HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

10 – De moeder van de new age?

 

Het maartnummer van 1970 van McCall’s was bijna geheel gewijd aan ‘De occulte explosie’. De redactionele pagina verwijst naar HPB als ‘de moeder en stichtster van het occulte in Amerika’. De aandacht werd gevestigd op een speciaal artikel van Kurt Vonnegut jr. met als titel ‘De geheimzinnige mevrouw Blavatsky’,* waaruit het volgende is overgenomen:

*De bladzijde tegenover het artikel bevat een groot kleurenportret van Blavatsky die, zoals het onderschrift het uitdrukt, is omringd door ‘symbolen van enkele van haar beroemdste volgelingen . . . de gloeilamp van Thomas Edison; een abstract schilderij van haar Nederlandse volgeling Piet Mondriaan; een honkbalspeler voor ‘stichter’ Abner Doubleday; de ‘Blauwe Vogel’ van de Belgische toneelschrijver Maurice Maeterlinck; een telescoop die de beroemde Franse sterrenkundige Nicolas Flammarion vertegenwoordigt. Andere symbolen verwijzen naar haar belangstelling voor Indiase religies, haar Russische afkomst en haar eindeloze omzwervingen over de wereld.’

Het valt me op dat veel Amerikanen zich vaag ervan bewust zijn dat er ergens in ons P.T. Barnum-verleden een Mw. Blavatsky was.† Als ik hen laat raden wie ze was en wat ze deed, veronderstellen ze gewoonlijk dat ze een uitstekende kwakzalver was onder de vele kwakzalvers die deden alsof ze met de doden spraken. Dit antwoord is onrechtvaardig en getuigt van onwetendheid. . . . Ze was tweeënveertig toen ze hier in 1873 aankwam en haar hoofd was vol occulte theorieën, maar ze walgde van contacten met de doden. . . .

†Noot vert.: Phineas Taylor Barnum (1810-91), een Amerikaanse impresario, die ‘De grootste show op aarde’ creëerde, een combinatie van museum, menagerie en circus, waarmee hij de wereld rondreisde.

Ze beweerde drie keer rond de wereld te hebben gereisd vóór ze hier haar reis onderbrak. ‘Deze dame’, zei de New Yorkse Daily Graphic, ‘heeft een veelbewogen leven geleid, door rond te reizen in de meeste landen van het Oosten op zoek naar antiquiteiten aan de voet van de piramiden, [en] getuige te zijn van de mysteriën van hindoetempels. . . .’

Ze was om te beginnen zo dapper om geheel alleen zover te reizen. Ze was zo briljant dat ze zich taal na taal eigen maakte om te weten te komen wat plaatselijke wijzen wisten. En ze was zo edelmoedig, waarbij ze bijna niets voor zichzelf verlangde. . . . En ze was doodsbang dat ongetrainde, onwaardige personen zouden knoeien met magie en de boel op stelten zouden zetten. Ze maakte in Amerika vijanden door te zeggen dat mediums afschuwelijke risico’s namen met krachten die ze niet begrepen.

Vonnegut citeert dan het volgende uit een van HPB’s artikelen over occultisme:194

Het motief, en alleen het motief, bepaalt of het uitoefenen van macht zwarte en verderfelijke, dan wel witte en goedaardige magie is. Het is onmogelijk gebruik te maken van spirituele krachten als er in de handelende persoon ook maar een zweem van zelfzucht is overgebleven. Want als de bedoelingen niet volkomen zuiver zijn, zal het spirituele zich omvormen tot het psychische, zal het op het astrale gebied werken, en kunnen er daardoor verschrikkelijke gevolgen worden teweeggebracht. De vermogens en krachten van de dierlijke natuur [de psychische natuur] kunnen zowel door zelfzuchtige en wraakgierige, als door onzelfzuchtige en vergevensgezinde mensen worden gebruikt; de vermogens en krachten van de geest staan alleen ter beschikking van hen die volkomen zuiver van hart zijn – en dat is goddelijke magie.195

Hij besluit zijn lange artikel:

Ik heb Mw. Blavatsky bij wijze van spreken van binnenuit benaderd; ik heb naar haar geluisterd en naar degenen die van haar hielden. Ik had even gemakkelijk kunnen aannemen dat haar leven een klucht was en gretig haar vele vijanden kunnen citeren, die dachten dat ze een onbeschaamde bedriegster was. Op zijn minst bracht Mw. Blavatsky wijsheid uit het Oosten naar Amerika, dat deze hard nodig had en nog steeds heeft. . . . Dus zeg ik, ‘Vrede en eer voor Mw. Blavatsky.’ Ik ben verrukt en geamuseerd dat ze Amerikaans staatsburger was. . . . Ook al was ze misschien wat zonderling, ze was iets heel moois; ze dacht dat alle mensen haar broeders en zusters waren – ze was een wereldburger. Ze zei onder andere dit:

Laat niet de felle zon één traan van smart drogen
vóór u die zelf van het gezicht van
iemand die lijdt heeft afgewist.

Tot ziens.

Als we een vergelijking trekken tussen de opvattingen van HPB over werkelijk occultisme, zoals Vonnegut uit haar geschriften citeert, en wat men gewoonlijk onder occultisme verstaat, zou ze het zeker verwerpen om ‘de moeder en stichtster van het occulte in Amerika’ te worden genoemd. Welke rol speelt het pseudo-occultisme in de new-age-beweging? David Spangler, een bekende woordvoerder voor die beweging, plaatst het op het tweede van vier niveaus waarop men de new age tegemoet kan treden en verkennen.

Spangler, die hartstochtelijk is geïnteresseerd in wetenschap, volgde een studie aan de universiteit voordat hij zijn belangstelling richtte op de new age. Hij was mededirecteur van de beroemde Findhorn gemeenschap in noord Schotland en leidt nu de Lorian Association in de Verenigde Staten. Hij doceert aan verschillende universiteiten en houdt overal in de Verenigde Staten en Canada lezingen. In zijn nieuwste boek, Emergence, the Rebirth of the Sacred, spreekt hij over vier niveaus waarop men de new age kan verkennen.

[Het eerste niveau] is als een oppervlakkig etiket, gewoonlijk in een commercieel verband. Dit gebruik blijkt als men het tijdschrift New Age of het East West Journal vluchtig doorbladert, die beide een landelijke verspreiding hebben, of een van de vele kleinere op new age georiënteerde uitgaven: men kan new-age-schoenen aanschaffen, new-age-kleren dragen, new-age-tandpasta gebruiken, boodschappen doen in new-age-winkels en in een new-age-restaurant eten waar op de achtergrond zacht new-age-muziek wordt gespeeld.

Het tweede niveau is wat ik de ‘new age als schone schijn’ noem. Dit is de context waarin individuen en groepen hun eigen fantasieën over avontuur en macht uitleven, gewoonlijk in een occulte vorm of een vorm die bij het duizendjarige vrederijk past. Vele UFO-georiënteerde groepen vallen in deze categorie. Het voornaamste kenmerk van dit niveau is gehechtheid aan een privéwereld van ego-vervulling en een daaruit voortvloeiende (maar niet altijd duidelijke) terugtrekking uit de wereld. [Op dit niveau] is de new age bevolkt geraakt met vreemde en exotische wezens, zoals buitenaardse wezens, met wie mediums beweren in contact te staan. Het is een plaats van psychische vermogens en occulte mysteries. In deze context worden de woorden new age waarschijnlijk het meest gebruikt, jammer genoeg. . . .

Het derde niveau is de new age als de belichaming van verandering. Het bijzondere kenmerk is dan de transformatie zelf, wat gewoonlijk wordt uitgedrukt als een paradigmaverschuiving [of een verandering in de uitgangspunten en waarden in de kern van een bepaalde cultuur]. Dit beeld van de new age wordt gewoonlijk het publiek aangeboden in boeken zoals An Incomplete Guide to the Future door Willis Harman, De aquarius samenzwering door Marilyn Ferguson en Het keerpunt door natuurkundige Fritjof Capra. Dit is het niveau van de besprekingen op veel internationale en regionale conferenties; het wordt bediscussieerd door futuristen en maatschappijhervormers en onderzocht in regeringsprojecten zoals het Global 2000 rapport aan president Jimmy Carter. In deze context wordt het idee van een opkomende nieuwe cultuur gewoonlijk meer gezien op sociaal, economisch en technologisch gebied dan op spiritueel gebied. . . .

Op het vierde niveau is de new age in essentie een spirituele gebeurtenis, de geboorte van een nieuw bewustzijn en een nieuwe manier om het leven te ervaren. . . . Het is de new age als een zijnstoestand, een manier waarop men in relatie staat tot anderen, die wederzijds kracht geeft en verrijkt. Dit niveau concentreert zich meer op de spirituele functie – namelijk op de dienstbaarheid – dan op spirituele ervaring, die het brandpunt vormt dat men vaak op het tweede niveau aantreft – dat van paranormale en spirituele schone schijn.196

Spangler citeert uit The Transformations of Man (1956) door Lewis Mumford:

We leven op de rand van een nieuw tijdperk: het tijdperk van een open wereld en van een zelf dat in staat is zijn rol te spelen in dat grotere verband. Een eeuw van vernieuwing, waarin werk en vrije tijd en leren en liefde zich zullen verenigen om een nieuwe vorm voort te brengen voor elk stadium van het leven, en een hoger pad voor het leven als geheel.197

Spangler geeft als voorbeeld van het vierde niveau waarop ‘het idee van een new age als spiritueel verschijnsel wordt besproken en voorspeld’, het werk van metafysische en esoterische groepen zoals de Theosophical Society.198 In 1977 hield Spangler twee lezingen over theosofie. Een vond plaats in Ferndale in Detroit op 15 oktober 1977, waaraan het volgende is ontleend:

Ik hoorde over de Theosophical Society en over de theosofie zelf toen ik 15 of 16 was, maar ik ging pas echt theosofische boeken lezen toen ik begin twintig was. Vóór die tijd had ik verschillende soorten innerlijke ervaringen die me ervan overtuigden dat we in een wereld met vele dimensies leven. . . . Toen ik lezingen begon te geven, had ik een dieper, gestructureerder soort inzicht nodig waarop ik me kon richten. . . . Ik werd naar de theosofie verwezen. Dit gebeurde in 1965.

De spreker gaf toen een overzicht van de westerse geschiedenis vóór de moderne theosofie op het toneel verscheen. Hij begon met de periode toen het christendom van Rome het won van het Keltische christendom en het Vaticaan de opperste heerser was. Toen volgde de opstand van wetenschappelijk ingestelde mensen, die hun onderzoekingen beperkten tot wat door de vijf zintuigen kan worden gekend. Ze stopten alle kennis in kleine vakjes, zegt Spangler, en beschouwden alleen deze kennis als echt, terwijl ze 90% van het heelal weglieten – het onzichtbare heelal. Dit veroorzaakte een scheiding onder de mensen en bood de mogelijkheid tot tirannie.

Spangler vervolgt:

Dus dan komt er iets dat wetenschappers wakker schudt, om ze op nieuwe manieren te laten kijken. Maar wat zou groot genoeg kunnen zijn, sterk genoeg en vreemd genoeg om wetenschappers wakker te schudden op het dieptepunt van het materialisme van de negentiende eeuw? Een vrouw die sigaretten rookte en Mw. Blavatsky heette. Ze was iemand die het vermogen had aan te tonen dat bepaalde veronderstellingen waar de wetenschap van uitging, alleen maar veronderstellingen waren. En we hebben veel aan haar te danken, of we theosoof zijn of niet. . . . Ze is een ware pionier, een echte Copernicus, zo u wilt.

En omdat de meeste dingen door groepen worden gedaan, verschenen samen met Mw. Blavatsky de theosofische beweging en de theosofie. De theosofie maakte deel uit van het voertuig dat was gekozen om het besef te doen herleven dat alles in de wereld dat betekenis heeft, maar niet toegankelijk is of waarneembaar voor de vijf zintuigen, esoterische kennis is, esoterische traditie in de diepste en hoogste zin – een studie van essenties. . . . Theosofie is een ideaal voertuig, een vurig en hartstochtelijk voertuig om in het menselijke bewustzijn in het Westen enig werkelijkheidsbesef te brengen. Men zegt dat theosofie wordt geïnspireerd door de broeders, of meesters van mededogen en wijsheid.199

David Spangler hield op 11 oktober 1977 aan het hoofdkwartier van de Theosophical Society in America in Wheaton, Illinois, nog een toespraak, ‘Theosofie, het persoonlijke avontuur, een kans voor de wereld’. In de loop van de lezing besprak hij twee moeilijkheden die onderzoekers met metafysische belangstelling tegenkomen en moeten overwinnen.

De eerste is het gevaar om een overdosis zogenaamde occulte informatie tot zich te nemen wat, zo zegt Spangler, onvermijdelijk leidt tot mentale indigestie, verwarring en een toestand van opwinding waarin steeds meer ‘esoterische beloningen’ worden verwacht. De lawine van occulte literatuur die de markt overstroomt, verergert het probleem. De tweede is dat de onderzoeker moet inzien dat al deze literatuur en de schrijvers ervan niet hetzelfde zeggen; daarom kunnen de geschriften niet in alle opzichten waar zijn. Hierover zegt Spangler:

Iedereen die diep in de esoterische beweging duikt, kan dit begrijpen want er zijn in onze wereld verschillende esoterische tradities. Er is theosofie, er is de Arcane School en de geschriften van Alice Bailey, er is Rudolf Steiner en de antroposofie, er zijn talrijke uitspraken door verschillende mediums zoals bijvoorbeeld het Seth-materiaal. Er zijn dingen zoals in Findhorn en er is het werk dat wordt gedaan op het gebied van het parapsychologisch onderzoek en in de biofeedback. Het zou prettig zijn als al deze bronnen hetzelfde zeiden, maar dat is niet zo.

Nu is dit niet verwonderlijk als men bedenkt dat de innerlijke gebieden minstens zo ingewikkeld zijn als de fysieke wereld. Het is best mogelijk dat iemand het leven op aarde bestudeert en in het zuidwesten van dit land aankomt, iemand anders in het midwesten, en weer een ander in Afrika of in Azië. Hun verslagen zouden niet gelijk zijn. De aarde is een hete plaats waar niets leeft. Of de aarde is niets dan een enorme stad waarin ook niets schijnt te leven. Of de aarde is een woud, of alle levende dingen op aarde zijn geworteld. . . .

Volgens mij werden de Theosophical Society en de theosofie als herkenbaar begrip honderd jaar geleden gecreëerd door de meesters van wijsheid om een instrument te scheppen, om een vlammend instrument te smeden, dat ons de middelen kan geven om om te gaan met de verruimde gewaarwordingen in een rijker heelal, zodat we niet worden overweldigd en we grotere patronen van synthese en eenvoud ontdekken.

De Theosophical Society werd in het leven geroepen om een orgaan van energie te zijn dat ons kan helpen om door te schuiven van niveaus waar we verschillen naar het waarnemen van essentie; en om vanuit de gewaarwording van de essentie de heelheid te kunnen waarnemen en op grond daarvan te handelen, een heelheid die ons verbindt. Dit is duidelijk aangegeven in de eerste doelstelling van de Society, namelijk een broederschap te stichten onder alle wezens in onze wereld. U ziet dus dat Findhorn in feite in het verlengde ligt van de theosofische beweging.

Als we een ogenblik bedenken wie de meesters van mededogen en wijsheid zijn, en wat ze vertegenwoordigen, dan wordt dit ons misschien duidelijker. Als ik iets creëer, dan is het een verlengstuk van wat ik ben – hopelijk. De Theosophical Society werd geschapen door mensen, maar was ook een schepping, een verlengstuk, of een tevoorschijn komen uit het niveau of gebied van het leven . . . dat de personificatie of de belichaming is van de beginselen van synthese en heelheid.

De spreker omschrijft vervolgens de aard van de meesters van wijsheid en noemt de theosofische beweging een manifestatie van hun werk. ‘De theosofische beweging’, voegt hij eraan toe, ‘is in feite de moeder van de hele new-age-beweging en heeft als zodanig een enorme rol te spelen in de ontwikkeling van de new age.’

Findhorn, de new-age-gemeenschap in Noord-Schotland die door Spangler wordt beschouwd als een verlengstuk van de theosofische beweging, is ‘een archetypisch new-age-centrum en -gemeenschap’ genoemd voor honderden kleine gemeenschappen die de laatste decennia in Noord- en Zuid-Amerika, in Europa en in delen van het Oosten zijn ontstaan. De schrijfster van dit boek heeft er in de zomer van 1978 lezingen gegeven. Het was interessant te zien dat, hoewel deze gemeenschap niet sektarisch is, de religieuze/filosofische achtergrond van de meeste inwonende leden ofwel de Arcane School van Alice Bailey, de antroposofie van Rudolf Steiner, of de theosofie was. Zowel Mw. Bailey als dr. Steiner hadden een verleden in de Theosophical Society. Bailey was een aantal jaren actief in de Society in Californië, terwijl Steiner van 1902 tot 1913 aan het hoofd stond van de Duitse Theosophical Society.

Terwijl Mw. Bailey openlijk erkende dat ze HPB en de theosofie veel verschuldigd was, was dit anders met Steiner. In zijn autobiografie, die twee jaar voor zijn dood in 1925 werd geschreven, houdt hij vol (evenals daarna zijn volgelingen) dat hij vóór, tijdens en na zijn band met de TS altijd zijn eigen lijn van leringen volgde en op geen enkele manier werd beïnvloed door de theosofie.200 Zelfs zijn welwillende biograaf, Colin Wilson, die naar HPB verwijst als een ‘mengsel van kwakzalverij en literair genie’, erkent dat het ‘duidelijk lijkt dat de theosofie een veel grotere invloed uitoefende dan [Steiner] bereid was toe te geven’.201

De Nederlander H.J. Spierenburg heeft grondig onderzoek gedaan naar deze invloed. Hij heeft alle bekende brieven van Steiner onderzocht en de 350 delen van zijn Gesamtausgabe* doorgenomen. Het resultaat werd uitgegeven in een reeks artikelen in het Nederlandse tijdschrift Theosofia en werd daarna in het Engels vertaald door J.H. Molijn.202 Hieronder wordt een selectie gegeven ingedeeld in vier categorieën, voornamelijk ontleend aan lezingen en brieven:

*De Gesamtausgabe van Steiner is enorm uitgebreid – ze omvat alle edities van boeken en artikelen die hij schreef en ook zijn lezingen.

1. Een Profetie van Nostradamus

In een lezing op 10 juni 1904 sprak Steiner over deze voorspelling van Nostradamus:

Wanneer aan de 19de eeuw een einde zal zijn gekomen, zal een van de Broeders van Hermes uit Azië komen en zal de mensheid weer verenigen.

Hij gaf als commentaar: ‘De Theosophical Society is een vervulling van deze profetie van Nostradamus.’203 Men herinnert zich misschien dat HPB in het voorwoord van Isis Ontsluierd (1:vii, Eng. uitg.) verklaart dat haar boek ‘de erkenning bepleit van de hermetische filosofie, de universele wijsheid-religie van de oudheid, als de enig mogelijke sleutel tot het Absolute in wetenschap en theologie’.

2. De Geheime Leer

In een brief aan Maria Von Sivers (20 augustus 1902) schreef Steiner: ‘De Geheime Leer is goed aangekomen en ligt op mijn schrijftafel; ze bewijst me goede diensten bij mijn studies ervan, waarbij ik haar voortdurend raadpleeg.’204

Vervolgens citeert hij De Geheime Leer (1:72) in een brief aan Gunther Wagner en citeert een van de stanza’s van Dzyan, over het feit dat onze planetaire wereld bestemd is om zeven waarheden te ontvangen. Er zijn er al vier ontvangen, omdat de mensheid nu in het vierde stadium of de vierde ronde is. Steiner merkt op: ‘Laat ik u voorlopig zeggen dat de theosofie, dát deel van de theosofie dat in de esoterische gedeelten van De Geheime Leer is opgenomen, een samenstelling van delen van de vijfde waarheid is.’205

Nog op 21 juni 1909 schreef Steiner: ‘. . . de stanza’s van Dzyan en de brieven van de meesters zijn nog lang niet volledig begrepen en men zou ze daarom intensief moeten bestuderen, omdat ze tot de grootste wijsheid behoren die in de evolutie van de mens is onthuld’.206

3. De Meesters van wijsheid en mededogen

In een brief aan een zekere Anna Wagner Steiner, gedateerd 2 januari 1905, schreef Steiner:

U weet dat er achter de gehele theosofische beweging hoogontwikkelde wezens staan die we ‘meesters’ of ‘mahatma’s’ noemen. Deze verheven wezens hebben reeds de weg afgelegd die de mensheid als zodanig nog moet gaan. Ze werken nu als de grote ‘leraren van wijsheid en harmonie. . . .’ Op dat moment zijn ze actief op de hogere gebieden, waarnaar de rest van de mensheid in de loop van de komende ontwikkelingstijdperken, zogenaamde ronden, zal opklimmen. Op het fysieke gebied werken ze door middel van ‘boodschappers’.207

Hij schreef in een brief aan Maria Von Sivers (9 januari 1905):

Liefste, laten we de moed niet verliezen: zolang we in contact staan met de grote Loge, kan ons in werkelijkheid niets gebeuren, wat er ook schijnbaar gebeurt. Slechts door ons moedig volhouden zijn we verzekerd van de hulp van de verheven meesters.208

4. H.P. Blavatsky

Hier volgt een citaat uit een lezing die Steiner op 5 mei 1909 in Berlijn gaf:

Om het werk van H.P. Blavatsky te kunnen begrijpen, moet men het vermogen tot oordelen bezitten, en, wat heel wonderlijk lijkt, veel meer dan H.P. Blavatsky zelf had! Dat wist ze en dat is de reden dat ze zei: ‘Deze zaken zijn niet van mij afkomstig; ze zijn afkomstig van die hoge individuen die achter onze beweging staan. . . .’ Laten we aannemen dat ze de waarheid sprak. Laten we aannemen dat er werkelijk van die grote meesters van wijsheid en harmonie zijn en dat die haar hebben geïnspireerd. Laten we dat aannemen, dan kan alles worden verklaard zonder dat er sprake is van wonderen. Dan staan er immers grote, krachtige individuen achter haar en was ze het werktuig om aan de wereld deze grote geheimen mee te delen. Dan zou iemand hooguit kunnen vragen: ‘Waarom dan deze Blavatsky?’ Maar wie zoiets zegt begrijpt deze tijd niet. Wanneer iemand anders geschikt was geweest om een kanaal te zijn voor de woorden van de meesters van wijsheid en harmonie, . . . dan had men die ander genomen. . . . Wat nodig was, was zielengrootsheid en een hart vol toewijding om datgene in zich op te kunnen nemen wat de mensheid moest worden ingeprent. Die had ze! Gaat men daarvan uit, dan kan alles worden verklaard.

[Omdat in haar boeken] zaken zijn te vinden die tot het meest imposante van de mensheid behoren, die men zelfs bij de grootste geleerden niet kan vinden, kunnen ze niet door haar zijn verzonnen. En dit zal de wereld elke dag meer moeten inzien.209

Dr. Stephan A. Hoeller, schrijver van een artikel met de titel ‘H.P. Blavatsky: Als vrouw een mysterie, en een held van het bewustzijn’,* is wetenschappelijk medewerker in vergelijkende godsdienstwetenschap aan de University of Oriental Studies in Los Angeles en deskundig op het gebied van de gnostici en van Jung. Dit artikel over H.P. Blavatsky is een herziene versie van een toespraak, gehouden op 8 mei 1991 aan het hoofdkwartier van de Theosophical Society in America in Wheaton, Illinois, ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van haar overlijden. Het artikel is bekort.

*Stephan A. Hoeller, ‘H.P. Blavatsky: Als vrouw een mysterie, en een held van het bewustzijn’, The Quest, Wheaton, Illinois, herfst 1991, 70-77.

Als we proberen het karakter te schetsen van de verbazingwekkende vrouw en magiër Mw. Blavatsky, en bepaalde indicaties van de aard van haar werk te geven, is het voor ons inzicht misschien nuttig om deze persoon en haar missie eerst historisch te plaatsen. Zelfs al zouden alle goed ingelichte personen het erover eens zijn dat ‘HPB’, zoals ze bekendstond en vaak nog staat, veel unieke eigenschappen bezat, is het ook waar dat zij en haar werk behoren tot een bepaalde en bijzondere soort traditie, die de laatste decennia in toenemende mate erkenning heeft gekregen door de wetenschap en die bekend werd als de traditie van de alternatieve werkelijkheid.

De westerse (oorspronkelijk mediterrane) cultuur bezit twee werkelijkheden en rond deze groeperen zich twee tradities. Een voorbeeld van de eerste traditie is het wereldbeeld van de oude joden en de Grieken uit het tijdperk van Homerus. Een van de eerste kenmerken ervan is dat de mens een lichaam is dat al dan niet een ijl aanhangsel heeft dat een ziel wordt genoemd. Volgens deze werkelijkheidstraditie is naast het lichaam de rede het belangrijkste deel van de mens. Met deze rede herkent de mens de wil van God of van de goden en met dezelfde rede bedwingt de mens de natuur en onderwerpt haar aan zijn wil. Psychologisch uitgedrukt is deze eerste werkelijkheidstraditie hoofdzakelijk gebaseerd op het menselijke ego. Rede, wil, wet, de unieke positie van individuen en van volkeren in de loop van de geschiedenis, dit zijn de kenmerken van de eerste werkelijkheid.

De tweede kijk op de werkelijkheid verschilt van de eerste. Deze is niet geworteld in de openbaring van een monotheïstische God en evenmin in de zogenaamde helderheid van de rede van Aristoteles. De tweede, alternatieve, werkelijkheid komt van oude volkeren zoals de Kelten ten noorden en de Egyptenaren en de Babyloniërs ten zuiden van het Middellandse-Zeebekken. De grote vertegenwoordigers van deze werkelijkheid waren het platonisme, neoplatonisme, pythagorisme, de hermetische leer en het gnosticisme in de oudheid. Daarnaast vinden we talrijke latere vertegenwoordigers van deze traditie in de hele geschiedenis van de westerse spiritualiteit.

Wat zijn de voornaamste kenmerken van deze alternatieve werkelijkheidstraditie? De alternatieve werkelijkheid zegt gewoonlijk dat er een lichaam, een ziel en een geest is; en dat de laatste twee in fundamentele zin boven het lichaam staan. Het niet-fysieke deel van de mens is in staat tot praktisch oneindige graden van uitbreiding; deze uitbreiding wordt bereikt door een groei van bewustzijn door inwijding. De alternatieve werkelijkheidstraditie beweert ook dat in plaats van de natuur te onderwerpen door de intellectuele wil, de mens eigenlijk een band van sympathie moet aangaan met de natuur. Men stelt zich voor dat zo’n band mogelijk is omdat bepaalde subtiele spirituele verbindingen worden gezien als een brug tussen de natuur van de mens en de natuur in de wereld buiten hem. In een ander opzicht zou het ook juist zijn te zeggen dat, terwijl de eerste werkelijkheid de mens voorschrijft de kosmos te onderwerpen door de rede en de wil, de tweede of alternatieve werkelijkheid de belofte in het vooruitzicht stelt dat de mens de kosmos kan overstijgen door een proces van bewustzijnsgroei door inwijding.

Het wereldbeeld van de alternatieve werkelijkheid is magisch. Magie wordt taalkundig in verband gebracht met het idee van grootsheid, zoals blijkt uit woorden zoals magnifiek, magistraal en zelfs magneet, die alle de Indo-Iraanse lettergreep mag bevatten. Het magische wereldbeeld ziet in de innerlijke schuilhoeken van de mens een verborgen grootsheid en beweert dat door deze grootsheid doeltreffend tot manifestatie te brengen, de mens de beperkingen van een belichaamd bestaan in de kosmos te boven kan komen, en zelfs de wereld helemaal te boven kan komen. De mens ontgroeit de stof, de natuur en de kosmische orde en gaat in toenemende mate op in het rijk van het bovennatuurlijke, een wereld van bovenzintuiglijke werkelijkheid.

Omdat er tegenwoordig meer aandacht wordt besteed aan de natuur, Gaia, scheppingsspiritualiteit en dergelijke, is het belangrijk te bedenken dat de alternatieve werkelijkheid en de traditie die daarop is gebaseerd, berusten op het menselijk vermogen uit te stijgen boven de aarde, de natuur en de kosmos, en niet alleen op een harmonische aanpassing daaraan. De alternatieve werkelijkheid is ook niet stamgebonden en benadrukt zelfs niet de sociale situatie. Ze richt zich niet op de manier waarop mensen op de meest zinvolle wijze kunnen samenleven, maar eerder en voornamelijk op hoe de onuitsprekelijke grootsheid kan worden ontdekt en vrijgemaakt in de individuele menselijke ziel. Zo zien we dat de verschillende belichamingen van deze tradities tegelijk universele broederschap benadrukken in tegenstelling tot stam- en nationale trouw en bevestigen dat de samenleving kan worden verbeterd, niet door collectieve middelen, maar door de innerlijke transformatie van individuen waaruit die samenleving bestaat. De waarden van stam, land, samenleving en in feite van de hele kosmos worden radicaal gerelativeerd door de ontdekking van de onuitsprekelijke grootsheid die zetelt in de menselijke geest.

Dan komt Mw. Blavatsky op het toneel, de grote, misschien wel de grootste pionier en vertegenwoordiger van de alternatieve werkelijkheidstraditie in de negentiende en twintigste eeuw. Wie was zij?

In de eerste plaats was ze een vrouw en dat zegt veel. Ze overwon de beperkingen van haar geslacht die haar in haar tijd werden opgelegd en ze werd een fel onafhankelijk, zelfbeschikkend en uit eigen motieven handelende persoon; en ze gaf deze positie in de loop van haar leven nooit op. In haar tijd werden vrouwen en intellectuele en spirituele roepingen als onverenigbaar beschouwd. In feite schenen ze velen toe als water en vuur; men vond dat ze niet konden samengaan. Samen met een handjevol negentiende-eeuwse vrouwen die spirituele leiders werden, trotseerde H.P. Blavatsky dit machtige vooroordeel van haar tijd.

Ten tweede was ze een rebel – tegen de samenleving zoals ze die aantrof, tegen religie zoals ze die ervoer, tegen de etiquette en schijnheiligheid in alle vormen. De drijfveer van haar verzet was echter nooit overwegend politiek of sociaal-economisch. Ze werd meegesleept in het romantische enthousiasme voor de Italiaanse risorgimento en heeft misschien zelfs in het leger van Garibaldi gevochten voor de vrijheid en vereniging van Italië. Ook is er veel dat erop wijst dat ze racisme, kaste-mentaliteit en de onderdrukking van vrouwen actief bestreed; aan het einde van de negentiende eeuw werd ze in India, waar ze voor geruime tijd was gaan wonen, daarmee geconfronteerd.

Ten derde was ze geen officieel opgeleide academicus, maar een geïnspireerde geleerde. Ze was een talentvolle schrijfster en haar essays, boeken, dichterlijkgeïnspireerde werken en korte verhalen werden in verschillende talen geschreven en uitgegeven. Ze was een briljante causeur, verteller en informele spreker. Ze kon buitengewoon formeel zijn en totaal informeel. Ze was een veelzijdige, boeiende metgezel. Ze schilderde, speelde piano en was vertrouwd met kunst in het algemeen. Zoals de meeste vrouwen uit haar tijd, volgde ze geen hoger onderwijs, maar ze vertoonde een verbazingwekkende kennis van veel takken van wetenschap en kon het opnemen tegen veel geleerde, formeel geschoolde academici. Veel tijdgenoten en mensen van latere generaties wensten vurig zelfs maar een fractie te bezitten van de diepe kennis gepaard gaand met intuïtie, die ze altijd aan de dag legde.

Ten vierde was ze een Russin. Hoewel ze een groot deel van haar leven als volwassene buiten Rusland doorbracht en terwijl ze haar positie als genaturaliseerde staatsburger van de Verenigde Staten aanvaardde en koesterde, was ze een ware dochter van Moeder Rusland. Sommigen hebben de indruk dat haar leven en karakter sterk overeenkomen met het archetype van de traditionele Russische zwervende heilige, die bekendstaat als staretz (letterlijk ‘oude’). Dit betekent een zwervende, niet-priesterlijke asceet of pelgrim die door het land reist en de mensen op het gebied van spirituele zaken aanspoort, soms op een bepaald onconventionele manier.

De tragiek van haar leven was dat ze onder mensen leefde die haar niet begrepen. Zij wilden een leraar – aardig, netjes, schoongeboend, welgemanierd, zedelijk volgens hun vervreemde zedenleer; geleerd, waarheidlievend, eerlijk in talloze onbelangrijke, onbeduidende details. Een schooljuffrouw, een onderwijzeres die hen zou leren hoe ze wijs konden zijn, en bovenal machtig in occulte praktijken. Ze was een specialist op het gebied van het heilige. Zij wilden een alledaagse leraar voor hun alledaagse zielen. Zij wilden iemand zoals zijzelf, die slechts meer wist dan zij. Ze was van een ander type. Ze had niet alleen kennis die anders was, maar ze was anders. Ze was een vreemdeling in een vreemd land – niet alleen een Russische aristocratische bohémienne met onconventionele manieren te midden van onbuigzame, vervreemde, onderdrukte Victoriaanse Engelsen en Amerikanen van de middenklasse, die het verschil niet wisten tussen uiterlijke schijn en essentie. En ondanks dit alles, ondanks deze grote nadelen en obstakels op haar weg, slaagde ze toch erin bij honderden en honderden het hart in vuur en vlam te zetten, zodat, waar ze ook waren, hun vuur nooit doofde. Zelfs toen ze zich tegen haar keerden, zelfs toen ze haar een bedriegster, een kwakzalver, een plagiaris en een onzedelijke vrouw noemden, zelfs toen wisten ze innerlijk dat zij hen leven, energie, inspiratie, creativiteit en iets van betekenis had gegeven. Zelfs haar vijanden legden onbedoeld getuigenis af van haar grootsheid en haar kracht.

Maar niet allen keerden zich tegen haar. Sommigen voelden aan, wisten wie of wat ze was. Weinigen of niemand begrepen haar, maar ze kwamen naar haar toe en ze ontvingen iets van haar unieke uitstraling en droegen het over. Henry Olcott, de kolonel uit de Amerikaanse burgeroorlog en advocaat. Hij begreep haar niet echt, maar hij werd voorzitter van haar Theosophical Society, hij reisde en werkte onophoudelijk voor haar.

En er waren nog anderen: Judge, de Iers-Amerikaanse advocaat. Hij wist dat hij het belangrijkste in zijn leven had gevonden en hij zou het nooit opgeven. Annie Besant, de rebel, de sociale revolutionair, de feministe en Fabian-socialiste, de grootste welsprekende redenaar van haar tijd. Zij wierp één blik op de oud wordende, zieke, gefolterde Blavatsky in een kamer in Londen en ze liet al haar geloofsopvattingen, vrienden, zaken en betrekkingen varen en wierp zich aan de voeten van de oude leeuwin uit Rusland. G.R.S. Mead; geleerde, vertaler van gnostische teksten, in zijn tijd een ongeëvenaarde autoriteit op het gebied van gnosticisme en hermeticisme, die haar diende tot haar dood en die in mei 1891 in Engeland de laatste toespraak hield boven haar as. En alle anderen, honderden, ja duizenden: dichters, kunstenaars, geleerden, journalisten, geestelijken, politici, staatslieden en eenvoudige mensen uit alle lagen van de bevolking. Ze kwamen allen; en na haar dood hebben velen van hen voortgezet wat zij was begonnen. De invloed van Blavatsky was zowel tijdens haar leven als na haar dood veel groter dan zelfs haar meest vurige bewonderaars zich realiseren. . . . Wat een vrouw! Wat een wonder, wat een mysterie. .’.’. Ze gaf geen cent om de heilige koeien en conventies van Europa, Amerika of India – maar ze was iemand van betekenis. Ze was zichzelf; ze was HPB. Ze volgde haar gesternte, leefde volgens haar visie, stierf voor haar missie. Ze kwam uit de aristocratie van keizerlijk Rusland en ze sloot zich aan bij de adel van de geest. Ze was de grootmoeder van het nieuwe denken en ze is de overgrootmoeder van de new age. . . . Hindoes en boeddhisten in India en Ceylon eerden haar, omdat ze hun gevoel van eigenwaarde herstelde, dat door koloniale arrogantie was beschadigd. Vele spiritisten mochten haar niet, want ze herinnerde hen eraan dat ze zelf geesten waren en dat er daarom geen noodzaak was om contact te hebben met de zogenaamde geesten van de doden. Als ze nu zou leven, zou ze de mediums van deze tijd, die ‘channelers’ worden genoemd, hekelen met haar favoriete spotnaam ‘kletskousen’.

Onze bespreking hier gaat voornamelijk over wie ze was. Want wat ze deed en bereikte vloeide op natuurlijke wijze voort uit wie ze was. Haar vele boeken, waaronder De Geheime Leer; de theosofische beweging die ze in 1875 hielp oprichten en die nog steeds bloeit; de inspiratie die ze heeft doorgegeven aan ontelbare toegewijde harten en sterke geesten; dat alles was en is en zal zijn door wie ze was. En wie was ze dan? We weten het niet. We zullen het waarschijnlijk nooit weten. Ze blijft een edel mysterie.

Maar er is nog iets dat we wel weten, namelijk dat degenen die niet dankbaar zijn voor wat ze hebben ontvangen, zeer zeker geen verdere zegeningen verdienen. En dus is het vandaag onze plicht dankbaarheid te betuigen voor wie ze was en voor wat ze ons gaf, voor wat ze ons heeft gebracht. Niemand keerde onveranderd terug uit de magische kring van haar gezelschap. Zelfs vandaag worden degenen van ons die tot de vlam zijn getrokken die zij eens hielp ontsteken, onmetelijk geholpen door haar inspiratie. We moeten haar vandaag bedanken en tot het eind van onze dagen. Bedankt, Helena Petrovna, bedankt, heel erg bedankt.

Het volgende hoofdstuk biedt nog een voorbeeld van de tijdloosheid van haar geschriften.

 

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 508-20

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag