HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

12 – Niet zonder eer

 

Na zes jaar intensief onderzoek waarbij werd gebruikgemaakt van de modernste onderzoekmethode naar historische betrouwbaarheid, heeft een groep van tweehonderd bijbelgeleerden, dominees en leken in de Verenigde Staten, die bekendstaat als het Jesus Seminar, ontdekt dat niet meer dan 20 procent van de gezegden die in het Nieuwe Testament aan Jezus worden toegeschreven, inderdaad door hem werden uitgesproken. Onder de woorden die hij nooit heeft geuit, waren: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader behalve door mij.’* Zo wordt het voornaamste dogma van het orthodoxe christendom ondermijnd, dat iemand alleen door Jezus kan worden gered.

*Zie H.P. Blavatsky Collected Writings, 13:55, 14:396vn; De Geheime Leer, 2:260vn.

Ari Goldman berichtte het bovenstaande in zijn kolom in de New York Times (8 februari 1991). Hij voegde eraan toe: ‘Onder de opmerkingen die Jezus toen [wel maakte] was een uitspraak die met kleine onderlinge verschillen in het Evangelie van Mattheus, Marcus en Johannes wordt gevonden, over een profeet die geen eer geniet in zijn eigen land.’ De boeken van HPB waren in Rusland altijd verboden. Haar boeken waren ook verboden toen de Sovjets de macht overnamen.† Wat is het dan verbazingwekkend om uit The Theosophist van augustus 1990 te vernemen:

†Tijdens de tien jaar na 1908, toen de censuurambtenaar van de tsaar werd ontslagen en een nieuwe liberale werd benoemd, bloeide Rusland en de theosofie.

In het moederland van Mw. Blavatsky is nu veel belangstelling voor haar leven en werk. Dit kwam sterk naar voren tijdens het bezoek van de internationale voorzitter [van de Theosophical Society (Adyar)], Mw. Radha Burnier, aan Moskou en Leningrad van 14 tot 24 juni 1990, op uitnodiging van het Sovjet Schrijversverbond en het genootschap ‘Vrede door cultuur’. . . .

Er waren in Moskou twee belangrijke feestelijke gebeurtenissen, waarvan de eerste plaatsvond op 18 juni toen een tentoonstelling over HPB werd geopend in het indrukwekkende gebouw van het Schrijversverbond. Er werden foto’s van haar geëxposeerd, haar boeken in het Russisch, uittreksels uit haar geschriften, verklaringen door M.K. Gandhi, Jawaharlal Nehru, Nikolaas Roerich en anderen over haar invloed op hun leven en er waren enkele theosofische boeken in het Engels, meegebracht uit Adyar. De pers en televisie van Moskou brachten verslag uit van de gebeurtenis en enkele miljoenen kijkers zagen tijdens de uren met de grootste kijkdichtheid de opening, toen werd aangekondigd dat 1991 zou worden gevierd als het internationale jaar van Blavatsky, omdat het de honderdste verjaardag van haar overlijden was.

De volgende dag, 19 juni, was er een bijeenkomst ter ere van HPB in de zaal van het Sovjet Schrijversverbond. De vijfhonderd zitplaatsen waren onvoldoende voor alle bezoekers, niet alleen uit Moskou maar ook uit andere steden. Een groot portret van HPB omringd met bloemen versierde het podium; Valentin M. Sidorov, [toen] voorzitter van ‘Vrede door Cultuur’, gaf een schets van het leven van HPB, lichtte de doelstellingen van de Theosophical Society toe en verwelkomde de internationale voorzitter; haar bezoek was volgens hem een historische gebeurtenis, na de meer dan zeventig jaar waarin de boeken van HPB waren verboden en de TS was buitengesloten uit het land van haar geboorte. Dit werd gevolgd door een toespraak door Mw. Burnier. .i.l. Na een korte pauze werden er gedichten door en over HPB voorgedragen en werden volksliedjes, die haar dierbaar waren, gezongen. Elke kunstenaar schonk een roos ter nagedachtenis van HPB.

Het programma in Leningrad [nu St. Petersburg] omvatte eveneens twee bijeenkomsten, waarvan er één plaatsvond in het gebouw van het Schrijversverbond. Na een korte inleiding en een toespraak door Mw. Radha Burnier, konden vragen worden gesteld. De levendige belangstelling van de ruim tweehonderd deelnemers bleek uit de verscheidenheid en het brede terrein van de vragen over de TS en de theosofie. Leden van de Roerich Foundation waren sterk betrokken bij de programma’s en ook de relatie van de TS met de Roerichs werd besproken.

Een aantal privégesprekken met belangstellenden en sympathisanten vond plaats in zowel Moskou als Leningrad [St. Petersburg]. In de discussie met de stafleden van ‘Vrede door Cultuur’ werd voorgesteld om een verzoek te doen aan de autoriteiten van de stad Dnjepropetrovsk (dat vroeger Jekaterinoslav werd genoemd), de geboorteplaats van HPB, om toe te staan dat men een gedenkplaat met een passende tekst zou aanbrengen op het huis waar ze werd geboren, dat gelukkig nog intact is. Dit werd gedaan op 12 september 1991, de datum waarop HPB volgens de huidige Russische kalender werd geboren. [De verjaardag volgens de moderne kalender is 12 augustus; volgens de oude Russische kalender 31 juli.]

Het herdrukken [5000 exemplaren] van de Russische vertaling van De Geheime Leer maakt ook deel uit van het plan voor het ‘jaar van HPB’. De voorzitter, Mw. Radha Burnier, bood aan via offset de bestaande Russische vertaling te drukken bij de Vasanta Press in Adyar, omdat een tekort aan papier in Rusland het onpraktisch maakte zo’n boek in Rusland op tijd te drukken voor verspreiding in 1991. Er wordt voorgesteld bibliotheken en andere belangrijke instituten in Rusland te voorzien van De Geheime Leer. . . .

Zo is er voor de theosofie een opmerkelijk nieuw begin gemaakt om overal in Oost-Europa bekend te worden. Het is bevredigend dat het initiatief is gekomen van de mensen zelf* in dit uitgestrekte gebied, dat helaas zo lang onwetend was. Ze dorsten naar spirituele kennis en het licht dat nodig is om ernstige menselijke problemen op te lossen.227

*Dat het initiatief inderdaad van de Russen zelf kwam, blijkt uit het feit dat toen Mw. Burnier naar Moskou ging, ze geen idee had van alles wat voorafgaand aan haar bezoek was gepland (Adyar Newsletter, mei 1990, 3).

Het is misschien van belang dat het Russische volk juist tijdens het internationale jaar van Blavatsky de ketenen van het communisme afwierp ten gunste van een democratische regeringsvorm. Op 24 augustus 1991, ten tijde van de mislukte staatsgreep van de Sovjet-voorstanders van een hardelijn-politiek, verscheen het volgende in de New York Times:

George F. Kennan, een bekende Amerikaanse historicus en deskundige op het gebied van de diplomatie van de Sovjetunie [nu Rusland] heeft gezegd dat volgens hem de gebeurtenissen rond de mislukte staatsgreep in Moskou de Russische revolutie in betekenis overtreffen. ‘Ik vind het moeilijk om een ander keerpunt in de moderne Russische geschiedenis te vinden dat zo belangrijk is als dit. . . . Voor het eerst in hun geschiedenis hebben ze de manier waarop ze zijn geregeerd – niet alleen in de sovjetperiode maar in eeuwen ervoor – de rug toegekeerd. Ze hebben een stem geëist in de vorming van hun eigen samenleving.’

* * *

‘Vrede door cultuur’, de sponsor van de bijeenkomsten in Moskou en Leningrad [St. Petersburg], is een niet-politiek genootschap dat geen banden met de regering heeft. De naam werd bedacht door Nikolaas Roerich, een theosoof en bekende Russische kunstenaar van wie men in veel museums schilderijen kan vinden. Zijn originele reeks decorontwerpen voor de opera’s van Wagner, Moussorgsky en Rimsky-Korsakov en balletten zoals ‘Sacre du printemps’ van Stravinsky, zijn klassieken van het toneel. Roerich schreef veel boeken over kunst, cultuur en filosofie. Als ontdekkingsreiziger en wetenschapper verrichtte hij uitgebreid archeologisch onderzoek in Rusland en in Centraal-Azië. Hij werd voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Vrede voor zijn verdrag voor de internationale bescherming in oorlog en vrede van monumenten en andere cultuurschatten. Het Roerich-verdrag werd door zesendertig landen ondertekend, en president Roosevelt zei toen hij het in het Witte Huis in aanwezigheid van veel wereldleiders tekende: ‘Het bezit een spirituele betekenis die veel verder reikt dan de tekst van het instrument zelf.’228

Roerich was een goede vriend van vice-president Henry Wallace en gaf hem in overweging dat de tijd was aangebroken dat de Verenigde Staten de tot dusver ongesneden zijde van het grootzegel van dit land zou gebruiken. Wallace gaf de suggestie door aan Roosevelt;229 en zo kan men tegenwoordig op het dollarbiljet de achterkant van het zegel vinden, met zijn veelbetekenende symbool van een onvoltooide piramide en een geheimzinnig oog op de plaats van de deksteen. Onder de piramide staan de woorden novus ordo seclorum, ‘een nieuwe orde van de eeuwen’.

HET VAANDEL VAN VREDE DOOR CULTUUR

Sinds onheuglijke tijden hebben strijders vaandels de oorlog in gedragen. Dit is een vaandel voor de vrede.

Dit universele symbool is een van de oudste in de wereld. De drie bollen werden door Nikolaas Roerich, de ontwerper van het vaandel, aangeduid als de synthese van alle kunsten, alle wetenschappen en alle religies binnen de cirkel van de cultuur. Hij definieerde cultuur als het ontwikkelen van het scheppende vermogen in de mens. Hij geloofde dat het verwezenlijken van vrede door cultuur een doel is dat men kan bereiken door de positieve inspanning van de menselijke wil.

Overal waar het vaandel wordt vertoond, erkent het de grote prestaties van het verleden, het heden en de toekomst. Het moedigt het individu aan ernaar te streven zijn hoogste potentieel te vervullen, alle aspecten van het leven te verbeteren; het moedigt ieder mens aan de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de evolutie van de planeet; het duidt de vredesbouwer aan; en het symboliseert de transformatie van het individu en van de samenleving. Het stelt samenwerking voor – de hoeksteen van de opkomende planetaire cultuur – in alle aspecten van menselijke activiteit.

Nikolaas Roerich was een wereldberoemde kunstenaar, filosoof, archeoloog en schrijver. Hij bracht een internationaal verdrag tot stand, het Roerich-verdrag en het vaandel van de vrede. Het zorgde ervoor dat het vaandel wappert boven alle historische monumenten en onderwijskundige, artistieke en wetenschappelijke instituten als teken voor speciale bescherming en respect in tijden van oorlog en vrede. Het erkent dat cultuurschatten van blijvende waarde zijn voor alle mensen als het gemeenschappelijke erfdeel van de mensheid.

Het verdrag werd door Roerich in 1929 in New York geïntroduceerd en hij verkreeg daardoor de nominatie voor de Nobelprijs voor de vrede. Op 15 april 1935 was president Franklin D. Roosevelt voorzitter van de ceremoniën op het Witte Huis in Washington, D.C., waarbij twintig Latijns-Amerikaanse landen zich bij de V.S. aansloten voor het ondertekenen van dit historische document.

Nikolaas Roerich zei: ‘Positieve creativiteit is de basiseigenschap van de menselijke geest. Laten we iedereen welkom heten die, na het overwinnen van persoonlijke moeilijkheden . . . hun geest richten op de taak van het bouwen van vrede en ons zo van een stralende toekomst verzekeren.

‘Waar vrede is, is cultuur;
Waar cultuur is, is vrede.’

nikolaas roerich (1874-1947)

 

©1988 Intl. Centrum voor vrede door cultuur Vaandelsymbool ® Nikolaas Roerich Museum

Het geschenk van de Theosophical Society Adyar van vijfduizend exemplaren van De Geheime Leer door H.P. Blavatsky kwam tot stand door gebruik te maken van de door Helena Roerich vertaalde editie,* uitgegeven in Riga in 1937, die Boris de Zirkoff schitterend noemde.230 Daniel Entin, de directeur van het Roerich Museum in New York, bericht dat de vertaling feitelijk een familieproject was en dat Nikolaas en de zoons ook erbij betrokken waren.

*De San Francisco Chronicle (24 mei 1991), die verslag uitbracht over nieuwe religieuze bewegingen die zijn gebaseerd op ‘spirituele alternatieven’ van de new age, bericht:
Ongeveer 50.000 exemplaren van De Geheime Leer, de basistekst van de theosofische beweging, een eeuw oude occulte religie en een van de wortels van de spiritualiteit van de new age, worden nu snel voor Oost-Europa gedrukt door Russische uitgevers. . . .

Drie jaar geleden schijnt een stuk in de New Yorkse Newsday (5 december 1989) over het Roerich Museum en zijn directeur elders aan de aandacht te zijn ontsnapt. We citeren eruit:

Roerich, die in 1947 overleed, is een held in de Sovjetunie waar zelfs leider Michail Gorbatsjov een voorliefde voor hem heeft. Twee jaar geleden heeft Gorbatsjov de zoon van Roerich uitgenodigd voor de lunch in het Kremlin en hem verteld dat hij een Roerich-centrum in Moskou financieel zou steunen. Als gevolg daarvan zijn er Roerich-genootschappen ontstaan in steden over het hele land en Raisa Gorbatsjov was betrokken bij het opzetten van een fonds in zijn naam.

Daarna heeft Gorbatsjov de zoon Svetoslav de beschikking gegeven over een vliegtuig om zijn hele collectie schilderijen van Roerich over te brengen van Bangalore in India, waar hij woont, naar Moskou, waar deze nu is ondergebracht.

Over de vraag wanneer de Roerichs voor het eerst geïnteresseerd raakten in de theosofie, bericht Entin dat er in het archief van het museum een brief is van de TS in Londen waarin staat dat de Roerichs in 1919 lid werden. ‘Ik heb geen bewijs ervan dat ze lid waren in Rusland,’ schrijft Entin, ‘maar het is heel goed mogelijk dat ze dat waren. . . . Maar er bestaat geen twijfel dat ze zich in kringen van mensen bewogen die veel belangstelden in de [theosofische] leringen die in die tijd wijdverspreid waren.’

De laatste decennia van zijn loopbaan woonde Nikolaas Roerich in India. In een brief aan Annie Besant in Adyar (31 maart 1921) schreef hij uit Darjeeling, waar hij en zijn vrouw toen woonden:

De grote stichtster van de Theosophical Society, H.P. Blavatsky, wees in haar laatste artikel op het belang van de kunst. Ze voorzag het toekomstige belang van deze creatieve kracht, die zal helpen de komende wereld op te bouwen, omdat kunst de kortste brug vormt tussen verschillende landen. We moeten ons altijd deze laatste gedachte van de grote persoonlijkheid herinneren, en de eenvoudigste manier om deze gedachte te bewaren, zou het stichten van een museum voor de kunst in Adyar zijn, gewijd aan de naam H.P. Blavatsky. Zo’n instituut zal de oprechte [sic] vertegenwoordigers van elke tak van kunst aantrekken en nieuwe mensen verzamelen rond de plaats waar zoveel verheven ideeën hun oorsprong vonden. Als de Society bereid is mijn voorstel in overweging te nemen, ben ik bereid om mijn schilderij ‘De boodschapper’ als geschenk aan het Blavatsky-museum aan te bieden. Het werd hier geschilderd en is opgedragen aan de nagedachtenis van deze grote vrouw.231

Het aanbod werd aanvaard en volgens een krant in Madras:

onthulde [Roerich] het schilderij op 18 januari 1925 en zei: ‘Laat mij in dit huis van licht dit schilderij aanbieden, opgedragen aan Helena Petrovna Blavatsky, als de kern van een toekomstig Blavatsky-museum waarvan het motto zal zijn: ‘schoonheid is het kleed van de waarheid’.’

Het schilderij, 106 cm hoog en 90 cm breed, is een treffend temperawerk waarvan de hoofdkleur paars is en stelt een vrouw in een boeddhistische tempel voor die de deur opent om in de vroege ochtend een boodschapper binnen te laten.

Een prachtige kleurenreproductie ervan staat in The Theosophist (mei 1991). Mw. Sina Fosdick, een staflid van het Roerich museum, berichtte aan de schrijfster van dit boek dat de jonge vrouw op het schilderij de mensheid voorstelt, terwijl de boodschapper die de tempel binnenkomt HPB weergeeft en het begin van haar openbare werk in 1875 (zie foto’s in het midden, no. 31).232

Het laatste huis waar de Roerichs woonden, was in de Kulu-vallei in de Punjab en van daaruit schreef Nikolaas aan Boris de Zirkoff op 7 juli 1939:

Dank u voor uw brief van 20 mei, die pas nu onze verafgelegen bergen bereikte. Ik ben blij dat ik u in het Russisch kan schrijven; en ook dat u een nauw familielid bent van HPB, voor wie we een diep ontzag hebben. Er zal een tijd komen waarin heel Rusland waardig en met respect over haar zal spreken. . . . Maar al te vaak hebben Russen hun eigen grote denkers vergeten; het wordt tijd dat we leren hoe we echte schatten moeten waarderen. . . .

Terwijl ik u deze regels schrijf, verrijzen daar in de verte voor mijn ogen de met sneeuw bedekte toppen en de verheven bergpas die naar Tibet leidt. Ze staan daar als zwijgende getuigen van die blijvende waarheden waarin spirituele verjonging en de uiteindelijke volmaakbaarheid van de mensheid verborgen liggen. De Groten staan altijd klaar om te helpen, maar de mensen wenden zich zo vaak van die hulp af.233

Vandaag zijn het vooral de jonge Russen die zo sterk zijn geïnteresseerd in het bestuderen van de leringen van Blavatsky. Ze zijn ook geïnteresseerd in het vinden van de bibliotheken en universiteiten die haar sinds lang zoek geraakte brieven in bezit hebben. Dat die ooit bestonden, blijkt uit het manuscript van Helen F. Pissarev, Geschiedenis van de Russische theosofische beweging. Het vermeldt dat ze in 1909, samen met een groep Russische theosofen, het vijfde internationale congres van de TS in Boedapest bijwoonden. Toen ze naar Rusland terugkeerden, verkozen ze per boot via Athene, Konstantinopel en Odessa te reizen – dit laatste omdat ze allen twee van HPB’s nichten, dochters van haar zuster Vera, wilden ontmoeten. Ze werden koninklijk ontvangen en kregen foto’s, portretten en ander waardevol materiaal, dat werd gedeponeerd in het theosofische centrum in St. Petersburg en in een groot album opgeborgen. In latere jaren werden de geschenken in beslag genomen door de revolutionaire autoriteiten. Wat een schat zou dit zijn, als men ze kon vinden!234

Het zoeken naar HPB-materiaal in Russische bibliotheken en archieven wordt nog steeds voortgezet. Tot nu toe zijn ongeveer honderd van haar brieven gevonden. Ook de belangstelling voor theosofie houdt aan: er zijn veel theosofische studiegroepen en een Theosophical Society gevormd. Men kan nu dus niet zeggen dat HPB niet wordt geëerd in haar eigen land. Maar hoe staat het met haar aangenomen land, de Verenigde Staten van Amerika? Er zijn hier natuurlijk veel theosofen en er is een toenemende vraag naar haar boeken. Het is echter droevig te horen dat toen Amerikaanse verslaggevers in Rusland aan hun redacteurs thuis het nieuws doorgaven dat in Rusland 1991 was uitgeroepen tot het internationale jaar van Blavatsky, zover ik weet geen enkele krant of tijdschrift de aankondiging bekendmaakte.

Waarom niet? Een artikel uit 1898 door James Pryse met de titel ‘Helena Petrovna Blavatsky’, dat onlangs werd herdrukt in The Canadian Theosophist (mei/juni 1991), geeft misschien een antwoord:

De werkelijk groten zijn hun tijdgenoten ver vooruit, en worden slechts volledig gewaardeerd door de generaties die na hen komen; ze worden door maar weinigen in hun eigen tijd begrepen. Nauwgezet kritisch onderzoek is slechts voor kleine dingen; wat groot is, moet op een evenredig grote afstand worden waargenomen om op passende manier te worden beoordeeld. Men vertelt dat onder de standbeelden die werden aangeboden om mee te dingen naar een plaats op een tempel in het oude Griekenland, er één was dat ruw, onaf en hoekig leek en de spot van de beoordelaars opriep. Maar toen de volmaakt afgewerkte standbeelden om de beurt daarboven werden geplaatst, alleen om weer naar beneden te worden gehaald omdat de details ervan op zo’n grote hoogte niet waren te onderscheiden en de glans van het gepolijste oppervlak de contouren ervan vertroebelde, werd het afgekeurde standbeeld tenslotte naar de plaats omhooggebracht; en allen waren vol bewondering voor de schoonheid ervan, want door het ruwe oppervlak bleef het silhouet ervan duidelijk en de afstand verzachtte de ruwgehouwen rondingen.

Als H.P. Blavatsky ruw, grof en zelfs lomp overkwam op degenen om haar heen, was dat alleen omdat ze in een titanenvorm was gegoten. In deze eeuw van zelfvoldane orthodoxieën, conventionele denkwijzen, van afgezaagde en inhoudloze gemeenplaatsen, scheen ze buitengewoon misplaatst. Zoals een profeet uit de oude tijd, onstuimig als Elias, groots als Jesaja, geheimzinnig als Ezechiël, slingerde ze vernietigende jeremiaden naar de kinderlijkheden en schijnheiligheden van de negentiende eeuw. Ze was een voorloper die luid riep in de woestijn van geloofsopvattingen. Ze behoorde niet tot het huidige tijdperk. Haar boodschap kwam uit het machtige verleden, en ze bracht deze niet aan het heden, maar aan de toekomst. Want het heden was gehuld in de duisternis van het materialisme, en het enige licht waarmee de toekomst kan worden verlicht, komt uit een ver verleden. . . . Ze verkondigde aan allen die oren hadden om te horen de lang vergeten waarheden waaraan de mensheid nu behoefte heeft. Ze legde getuigenis af van de gnosis aan een eeuw die agnostisch was geworden. Ze bracht berichten van de grote Loge, die in het verleden de ‘goede herder’ was van de mensheid.

Tot besluit van dit verhaal over het leven en de invloed van Helena Blavatsky zijn hier een paar regels van haar eigen hand. Ze werden ontdekt in haar bureau nadat haar lichaam stierf op 8 mei 1891:

Er is een steile doornige weg, omringd met gevaren van elke soort – maar toch een weg; en deze leidt naar het hart van het heelal. Ik kan u zeggen hoe u diegenen kunt vinden die u de geheime doorgang zullen tonen die als enige naar binnen leidt. . . . Voor degenen die voortgaan, is er een beloning die elke beschrijving te boven gaat: de kracht om de mensheid tot zegen te zijn en te redden. Voor degenen die tekortschieten, zijn er andere levens waarin het succes misschien komt.235

 

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 532-9

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag