liet deze aan hem zien en vroeg of hij een van hen kende. Hij kende inderdaad Moolji Thackersey en had hem kort daarvoor in Bombay ontmoet. Ik kreeg het adres en schreef per ommegaande aan Moolji over onze Society, onze liefde voor India en wat daarvan de oorzaak was. Na verloop van tijd antwoordde hij in erg enthousiaste bewoordingen, aanvaardde het aangeboden certificaat van lidmaatschap en vertelde mij over een grote hindoe-pandit en hervormer [Swami Dayanand Saraswati] die een invloedrijke beweging was begonnen die de ‘Arya Samaj’ werd genoemd, voor het weer tot leven wekken van de zuivere vedische religie.

Tegelijkertijd beval hij met veel waardering een zekere Hurrychund Chintamon aan, die voorzitter was van de Arya Samaj in Bombay en sindsdien correspondeerde ik voornamelijk met hem; het feit dat hij ons slecht behandelde toen we in Bombay aankwamen, behoort tot het verleden. . . Hurrychund las mijn uiteenzettingen van onze opvattingen over het onpersoonlijke van God – een eeuwig en alomtegenwoordig beginsel dat onder vele verschillende namen hetzelfde was in alle religies – en hij schreef mij dat de beginselen van de Arya Samaj overeenkwamen met de onze; en [hij] stelde dat het in dat geval zinloos was twee societies in stand te houden, omdat we door samenvoeging onze krachten en onze geschiktheid als instrument en onze kansen op succes zouden vergroten. . . . Nadat de zaak aan mijn collega’s in New York was uitgelegd, stemde onze raad in mei 1878 vóór het verenigen van de twee societies en het veranderen van de titel van de onze in ‘De Theosophical Society van de Arya Samaj’. . . .

Tot zó ver ging alles goed, maar na verloop van tijd ontving ik uit India een Engelse vertaling van de regels en leringen van de Arya Samaj . . . die bij ons een grote schok teweegbrachten – of tenminste bij mij. . . . Het was duidelijk dat de Samaj in karakter niet overeenkwam met onze Society, maar dat het eerder een nieuwe hindoesekte was – een vedische sekte die Swami Dayanand als hoogste autoriteit aanvaardde om te bepalen welke delen van de Veda’s en sastra’s al dan niet onfeilbaar zijn. De onmogelijkheid om de voorgenomen samenvoeging tot stand te brengen werd duidelijk, en we hebben dat onmiddellijk aan onze Indiase collega’s bericht . . .162

De Theosophical Society nam zijn oorspronkelijke status weer aan en er werd een nieuwe society opgericht voor diegenen die zich wilden verbinden met de Arya Samaj. Ondanks de nadelen ervan, vormde de band met de Arya Samaj een excuus om naar India te gaan. Vóór het vertrek maakte HPB van de gelegenheid gebruik om de algemeen heersende opvatting, dat hindoes en andere oosterlingen onwetende wilden waren, te bestrijden – een opvatting die door zielenreddende zendelingen werd verspreid.

In dit jaar van vertrek, 1878, werd Thomas Edison lid van de Theosophical Society. Olcott herinnert zich:

Op 5 april zond T.A. Edison me zijn ondertekende aanmelding voor het lidmaatschap. Ik moest hem spreken over het demonstreren van zijn elektrische uitvindingen op de tentoonstelling in Parijs dat jaar; omdat ik eresecretaris van een nationaal comité van staatsburgers was, dat was gevormd op verzoek van de Franse regering om het Congres van de Verenigde Staten ertoe te bewegen een wet aan te nemen, die erin zou voorzien dat ons land deel zou nemen aan de eerste internationale tentoonstelling van industrieën in de wereld sinds de ondergang van [hun] keizerrijk en de stichting van de Franse Republiek.* Edison en ik raakten aan de praat over occulte krachten en hij wekte bij mij grote belangstelling door de opmerking dat hij in die richting enkele experimenten had gedaan. Zijn doel was vast te stellen of men een slinger die was opgehangen aan de muur van zijn laboratorium, door wilskracht kan laten bewegen.163

*In 1979, op de honderdste verjaardag van de gloeilamp, heeft het Edison-archief in Madison, New Jersey, samen met andere herinneringen aan 1879, een officiële kwitantie van de Theosophical Society tentoongesteld. Hierin werd bericht dat Edison zijn lidmaatschapsgelden voor dat jaar had betaald.

11. Reproductie van Thomas Edisons gelofte bij het aanvaarden van het lidmaatschap
van de Theosophical Society in 1878. (
The Theosophist, augustus 1931,
blz. 657, Theosophical Society, Adyar-archief)*

 

*De vertaling hiervan luidt:

De Theosophical Society, gesticht in New York, 1875.

Door het lidmaatschap te aanvaarden van de bovengenoemde society, beloof ik hierbij altijd absolute geheimhouding te bewaren over haar werkzaamheden, waaronder haar onderzoekingen en experimenten, behalve voor zover door de raad of society volmacht wordt verleend tot publicatie, en hierbij beloof ik op mijn erewoord deze overeenkomst strikt te zullen naleven.

Gedateerd op deze vierde dag van april 1878
te Menlo Park 129

Thomas A. Edison

In die tijd werd van kandidaatleden een belofte van geheimhouding vereist omdat, zoals eerder werd vermeld, de Society in opspraak was gebracht door de publicatie van onjuiste verhalen over haar werkzaamheden. Op de volgende pagina staat de gelofte van Edison afgebeeld.164

HPB had met Nadja gesproken over het lidmaatschap van Edison en schreef haar op 3 juli:

Natuurlijk is Edison al zijn beloften nagekomen en zal hij ze houden. De dwaze Dobrovolsky heeft een groot deel van mijn artikel [over Edison in de Pravda165] weggelaten en nog wel het interessantste gedeelte. [Edison] brengt echt wonderen tot stand. Krishnavarma heeft hem twee andere dingen geleerd, zodat doven met een klein, bijna onzichtbaar apparaatje om hun nek goed kunnen horen.

Krishnavarma, een hindoe uit de Punjab die in het Lamaklooster had gelogeerd, had ook Blavatsky en Olcott op een zakenreis naar Minneapolis vergezeld. Terwijl ze daar was, vervolgt HPB:

Liepen alle dames in optocht langs de ramen van ons hotel en het terras waar we zaten om naar Krishnavarma te staren. Hij is opmerkelijk knap . . . hoewel zo donker als de kleur van koffie. In een lang, wit mousseline gewaad en een witte, smalle tulband op zijn hoofd, met diamanten om zijn nek en blote voeten, vormt hij werkelijk een merkwaardige aanblik tussen de Amerikanen met hun zwarte jassen en witte dassen. Fotografen kwamen me vragen of ze zijn foto mochten nemen, maar hij wees hen allen af en iedereen stond verbaasd over zijn goede en zuivere Engels. God weet hoe oud hij is. Voor wie hem voor het eerst ziet, lijkt hij niet ouder dan 25, maar er zijn ogenblikken dat hij op een oude man van over de 100 lijkt.166

Over de invloed van de theosofie op zijn filosofie heeft Edison 30 jaar later zijn metafysische opvattingen uitgesproken in een interview dat werd opgenomen in de Scientific American. Dokter Archibald Keightley maakte een diepgaande vergelijking met De Geheime Leer en schetste negen punten van overeenkomst.167 Kort voordat Edison overleed, vroegen verslaggevers of hij geloofde in een voortbestaan na de dood. Hij antwoordde: ‘Het enige voortbestaan dat ik me kan indenken is weer een nieuwe [levens]cyclus op aarde te beginnen.’168

In april 1878, toen Edison lid van de Theosophical Society werd, had HPB een vreemde ervaring. Ze schreef Vera:

Ik heb je al een maand niet geschreven en kun je de oorzaak ervan raden? Op een mooie dinsdagochtend in april stond ik zoals gewoonlijk op en ging zoals altijd aan mijn schrijftafel zitten om mijn Californische correspondenten te schrijven. Plotseling, het scheen me nauwelijks een seconde later toe, realiseerde ik me dat ik om een of andere geheimzinnige reden in mijn slaapkamer was en op mijn bed lag; en het was avond, geen ochtend meer. Om mij heen zag ik enkele van onze theosofen en doktoren die mij met verbaasde gezichten aankeken, en Olcott en zijn zuster Mw. Mitchell – de beste vriendin die ik hier heb – beiden bleek, pessimistisch, gerimpeld, alsof ze zojuist in een steelpan waren gekookt.

‘Wat is er aan de hand? Wat is er gebeurd?’ vroeg ik ze. In plaats van te antwoorden, stelden ze mij vraag na vraag: Wat was er met mij aan de hand? En hoe kon ik dat zeggen – er was niets met mij aan de hand. Ik herinnerde me niets, maar het was zeker vreemd dat het slechts een moment daarvoor dinsdagochtend was en nu zeiden ze dat het zaterdagavond was; en voor mij schenen deze vier dagen van bewusteloosheid slechts een oogwenk. Dat is me een hele toestand! Denk je eens in, ze dachten allemaal dat ik dood was en ze stonden op het punt mijn ontzielde tempel te verbranden. Maar op dit punt telegrafeerde mijn meester vanuit Bombay aan Olcott: ‘Wees niet bang. Ze is niet ziek, maar ze rust uit. Ze heeft zich overwerkt. Haar lichaam wilde rust, maar nu is ze weer in orde.’ Mijn meester had gelijk. . . . Maar het is gewoon verschrikkelijk om te denken aan het werk dat zich heeft opgestapeld.169

In mei kregen ze opdracht zich voor te bereiden op het aanstaande vertrek naar India.170 Toen Blavatsky en Olcott tenslotte in december vertrokken, was het aanvankelijk de bedoeling dat de reis slechts een verkennend karakter zou hebben. Ze werden vergezeld door twee Britten: Rosa Bates, een onderwijzeres, en Edward Wimbridge, een kunstenaar en architect, benoemd als ‘comité van de Theosophical Society om vreemde landen te bezoeken’.171

Olcott benoemde generaal-majoor Abner Doubleday tot voorzitter ad interim tijdens zijn afwezigheid. Doubleday was de zoon van een congreslid van de Verenigde Staten en werd in 1819 in de staat New York geboren. Toen de burgeroorlog uitbrak, was hij ondercommandant in Fort Sumter, en hij vuurde het eerste schot af ter verdediging ervan. Hij diende eervol in veel veldtochten en op het slagveld van Gettysburg werd een bronzen standbeeld van hem opgericht voor zijn heldenmoed ter plaatse. Doubleday was een eminent ingenieur en de schepper van het kabeltram-systeem dat in het heuvelachtige San Francisco wordt gebruikt.

Naast de benoeming van Doubleday tot voorzitter van de TS, koos Olcott William Q. Judge tot tijdelijk penningmeester en corresponderend secretaris.172 Hij stond op de lijst om met de anderen naar India te gaan en het was een hartverscheurende beslissing om nee te zeggen. Hij schreef aan Damodar: ‘Mijn erewoord verspert de weg; en zoals HPB of M eens zei, ‘Het erewoord brengt ongemak.’’’ Het probleem betrof zijn vrouw: ‘Lijkt het jou niet laag toe als ik wegloop en onbetaalde schulden nalaat en een vrouw onverzorgd achterlaat die door mijn aanzoek een goed betaalde baan als onderwijzeres had opgezegd om met mij te trouwen? Ze kan die niet terugkrijgen. Dat lijkt niet op rechtvaardigheid en ik kan niet inzien dat het rechtvaardig zou zijn.’ Zijn vrouw, ‘een christen met vaste geloofsopvattingen . . . haat de TS en HPB, en wil over geen enkel religieus onderwerp spreken.’173 Maar later heeft ze haar echtgenoot in zijn theosofische werk geholpen en in 1915, een aantal jaren na zijn dood, werd ze lid van de Geünieerde Loge van Theosofen.174

Toen de tijd voor het vertrek naderde, was de huishouding aan 47th Street het toneel van rumoerige bedrijvigheid. Op 9 december werd het meubilair per veiling voor heel weinig verkocht. Verslaggevers bleven komen en gaan. Op 10 december schreef de New York Herald: ‘Vreemdelingen uit alle delen van de wereld kwamen naar deze salon, en enkele van de beste burgers van New York waren geregelde bezoekers.’ De verslaggever van de Daily Graphic vroeg HPB of ze werkelijk van plan was te vertrekken. ‘Ja’, zei ze, ‘uit het Lamaklooster waar ik zoveel gelukkige uren heb doorgebracht. . . . Wat zal ik blij zijn om mijn geliefde Indiase moederland weer te zien.’175

Voordat ze vertrokken, heeft Olcott Edison in Menlo Park bezocht, en hij keerde de volgende dag terug met een fonograaf die honderd pond woog. Op de afscheidsreceptie in het Lamaklooster op de vijftiende, herinnert Olcott zich, ‘hebben heel wat van onze leden en vrienden boodschappen in de stem-ontvanger gesproken, gericht tot onze toen bekende en onbekende broeders in India. . . . Een van hen was Johnston, die door Edison als zijn persoonlijke vertegenwoordiger was gestuurd (hij kon zelf onmogelijk aanwezig zijn). Onder de stemmen die werden bewaard, zijn die van HPB – een heel scherpe en duidelijke opname – van mijzelf, Judge en zijn broer John, prof. Alex. Wilder’ en een lange lijst anderen, ‘sommigen goed bekend als schrijver, journalist, schilder, beeldhouwer, musicus en door werk op andere terreinen.’ Het is jammer dat de opname de tand des tijds niet heeft doorstaan.

‘17 december was onze laatste dag op Amerikaanse bodem’, schreef Olcott. HPB schreef in zijn dagelijkse dagboekverslagen: ‘Een grote dag! Olcott heeft zijn boeltje ingepakt. . . . Wat nu? Alles is donker – maar rustig.’ ‘En dan’, zegt de kolonel, ‘komt geschreven in grote letters de hartenkreet van vreugde, consummatum est!’176 De woorden uit Johannes 19:30 waren naar wordt verondersteld de laatste woorden van Christus aan het kruis: ‘Het is volbracht.’

HPB schrijft in de laatste alinea: ‘Olcott keerde om 7 uur ’s avonds terug met de kaartjes voor de Britse stoomboot, de Canada, en schreef brieven tot 11:30. Curtis en Judge brachten de avond bij ons door. . . . Tegen middernacht namen HSO en HPB afscheid van de kroonluchter’ waaronder zoveel werk was volbracht ‘en gingen in een rijtuig naar de stoomboot’.

Er waren in totaal vijfeneenhalf jaar verstreken sinds Blavatsky, een onbekende Russische immigrante, naar dit land was gekomen. Nu vertrok ze en zou nooit terugkeren. Achteraf gezien is het opmerkelijk dat zoveel werd bereikt in zo’n kort tijdsbestek.

 

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 177-83

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag