HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

13 – Afscheid van India

 

Ondanks de voorspellingen dat ze niet durfde terug te komen om haar aanklagers het hoofd te bieden, bereidde HPB zich voor uit Londen te vertrekken naar India. In een interview in de Pall Mall Gazette (23 oktober 1884) zei ze: ‘Ik keer naar India terug om de lasteraars van mijn persoon aan te klagen, die vervalsers van brieven.’ Aan haar familie in Rusland schreef ze:

Alles is veranderd. Een vijandelijke wind blaast ons tegemoet. Hoe kan ik hier genezen en gezond worden? Ik moet snel teruggaan naar het klimaat dat dodelijk voor mij is. Er is niets aan te doen. Ook al zou het me mijn leven kosten, ik moet deze plannen en lasterpraatjes uit de weg ruimen omdat ze niet alleen mij schaden; ze schokken het vertrouwen van de mensen in ons werk en in de Society, de Society waaraan ik mijn hele ziel heb gegeven. Wat doet mijn leven er dan toe? . . . Meer dan duizend mensen zijn voor mij opgekomen. Niet alleen brieven, maar telegrammen die duizenden roepies kosten, zijn naar de Times van Londen gezonden. Wat India betreft, de oorlog daar is meer dan een krantenoorlog. Ongeveer tweehonderd inheemse studenten hebben hun naam doorgestreept in de registers van dit Christian College, dat in zijn tijdschrift deze verbazingwekkende brieven van mij heeft afgedrukt. . . .

Mw. Novikov heeft Mackenzie Wallace meegebracht om me op te zoeken; hij heeft in Rusland gewoond en heeft een werkelijk uitstekend boek over Rusland geschreven en spreekt heel goed Russisch. Hij wordt als secretaris naar de onderkoning, Lord Dufferin, gestuurd. Hij gaf me een introductiebrief voor Nubar Pasja in Caïro; daarin vraagt hij hem mij te helpen informatie in te winnen over de Coulombs.213

Men zal zich herinneren dat HPB Mw. Coulomb voor het eerst ontmoette in Caïro. Nubar Pasja was een voortreffelijke Egyptoloog en toen HPB aan hem werd voorgesteld, was hij minister-president van Egypte.

Op 31 oktober boekte HPB passage naar India via Alexandrië, Port Saïd, Caïro en Sri Lanka. Ze werd vergezeld door de Cooper-Oakleys en in Port Saïd sloot de Engelse geestelijke Charles Leadbeater zich aan bij hun gezelschap; hij was van plan in Adyar te gaan wonen en werken. In Caïro waar ze tien dagen doorbracht, werd Blavatsky koninklijk onthaald door ‘de hoogste kringen van de samenleving’.214 Nubar Pasja en een aantal anderen werden lid van de TS, de minister-president werd ingeschreven als erelid.215 Mw. Isabel Cooper-Oakley herinnerde zich later:

HPB was een heel interessante reisgenote en haar veelzijdige kennis over elk deel van Egypte was zowel uitgebreid als opmerkelijk. Had ik maar de gelegenheid om in te gaan op de details van die tijd in Caïro, de ritten door de merkwaardige en schilderachtige bazaars en haar beschrijvingen van de mensen en hun gewoonten. Vooral interessant was een lange namiddag die we doorbrachten in het Boulak Museum aan de oever van de Nijl, waar HPB met haar kennis verbazing wekte bij Maspero, de beroemde Egyptoloog; en terwijl hij door het museum liep, verklaarde ze hem de rangen van de koning-ingewijden en hoe ze esoterisch moeten worden gezien.216

Over het onderzoek naar de Coulombs telegrafeerde HPB Olcott op 24 november: ‘Volledig succes. Misdadigers. Wettige bewijzen.’ Een vervolgbrief vertelde over hun frauduleuze activiteiten.217

Mw. Cooper-Oakley schrijft:

Nadat we Caïro hadden verlaten, gingen HPB en ik rechtstreeks naar Suez. Oakley bleef in Caïro om de papieren over de Coulombs van de politie te krijgen. Leadbeater sloot zich in Suez bij ons aan. Nadat we twee dagen op de stoomboot hadden gewacht, vertrokken we naar Madras. Ik ben niet vaak diep beschaamd over mijn landgenoten; maar ik beken dat ik daar tijdens die veertien dagen wel reden toe had. De eerste door de zendelingen geschreven pamfletten deden de ronde aan boord en men kon iedere beledigende opmerking horen die ook maar over HPB was te maken.

De ontvangst die hun werd bereid toen de boot in India aankwam, vormde daarmee een grote tegenstelling, vervolgt ze: ‘Een afvaardiging vergezeld van een fanfarekorps kwam in boten naar ons toe om ons te begroeten. . . . Toen we bij het uiteinde van de pier aankwamen, waren er honderden mensen om HPB te verwelkomen; en we werden in een kar – uitbundig versierd met papieren rozen, enz. – door enthousiaste leden letterlijk over de pier gesleept, en toen omringd door massa’s lachende donkere gezichten.’218

Daarna werden ze toen naar Pacheappah’s Hall gereden; hier werd een verklaring aan HPB overhandigd, getekend door driehonderd studenten van het Christian College in Madras dat de Coulomb-beschuldigingen had gepubliceerd. Een gedeelte van de verklaring luidt als volgt:

U heeft uw leven gewijd om belangeloos de waarheden van de occulte filosofie te verspreiden. U heeft een zee van licht geworpen op de heilige mysteriën van onze eerbiedwaardige religie en filosofieën door dat geweldige werk van u, Isis Ontsluierd, de wereld in te sturen. Uw uiteenzetting daarin heeft onze geliefde kolonel Olcott ertoe gebracht dat enorme liefdewerk te ondernemen – de stervende vlammen van religie en spiritualiteit te doen oplaaien op de altaren van Aryavarta.*219

*Aryavarta is de oude naam voor India.

Olcott herinnert zich:

Ze drong er telkens bij me op aan om met haar naar een rechter te gaan, of een advocaat, of een rechtskundige – wie dan ook – om haar beëdigde verklaring af te leggen en onze actie te beginnen, maar ik weigerde beslist. Ik zei haar dat de conventie binnen enkele dagen zou bijeenkomen en dat het onze hoogste plicht was haar zaak aan de gedelegeerden voor te leggen, een speciale commissie te vormen van onze bekwaamste advocaten en hen te laten beslissen welke stappen ze zou moeten nemen; dat zij en ik onze persoonlijkheden zodanig met de Society hadden vereenzelvigd dat we niets moesten ondernemen voordat we de wens van onze collega’s zouden kennen. Ze ergerde zich mateloos en raasde en drong aan, maar ik bleef op mijn standpunt staan; en toen ze dreigde alleen te gaan en ‘deze smet op haar reputatie te verwijderen’, zei ik dat ik dan in ieder geval mijn functie zou neerleggen en de conventie tussen ons zou laten kiezen: ik wist teveel over gerechtelijke praktijken om zo’n dwaasheid te begaan. Toen legde ze zich erbij neer.220

Op de conventie werd een speciale commissie van veertien advocaten, rechters en politici van de Society gevormd om de te volgen koers te bepalen. In hun rapport aan de conventie verklaarden ze dat ‘Mw. Blavatsky haar lasteraars niet moest vervolgen in een rechtzaak’.221 In de discussie die volgde, waren de voornaamste argumenten om niet te handelen: ten eerste dat er in de loop van een rechtzaak de spot zou worden gedreven met de heilige namen van de meesters;222 en ten tweede dat de echtheid van occulte verschijnselen niet in een rechtzaak kan worden aangetoond. Het rapport van de commissie oogstte bijval. Olcott voegt eraan toe dat toen HPB de volgende avond verscheen voor de vijftienhonderd personen die de viering van de negende verjaardag van de Society bijwoonden, zij uitbundig werd toegejuicht en telkens als de verschillende sprekers in hun toespraken naar haar verwezen, wekte dit groot enthousiasme.223

HPB was echter verre van enthousiast over de beslissing om geen aanklacht in te dienen. Haar bezoek aan Caïro was nu tevergeefs. Ze vreesde dat haar weigering om tot vervolging over te gaan voortaan in de wereld algemeen zou worden geïnterpreteerd als een schuldbekentenis en dat dit zijn weerslag zou hebben op de integriteit van de TS.

Eind januari 1885 werd HPB ziek – zo ernstig dat Olcott, die kort tevoren naar Birma was gegaan, werd teruggeroepen. Mw. Cooper-Oakley bericht:

Heel zorgwekkend waren de uren en dagen van verpleging die ik die drie weken doormaakte, terwijl het steeds slechter met haar ging en ze tenslotte in een toestand van coma door de artsen werd opgegeven. Het bewijst hoe verbazingwekkend de beschermende invloed van HPB was, ziek of gezond; want hoewel ik samen met haar volledig afgezonderd was vlak onder het dak van het huis . . . ging ik toch elke nacht tussen 3 uur en 4 uur over het platte dak heen en weer lopen om wat frisse lucht te krijgen en vroeg ik me af, terwijl ik het aanbreken van de dag over de Golf van Bengalen gadesloeg, waarom ik me zo onbevreesd voelde, zelfs toen het scheen dat ze elk ogenblik kon sterven. Ik kon me nooit een gevoel van angst voorstellen als ik bij HPB kwam. Tenslotte kwam de beangstigende nacht toen de artsen haar opgaven en zeiden dat niets kon worden gedaan, dat het onmogelijk was. Ze was toen in een toestand van coma en was dat al enkele uren. De artsen zeiden dat ze in die toestand zou overlijden en ik wist dat menselijk gesproken die nachtelijke wacht de laatste zou zijn. [De echtgenoot van Oakley was al naar Madras gegaan om een vergunning voor crematie te krijgen.224]

Ik kan hier niet ingaan op wat er gebeurde, een ervaring die ik nooit zal vergeten; maar tegen 8 uur ’s ochtends opende HPB plotseling haar ogen en vroeg om haar ontbijt, de eerste keer dat ze normaal sprak sinds twee dagen. Ik zocht de dokter op; zijn verbazing over de verandering was heel groot. HPB zei, ‘Ach, dokter! U gelooft duidelijk niet in onze grote meesters.’225

Van de volgende ervaring van Mw. Cooper-Oakley, die zijzelf niet noemde, waren anderen getuige. ’s Avonds,

zaten de Cooper-Oakleys, Damodar Mavalankar, Bawaji D. Nath en dr. Franz Hartmann in de voorkamer te fluisteren en te wachten op enig teken van HPB. Plotseling verscheen meester M volledig gematerialiseerd op de veranda; hij ging snel door de voorkamer HPB’s kamer binnen. Ondertussen trokken zij die in de voorkamer waren zich terug. . . . Toen HPB herstelde, vertelde ze haar naaste vrienden dat haar meester was gekomen en haar uit twee mogelijkheden had laten kiezen – de eerste was te sterven en in vrede te gaan, waarmee een eind komt aan haar martelaarschap; en de tweede, nog enkele jaren te leven om aan De Geheime Leer te beginnen . . .226

Bij de bespreking van de beslissing van de afgevaardigden van de TS-conventie van 1885, merkt dr. Harrison een eeuw later op dat hij hen niet kan verontschuldigen dat ze ‘hun stichtster geen eerlijke verdediging hadden toegestaan; ze schenen slechts bezorgd over het veiligstellen van hun eigen reputatie. Of ze een bedriegster was of niet, HPB had er recht op dat men haar onbevooroordeeld zou aanhoren. Dit is nooit gebeurd. Als men haar de juridische en deskundige hulp had toegestaan waar ze dringend om vroeg, zouden zowel Hodgson als de Society for Psychical Research verschrikkelijk in de problemen zijn geraakt’ en de Coulombs ook.227

Op 21 maart 1885 richtte HPB de volgende brief aan de algemene raad van de Theosophical Society:

Mijne heren,

Het ontslag uit mijn functie dat ik op 27 september 1884 indiende en dat ik introk op dringend verzoek en aandrang van vrienden in de Society, moet ik nu onvoorwaardelijk opnieuw indienen. Mijn huidige ziekte is door mijn medische verzorgers dodelijk verklaard; men heeft mij zelfs niet één heel jaar leven beloofd. Onder deze omstandigheden zou het ironisch zijn om voor te wenden dat ik de taak van corresponderend secretaris zou kunnen vervullen; en ik dring eropaan dat u me toestaat mij terug te trekken. Ik wens de mij resterende tijd te wijden aan andere gedachten en vrij te zijn een klimaatsverandering te zoeken die mij waarschijnlijk goed zal doen.

U allen stuk voor stuk en elk van mijn vrienden en sympathisanten geef ik hierbij een hartelijke afscheidsgroet. Als dit mijn laatste woord is, zou ik u allen op het hart willen drukken, u die zich bekommert om het welzijn van de mensheid en om uw eigen karma, trouw te zijn aan de Society en deze niet door de vijand te laten vernietigen.

Met broederlijke groeten, altijd de uwe – in leven en dood.

H.P. Blavatsky228

Haar aftreden werd bekendgemaakt in The Theosophist, gevolgd door dit certificaat van haar arts:

Ik verklaar hierbij dat gezien de slechte gezondheid van Mw. Blavatsky, ze absoluut niet is opgewassen tegen de voortdurende opwinding en zorg waaraan ze in Madras is blootgesteld. De toestand van haar hart vereist volkomen rust en een passend klimaat. Daarom beveel ik aan dat ze dadelijk naar Europa vertrekt en in een gematigd klimaat verblijft – op een of andere rustige plaats.

dr. Mary Scharlieb, B.S., Londen

De beslissing om Adyar te verlaten werd niet door HPB genomen; dit gebeurde in feite onder protest, omdat ze niet graag het werk voor de theosofie in India in de steek liet. Het besluit kwam van degenen die bezorgd waren over haar gezondheid en ook van anderen die hun vertrouwen in haar missie hadden verloren en die haar verdere aanwezigheid in Adyar hinderlijk vonden.229

Een van de belangrijkste oorzaken hiervan was Hodgson zelf. Buiten zijn opdracht als onderzoeker van de SPR, deed hij zijn uiterste best om overal waar hij kwam bij theosofen te benadrukken dat hij had bewezen ‘dat alles bedrog was’ zover het HPB betrof.230 Hij moet heel overtuigend zijn geweest, want vóór hij India eind maart 1885 verliet, had hij zelfs de autoriteiten in Adyar zover gekregen dat ze twee publicaties van de TS over de Coulomb-zaak die in alle opzichten HPB steunden, terugtrokken. Hijzelf vermeldt deze prestatie.231

Op 31 maart verliet HPB India om er nooit terug te keren. Ze ging per boot naar Napels vergezeld door Mary Flynn, door een hindoe-chela, Bawaji en door dr. Hartmann.

In juni schreef Olcott aan Mej. Arundale in Londen:

Men is hier [in Adyar] een collecte begonnen om geld beschikbaar te stellen voor de ziektekosten van HPB (meer dan £70) en voor haar huidige verhuizing alsmede haar levensonderhoud tot ze uit Moskou geld krijgt waar ze recht op heeft en nog zal hebben voor haar literaire werk. Maar met haar jichtige vingers, zwakke hart en albuminurie twijfel ik eraan of ze hierna ooit nog veel zal kunnen doen. We moeten haar als onze gepensioneerde beschouwen en erop toezien dat er goed voor haar wordt gezorgd. Arme vrouw – nadat ze zo hard voor de wereld heeft gezwoegd, dat ze onder zulke omstandigheden van huis moet worden verdreven om misschien te sterven met een stigma van schande dat zich aan haar schitterende naam heeft gehecht!232

Het Hodgson-rapport werd pas eind 1885 gepubliceerd. De nasleep was verbazingwekkend, zoals dr. Hartmann bericht in zijn autobiografie. Het schandaal ‘gaf over de hele wereld bekendheid aan het bestaan van de TS en de theosofische leringen; het gevolg was dat duizenden de boeken van Mw. Blavatsky aanschaften en lazen en kennis namen van haar opvattingen, terwijl ze anders misschien hun hele leven over deze dingen onwetend waren gebleven’.233 Vooral in de Verenigde Staten wekte de beweging nieuwe belangstelling.234 Slechts vier maanden nadat Hodgson zijn zegje had gedaan, werd het eerste nummer van het tijdschrift The Path van W.Q. Judge in New York gepubliceerd. Een heropleving volgde het jaar daarop in Engeland, toen HPB’s tijdschrift Lucifer verscheen. In latere jaren merkte Francesca Arundale op: ‘. . . in de begintijd toen de ene onaangename gebeurtenis na de andere het bestaan van de beweging zelf scheen te bedreigen en we uitriepen ‘dit zal zeker de dood van de Society betekenen’, zagen we later dat deze als een phoenix uit haar as verrees, nieuw leven kreeg en sterker werd door de tegenslagen die ze te verduren had.’235 Deze opmerkingen werden gesteund door statistische gegevens in Blavatsky’s artikel van 1890 in de North American Review, ‘Recente vooruitgang in de theosofie’. Ze schreef:

Om langdradigheid te vermijden, kunnen we beginnen met het jaar 1884, toen de aanval op ons werd gedaan door de Londense Society for Psychical Research. Uit het officiële rapport van dat jaar blijkt dat er op 31 december 104 erkende afdelingen van de Theosophical Society bestonden in alle delen van de wereld. In het jaar 1885, als een antwoord op onze lasteraars, werden er zeventien nieuwe afdelingscertificaten uitgegeven; in 1886, vijftien; in 1887, tweeëntwintig; in 1888, eenentwintig. . . . Bijgewerkt tot juni 1890 vinden we in onze registers meer dan 200 afdelingen. . . .

En als geen samenzwering, geen aanval de Society ooit ernstig aan het wankelen kon brengen of haar voortgang belemmeren, dan zal niets dat ooit doen. We kunnen slechts dankbaar de christelijke spreuk herhalen, lichtelijk geparafraseerd, die nu zo toepasselijk is voor onze beweging: ‘Het bloed van martelaren is het zaad van de theosofie’. De Society heeft teveel goed werk gedaan, het goede graan is te duidelijk aanwezig, zelfs in hopen erkend kaf, om niet een stevige fundering te hebben gelegd voor de tempel van waarheid in zowel de nabije als de verre toekomst.236

Dit alles was echter nog niet duidelijk toen HPB in 1885 afscheid nam van India; en het volgende jaar zou voor haar een van de meest hartverscheurende persoonlijke beproevingen worden.

 

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 272-8

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag