Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

16. Bijeenkomst op 9 juli 1930

GdeP – Vrienden, ik ben gereed om vragen te beantwoorden, zoals we dat gewend zijn.

Vr. – Mogen hier vragen over de mysteriën van Eleusis worden gesteld?

GdeP – Zeker, als u maar niet te ver gaat.

Vr. – Ik zou willen vragen of het drinken van kukeon dezelfde betekenis had als het drinken van soma?

GdeP – Ja, het idee was precies hetzelfde.

Vr. – Dit had dus een effect op de neofiet, afgezien van alleen maar een symbolische betekenis?

GdeP – U bedoelt een magische invloed, een psychologische invloed?

Vr. – Ja.

GdeP – Dit was niet zo tijdens de ondergang van de mysteriën. Zo rond het begin van het christelijke tijdperk waren de mysteriën van Eleusis al erg achteruitgegaan; het hele gebeuren was slechts een ceremonie geworden. Maar in de begintijd ervan, honderden jaren eerder, betekende het drinken van het ‘bloed van de god’ uit de beker het één worden met het goddelijke leven.

Het was een eenwording die in de christelijke kerk de vorm heeft aangenomen van het drinken uit de beker en het eten van het brood tijdens de eucharistie – de wijn en het graan staan respectievelijk voor geestelijk leven en onderricht voor het intellect.

Vr. – Men zegt dat de epopt aan de neofiet de woorden ‘katchka om paksha’ meegaf – volgens de Franse versie. Kunt u de betekenis van deze woorden geven?

GdeP – Deze woorden hebben meer dan tweehonderd jaar tot de verbeelding van archeologen gesproken: ‘Knox ompax.’ Als woorden hebben ze geen enkele betekenis. Ze zijn in feite wachtwoorden. Het spijt me heel erg dat ik hierover niet meer kan zeggen. Ik zou willen dat ik u meer kon vertellen. Misschien zal ik dat op een dag doen.

Vr. – Ik wil graag terugkomen op het onderwerp manen en planeten dat op de vorige bijeenkomst werd besproken. We weten dat onze maan dood is, maar zijn alle manen van alle andere planeten eveneens dood?

GdeP – Nee, dat zijn ze niet. Sommige van de zogenoemde manen van andere planeten zijn in feite helemaal geen manen, indien we met de term ‘maan’ een dode planeet bedoelen – de vorige belichaming van de nieuwe planeet waar die nu dode maan omheen draait.

Onze maan is een echte maan. Ze was de ouder van de aarde. Geen enkele planeet kan tegelijkertijd meer dan één echte maan hebben. En dus zijn de andere zogenaamde manen ingevangenen, zoals de manen van Jupiter en de manen van Saturnus.

Vr. – Ja, dat is wat ik me afvroeg. Dan heeft elke planeet één echte maan, één dode maan?

GdeP – Nee. Niet elke planeet heeft op dit moment een maan; maar elke planeet heeft een maan gehad, en vele hebben nog steeds een maan. Bijvoorbeeld, noch Venus noch Mercurius heeft op dit moment een maan, maar eens hadden ze allebei een maan zoals de aarde er een heeft. Ze hadden ouders evenals de aarde. Begrijpt u dat?

Vr. – Ja, dank u.

GdeP – Ik denk niet dat u het begrijpt.

Vr. – Ik denk het wel.

GdeP – Goed, als u er tevreden mee bent. Ik dacht een spoor van twijfel in uw stem te bespeuren.

Vr. – Ik wil er graag nog wat langer over nadenken. Misschien stel ik op de volgende bijeenkomst meer vragen hierover.

GdeP – Vrienden, ik wil eraan toevoegen dat noch Mercurius noch Venus een maan heeft omdat de manen van deze twee planeten al langgeleden tot kosmisch stof zijn uiteengevallen. Deze twee planeten zijn allebei veel ouder dan de aarde, en voordat de aarde haar periode van evolutie heeft beëindigd, zal onze maan eveneens tot kosmisch stof zijn uiteengevallen. Eeuwen geleden was onze maan veel groter dan ze nu is, en stond ze veel dichter bij de aarde.

Vr. – De manen van Mars zijn altijd een groot probleem. Ze lijken heel erg van andere manen te verschillen, omdat ze in verhouding tot Mars zo ontzettend klein zijn. Ze zijn bijna onzichtbaar, één ervan is niet groter dan Point Loma. Er staat een aanwijzing in De geheime leer dat ze ook ingevangenen zijn en geen werkelijke manen. Is de werkelijke maan van Mars eveneens verdwenen? Was deze groot?

GdeP – Nee, de echte maan van Mars is nog niet verdwenen. Mars is een veel jongere planeet dan de aarde – veel jonger, zoals de planeten zich op dit moment in hun evolutionaire ontwikkeling verhouden. Met andere woorden, Mars is niet zo ver gevorderd op zijn evolutiereis als onze aarde. Evenzo zijn Venus en Mercurius veel verder gevorderd op hun evolutiereis dan de aarde.

Een paar dagen geleden werd me verteld dat een van de recente ideeën van Leadbeater is dat de meesters die zich nu op aarde bevinden, zijn uitgenodigd door iemand of iets om te vertrekken en de mensheid te worden of de leiders van de mensheid op de planeet Mercurius, geloof ik.

Vr. – Ja dat was in grote lijnen waar zijn uitspraak op neerkwam.

GdeP – Het is duidelijk dat Leadbeater De geheime leer van Blavatsky niet leest; of, indien hij dat wel doet, er geen vertrouwen in stelt, of misschien begrijpt hij het boek niet.

Vr. – Wat is de ‘rode vlek’ op Jupiter?

GdeP – U bedoelt de ‘rode vlek’ die enige tientallen jaren geleden zoveel discussie teweegbracht?

Vr. – Ja, die bedoel ik.

GdeP – Astronomen zijn natuurlijk geïnteresseerd in die rode vlek en ze hebben zich daarover veel kopzorgen gemaakt, omdat ze de oorzaak ervan niet kennen; maar die vlek is niet van groot belang. Hij wordt door twee dingen veroorzaakt: ten eerste, door een fase in de evolutie van de planeet Jupiter; en ten tweede door de karmische invloed op die planeet van een van de raja-sterren.

Een raja-ster, of koningsster, wordt zo genoemd omdat hij enorme geestelijke en psychische invloeden op de omringende ruimte uitoefent. U kunt hem een centrale zon noemen waar andere zonnen en satellieten omheen draaien. Een raja-ster kan wel of geen planeten hebben. In feite zijn er verspreid in de kosmische ruimte miljoenen van deze raja-sterren. Sommige ervan zijn karmisch met ons zonnestelsel verbonden, en andere niet.

Jupiter is in sommige opzichten een interessante planeet. De planeten buiten de omloopbaan van de aarde, die verder van de zon afstaan dan onze aarde, zijn etherischer dan de planeten die dichter bij de zon staan, te beginnen met onze aarde, maar hebben in een of twee gevallen tegelijkertijd een stoffelijker karakter. Deze bewering klinkt tegenstrijdig, maar dat is ze niet. Ze zijn etherischer omdat ze jonger zijn dan de aarde, in stoffelijk opzicht minder verdicht. Maar hun karakter, hun intrinsieke svabhava of kenmerkende kwaliteit, zal hen zelfs naar een grovere en meer materiële ontwikkeling leiden dan die van de aarde.

Saturnus, bijvoorbeeld, is op dit moment veel minder dicht dan water, en toch is hij zelfs een veel materiëlere planeet, wat zijn svabhava betreft, dan onze aarde. Ik bedoel niet materieel in fysieke zin, maar materiëler van aard.

Wat de ‘rode vlek’ op Jupiter betreft, als u zich een verzameling of groep van psychisch-stoffelijke entiteiten kunt voorstellen die als bijen in of liever op een jonge planeet rondzwermen, als gevolg van bepaalde bijzondere karmische omstandigheden die nauw samenhangen met een raja-zon, dan kunt u misschien begrijpen wat de ‘rode vlek’ is. Jupiter wordt bewoond, maar door wezens van zijn eigen soort of type. Ze zijn wezens van een Jupiter-type, zoals de bewoners van de aarde bewoners van een aards type zijn.

Vr. – Wordt er in De mahatma brieven niet gezegd dat Jupiter een raja-ster verbergt, of beter gezegd een raja-zon? Kan het zijn dat die zon de rode vlek veroorzaakt en door de etherachtige stof van Jupiter heen schijnt, maar voor ons slechts zichtbaar is als een rode vlek?

GdeP – Ja, het eerste deel van de bewering is volledig juist. Ik geloof dat een van de meesters in De mahatma brieven dit noemt. Maar het zal niet de raja-zon zijn die door de stof van Jupiter heen schijnt en deze ‘rode vlek’ teweegbrengt, omdat deze raja-zon niet zichtbaar is; hij brengt geen licht voort dat door onze ogen kan worden waargenomen als licht. Hij is een onzichtbare ster – dat wil zeggen, onzichtbaar voor onze ogen. Hij bestaat op een hoger gebied. Hij is niettemin een zon.

In feite is deze raja-ster, voor zover het ons eigen kosmische gebied betreft, een kern van materie in haar zevende of hoogste toestand, evenals het hart van onze zon. Hij is daarom voor fysieke ogen volkomen onzichtbaar. Hij is in feite wat de wetenschappers een ‘bal van energie’ zouden noemen. Niettemin is hij een ster op zijn neerwaartse pad, dat wil zeggen, op de neergaande boog van zijn eigen solaire ronde. Sterren hebben zelf ook hun ronden evenals planeten. Vanuit de onzichtbare werelden beginnen ze geleidelijk door de tussenliggende werelden af te dalen naar een meer concreet en stoffelijk bestaan totdat elk van hen het diepste punt bereikt van zijn individuele cyclus van afdaling; en dan beginnen ze weer op te stijgen langs de lichtende boog, of opgaande boog. Deze specifieke raja-zon achter Jupiter – en het betekent niet zozeer in fysiek opzicht ‘erachter’ – bevindt zich juist in die periode van zijn evolutie.

Hiermee hangt een interessante gedachte samen. De invloed van raja-zonnen is niet alleen afhankelijk van grootte en volume, maar ook van de intensiteit van de geestelijke en psychische stromen die door hen heen vloeien – die door elk als individu heengaan. De raja-zon waarover hier wordt gesproken in verband met de planeet Jupiter is in feite slechts een fysiek punt met de omvang van een atoom, en toch is zijn invloed op of in zijn eigen gebieden enorm veel groter dan die van onze eigen zon in zijn wereld.

Vr. – Sommige van onze leden zijn al geconfronteerd met de moeilijkheid om Adyar-leden te ontmoeten die een uitgesproken mening hebben over Krishnamurti, het nieuwe ras dat in Californië zou worden gevormd, astrale ervaringen, enz. Suggesties over de manier waarop we hiermee om kunnen gaan zonder hen te beledigen zouden heel welkom zijn.

GdeP – Door vriendelijkheid, door meer te luisteren dan te spreken. Maar wanneer u vragen worden gesteld, vertel dan de waarheid. Geef duidelijk aan dat Krishnamurti volgens zijn eigen openbare verklaringen geen theosoof is, en dat zijn ideeën daarom buiten onze verantwoordelijkheid liggen. U kunt zeggen – als dit het geval is, natuurlijk – dat u respect voor hem heeft als een eerlijke jongeman. Ik zou dat zeggen als mij die vraag werd gesteld. Ik denk niet dat hij erg wijs is of dat hij een erg diep inzicht heeft, maar ik geloof dat hij eerlijk en vriendelijk is. Ik denk dat hij goed wil doen, maar omdat hij geen theosoof is, kan ik geen kostbare tijd aan hem en zijn leringen besteden. In het algemeen zou ik antwoorden: Mijn werk is onder de theosofen, ik wil met theosofen werken – het gaat mij om de echte theosofie.

Wanneer mensen u vertellen over psychische ervaringen, luister dan vriendelijk naar hen en trek natuurlijk uw eigen conclusies. Wees niet onvriendelijk of scherp tegen mensen die niet beter weten, maar wijs met vriendelijke woorden en wenken op de verklaringen in onze boeken en in onze leringen die hen een beter en gezonder beeld van de dingen geven.

Niettemin – en dit is niet alleen eerlijk, maar het is ook verstandig – wanneer het aankomt op principes, maak uw standpunt dan duidelijk, maar doe het vriendelijk. Doe het niet abrupt en ruw, maar doe het op een vriendelijke en broederlijke manier. Probeer hun zienswijze te begrijpen, en als u met hen moet spreken, licht het dan nader toe. Doe dit als dat nodig is, maar probeer ze liever in stilte te onderwijzen en met een vriendelijk hart.

Soms is een klein gebaar met de hand veel effectiever om de ander tot nadenken te stemmen dan een boos antwoord, of een antwoord waardoor de ander denkt dat u hem als een dwaas beschouwt. Mensen worden op die manier niet geholpen. Met andere woorden, gebruik uw gezonde verstand, laat uw hart spreken terwijl uw verstand volledig wakker en alert is. Wees wijs, maar vriendelijk. Wijsheid en liefde, de slang en de duif: de ingewijde en de neofiet.

Is dit voldoende als aanwijzing voor wat volgens mij een passend antwoord zou zijn?

Vr. – Ja, dank u zeer. Maar ik dacht aan enkele specifieke gevallen. Ik hoorde iemand eens zeggen: ‘O, ik bezoek Point Loma heel vaak in het astrale lichaam, en ik ken elk detail van uw terrein.’ Moeten we dan glimlachen en het negeren?

GdeP – Ja, dat zou ik doen. Lach gewoon vriendelijk, en negeer het op die manier, en u kunt ook een klein beetje humor aan uw lach toevoegen. Zeg bijvoorbeeld: ‘Goeie hemel, dat is interessant. Vertel eens wat ik vanochtend zoal heb gedaan.’

Vr. – We hebben geleerd dat bij de mens – als een microkosmos van universele krachten – elk deel van zijn lichaam het gevolg of de weerspiegeling op het fysieke gebied is van een intelligent scheppend kracht-bewustzijn dat zich in de materie tot uitdrukking brengt. Is dit ook van toepassing op mensen – intelligente wezens die een denkvermogen hebben – op andere planeten, hoewel ze in vorm van ons kunnen verschillen? Vertegenwoordigen zij ook, hoewel in andere vormen, dezelfde zeven of tien oorspronkelijke scheppende krachten, of spelen er andere onbekende krachten een rol bij het vormen van mensen op andere planeten?

GdeP – Nee, precies dezelfde krachten, want deze krachten zijn in het heelal fundamenteel en alomtegenwoordig. Maar bedenk dat, omdat de zeven kosmische gebieden elk zeven ondergeschikte gebieden hebben, en elk van deze subgebieden weer kan worden onderverdeeld, de wisselwerkingen tussen deze gebieden heel talrijk zijn en daardoor ontstaan de enorme variëteit en verscheidenheid die we overal om ons heen zien. Daaruit volgt dat op een andere planeet waar andere omstandigheden heersen, dezelfde krachten aan het werk kunnen zijn terwijl ze zich toch op verschillende en uiteenlopende manieren tot uitdrukking brengen.

Maar hier komen we op een heel belangrijk punt dat theosofen voortdurend uit het oog verliezen: de oorspronkelijke oorzaken van alle dingen, en daarom van alle verscheidenheid en verschillen, komen van binnenuit. Achter de svabhava, achter de individualiteit, of monadische essentie van elke entiteit of elk wezen staat de oneindigheid. Daardoor kunt u altijd uit dit innerlijke, meest innerlijke, reservoir putten. Alle verschillende gemanifesteerde verschijnselen komen uiteindelijk van binnenuit. Dit ‘binnenste’ bevat alle dingen, de dingen in al hun verscheidenheid. Het specifieke stadium in de eeuwige bewegingen van deze meest innerlijke natuur of aard, dat nu in ons geval wordt ontwikkeld, is menselijkheid. In het geval van de goden is het goddelijkheid. Wij zullen na verloop van tijd ook goddelijkheid ontwikkelen, zoals we menselijkheid hebben ontwikkeld.

Hieruit volgt dat de bewoners van andere planeten, en de geestelijke bewoners van de sterren waarmee de ruimte is bezaaid, fundamenteel gezien in dezelfde essentiële kosmische energieën en substanties leven. Maar in elk individueel geval drukken deze essentiële substanties of elementen en energieën zichzelf uit overeenkomstig het specifieke stadium dat een entiteit op dat moment doormaakt.

Vr. – Mag dat idee in geschreven vorm worden gebruikt, zonder te veel in detail te treden? Want als dat mag is het van groot belang.

GdeP – Natuurlijk kunt u dat doen. HPB noemt het keer op keer in een wat gesluierde vorm in De geheime leer. Maar dit idee van de innerlijke god als bron van wat een entiteit is, is een prachtige sleutel als u daarover diep nadenkt.

Vr. – In de wereld is het een veel voorkomend idee dat de mens het slachtoffer, het product, van zijn omgeving is. Natuurlijk geloven wij theosofen dat niet, maar we moeten een antwoord op deze valse redenering hebben. En toch zit er volgens mij enige waarheid in, omdat zwakke zielen het heel zwaar hebben in een wereld met zulke moeilijke sociale omstandigheden. We zien dus dat er twee ideeën leven: ten eerste, dat de mens het slachtoffer van zijn omgeving is; en het andere idee, dat het zijn karma is.

GdeP – U heeft heel duidelijk uiteengezet wat het essentiële verschil is tussen evolutie zoals die in moderne wetenschappelijke kringen onder woorden wordt gebracht op basis van de gedachte die door Darwin werd geïntroduceerd, en de theosofische lering over evolutie. Het is een feit dat entiteiten door de omgeving worden beïnvloed, maar men moet bedenken dat de entiteit deze of een andere omgeving betreedt omdat het haar karma is dit te doen. Ze heeft in het verleden zelf op zo’n manier geleefd dat het huidige bestaan in deze omgeving is tot stand gekomen. En diezelfde entiteit – en dit geldt evenzeer voor alle andere betrokken entiteiten – is een wezenlijk deel van die omgeving, en draagt er dus toe bij dezelfde omgeving voor alle andere entiteiten te vormen, die op hun beurt eveneens ertoe bijdragen om die omgeving te vormen. Het is allemaal actie en interactie, uitwisseling en wisselwerking.

De enige manier om belangstellenden tegemoet te treden en hun vragen hierover correct te beantwoorden is door theosofie te onderrichten, door de waarheid toe te lichten en er steeds over te blijven spreken; terwijl men probeert niet ontmoedigd te raken door de trage geesten die men ontmoet, maar voortdurend volhoudt – onderwijzen, onderwijzen, onderwijzen, jarenlang.

Kijk eens naar onszelf, hoelang velen van ons erover hebben gedaan om de verheven theosofische leringen in ons op te nemen. Bedenk hoe eenvoudig ze op het eerste gezicht leken, en later – toen we er iets meer van gingen begrijpen – kwamen de mentale moeilijkheden. Maar deze moeilijkheden waren precies wat we nodig hadden om een levendige belangstelling te wekken om dieper daarin door te dringen. Dat leidde tot een nieuw en sterker licht.

Vr. – Maar het lijkt me verschrikkelijk moeilijk voor deze jonge zielen.

GdeP – Ja, in zekere zin is dat misschien zo, maar geldt dat niet voor ons allemaal? Dat is de manier waarop we leren. Laten we bedenken dat in dit prachtige heelal de hoogste god in de hoogste hemel vergeleken met de eeuwigheid en oneindigheid slechts een embryo-entiteit is die net begint te leren, te groeien, omdat hij voortdurend een nieuwe fase van verlichting en vooruitgang ingaat. Groei kent geen einde, en is in één opzicht niets anders dan een nooit eindigende uitbreiding van bewustzijn die uit ons binnenste vloeit.

Vr. – In ons denken zijn we gewend bewoners [buitenaardse levende wezens] volledig in verband te brengen met de verschillende hemellichamen. Maar is het niet óók waar dat er zich evenveel bewoners bevinden in de ruimten tussen de hemellichamen? Er is daar veel meer plaats.

GdeP – Jazeker. En natuurlijk is het ook waar dat wat mensen in het algemeen lege ruimte noemen, vol entiteiten is; maar niettemin bestaan alle in een of ander thuis, in een of andere sfeer, op een of andere bol.

De interstellaire ruimte en interplanetaire ruimte is volledig gevuld met elkaar doordringende bollen. Op een gebied zoals ons fysieke gebied liggen de bollen tamelijk ver van elkaar. Maar er zijn gebieden binnen gebieden, wielen binnen wielen, sferen binnen sferen, die elkaar allemaal doordringen. Er is geen wiskundig punt in de oneindigheid dat geen monade is.

Vr. – Ik heb me vaak afgevraagd waardoor de religie die door de Boeddha werd geïntroduceerd, tot zijn huidige staat is vervallen. Ik vraag me af of niet hetzelfde gevaar voor de theosofische beweging bestaat om zich tot een religie uit te kristalliseren? In het eerste geval was de boodschapper de Boeddha; hij was misschien de meest verheven boodschapper die sinds miljoenen jaren naar de aarde is gekomen.

GdeP – Dat is waar.

Vr. – En in het tweede geval was het H.P. Blavatsky die niet zo hoog was als de Boeddha. Was de komst naar de aarde van de een van minder groot belang dan die van de ander?

GdeP – Ja, deze was van minder groot belang. Die bewering is volledig juist. Maar met betrekking tot uw tweede opmerking: juist dit gevaar dat theosofie tot een sektarische religie vervalt, moeten we voorkomen, en dat lot is reeds bezig zich te voltrekken en vindt met grote snelheid plaats in de grootste van de huidige organisaties die zich Theosophical Society noemen. Ik voel er niet voor deze nader aan te duiden. Door dit dreigende gevaar werd het nodig dit nu een halt toe te roepen, en ‘de schapen van de bokken te scheiden’. De theosofische beweging moet zuiver worden gehouden en worden geïnspireerd door de oorspronkelijke onvervalste leringen die voortkomen uit de stroom van inspiratie van de Grote Loge. We moeten niet toestaan dat de theosofische beweging vervalt tot een dogmatische religie, tot een sektarisch geloof.

Het doet er niet toe wat er met theosofen als individuen gebeurt. Het doet er niet toe wat er met de boodschappers gebeurt. Het werk van veilig stellen en zuivering moet worden gedaan, en het zal worden gedaan. Ik zal u eerlijk zeggen dat ik ben gestuurd om in de eerste plaats dat werk te doen – om oprechte theosofen in de andere Societies te redden, en om onze eigen Society zuiver te houden, zuiver theosofisch, waarin ze zich op dit moment onderscheidt, en dit is meer dan iets anders te danken aan de meesterlijke esoterische training van KT. Die heeft de situatie gered, zelfs in de begindagen toen ze nog maar pas de leiding had gekregen. U heeft er recht op dit te weten. Iemand die minder sterk was geweest dan zij, zou hebben gefaald. Door haar kracht, haar wilskracht, haar visie, heeft ze zich de haat en verkeerde voorstellingen over haar, haar karakter en haar werk, die tegenwoordig in de wereld buiten onze Society bestaan, op de hals gehaald.

Met betrekking tot het eerste deel van uw vraag over de religie van de Boeddha: het is waar dat deze in bepaalde aspecten van de leringen niet de kristalheldere zuiverheid heeft bewaard die ze had zolang de grote meester leefde. Maar niettemin moet ook worden gezegd dat ze in de juiste zin van het woord de meest theosofische van alle religies of religieuze filosofieën is die tegenwoordig op aarde bestaan. Ze is op dit moment de zuiverste, meest verheven religie op aarde, en van alle is zij het minst achteruitgegaan.

Vr. – Mijn vraag gaat over gedachten. Ze is voor een deel beantwoord bij het bespreken van de monadische essentie, waarin de bron ligt van alles wat we ontvangen, en toen werd gezegd dat de wil, waaraan we deelhebben, universeel is.

Ik begrijp niet helemaal waarom het zo is, maar een gedachte komt in ons op en ze wordt een goede of een slechte gedachte al naar gelang we haar gebruiken. Is het zo dat een gedachte die in al haar zuiverheid vanuit de monadische essentie komt, door de lagere stralen, ego’s, sluiers, wordt gekleurd?

GdeP – Bedoelt u het denken?

Vr. – Ja, het denken.

GdeP – Nee. Het denken vindt zijn oorsprong in het ego. ‘Denken’ bestaat in werkelijkheid uit gedachten. ‘Het denken’ is alleen maar een abstractie. Er is strikt genomen niet zoiets als het denken per se, net zo min als er lengte of breedte of diepte per se is. Maar er zijn lange dingen, brede dingen, diepe dingen. Er is niet zoiets als ‘het denken’, maar er zijn gedachten, en gedachten ontstaan in het egoïsche deel van de menselijke constitutie. Het is bewustzijn dat uit de monadische essentie voortvloeit. Dit bewustzijn bouwt voor zichzelf uit zijn eigen materiaal woningen, ongeveer zoals een cocon uit het materiaal van de inwonende entiteit wordt gemaakt, en het is dit ego dat zo is opgebouwd dat gedachten denkt.

De wil is een deel van wat ik bewustzijn heb genoemd. Hij is een onpersoonlijke energie, evenals elektriciteit. Elektriciteit kan voor slechte of voor goede doeleinden worden gebruikt. Op zichzelf is ze onpersoonlijk. Op dezelfde manier kan de wil, wanneer hij door het egoïsche centrum, door een ego, stroomt, voor slechte of goede doeleinden worden gebruikt. ‘Slecht’ en ‘goed’ betekenen respectievelijk tegen de stroom van de evolutie van de natuur in en met de stroom mee, tegen de Wet in en in overeenstemming met de Wet.

Vr. – Ik zou willen vragen of in de evolutie van het ras het moment is aangebroken waarop het met veel inspanning mogelijk is om deze Beweging zuiver te houden, zodat ze nooit meer in dezelfde fout hoeft te vervallen die andere bewegingen in het verleden hebben gemaakt.

GdeP – Ja, dat is mogelijk. In de evolutie van de mens is het moment aangebroken waarop deze laatste poging van de meesters kan worden in stand gehouden zoals ze aan ons is gegeven, zuiver en onvervalst. En daarvoor zijn we hier. Bedenk dat het aantal aanhangers voor de meesters niet de beslissende factor is.

De christelijke kerk, bijvoorbeeld, is vergeleken met onze eigen kleine Theosophical Society een reus, en kijk hoe zwak ze in geestelijk opzicht is. Het is kwaliteit waar we naar streven, en hoewel het, zoals ik keer op keer heb geschreven, een van onze eerste plichten is om ons ledental te laten groeien door alle middelen die ons ter beschikking staan, moeten we niettemin nooit vergeten dat wat we werkelijk willen niet in de eerste plaats leden zijn, maar boven alles, kwaliteit onder de leden die we hebben. Deze kwaliteit blijkt duidelijk bij diegenen die van theosofie houden zodat deze hun hele leven in beslag neemt, en ze hebben dan een instinct om ervoor te leven, ervoor te sterven, als dat nodig is. Dat is de chela-geest.

Zolang deze geest levend kan worden gehouden, zal de Theosophical Society in de toekomst blijven bestaan, zuiver en zonder smet, en niets in het heelal kan of zal dit tegenhouden, omdat een geestelijke beweging zoals deze was bedoeld om verbonden te zijn – en in onze Society nog steeds verbonden is – met het hart van het heelal, en dat hart is de bron van licht.

Indien ze tekortschiet, indien de theosofische beweging tekortschiet, zullen wij verantwoordelijk zijn – u en ik. De theosofische beweging is de hoop van de mensheid, en dit is geen grootspraak, geen zelfingenomen opschepperij. Het is de heilige waarheid. Daarmee vergeleken is niets van groter belang. Het doet er helemaal niet toe wat er met u of met mij gebeurt, als we de Society maar in stand kunnen houden zoals ze aan ons is gegeven. Zoals we haar hebben ontvangen, moeten we haar doorgeven; en, als de onsterfelijke goden het willen, zullen we dat doen!

Er zijn miljoenen mensen in de wereld die, wanneer ze iets over de ware theosofie te weten komen, ertoe zullen worden aangetrokken, en zich bij ons zullen aansluiten. De grote moeilijkheid ligt in het wegnemen van de sluiers van verwarring die het hersenverstand van de mensen verduisteren; in het proberen hun ogen te openen zodat ze zullen zien en begrijpen wat de theosofische beweging is, wat de Theosophical Society is, waar we voor werken. Om een oude uitdrukking te gebruiken: ‘God en één mens kunnen de wereld bedwingen.’

Vr. – Ik wil graag weten of de pratyekaboeddha’s een loge hebben en eraan werken om aanhangers onder de mensheid te werven, en ons dus in zekere zin tegenwerken. Proberen ze de mensheid hun gezichtspunten bij te brengen in plaats van de onze?

GdeP – Ja, in een bepaald opzicht doen ze dat. En toch zijn ze heel zuivere en heilige wezens. Ze hebben geen loge, tenminste voor zover ik weet. De term ‘pratyeka’ betekent ‘alleen voor zichzelf’. De pratyekaboeddha is een boeddha, iemand die in meerdere of mindere mate één is geworden met de innerlijke god, want er zijn pratyekaboeddha’s van verschillende graden – maar bedenk wel dat ze geen boeddha’s van mededogen zijn. Ze zijn edele, hoogontwikkelde, geestelijke mensen, die hun volledige kracht richten op het bereiken van de ‘verlossing’, maar alleen voor zichzelf. Ze zouden graag zien dat de wereld zover was als zij; ze voelen veel liefde en sympathie voor de wereld. Ze doen totaal geen kwaad, ze zouden ook geen boeddha’s kunnen zijn indien ze dat deden, maar ze leven in afzondering; de volledige kracht van hun wezen is gericht op hun eigen evolutie, om te proberen voor zichzelf nirvana te bereiken.

De boeddha’s van mededogen, daarentegen, geven het voordeel voor zichzelf op, doen er afstand van, om de mensheid te helpen – meer nog dan dat: om de wereld te helpen, alle wezens, zowel grote als kleine. Om dit te doen, om hun prachtige werk gemakkelijker te kunnen volbrengen, stichten ze scholen, richten ze genootschappen, orden, op onder de mensen, zoals onze eigen theosofische beweging. Zoals ik u al heb verteld, staat aan het hoofd van onze eigen heilige Orde een boeddha van mededogen, die vaak de mahachohan wordt genoemd.

Vr. – Mag ik vragen of er pratyekaboeddha’s in de geschiedenis of aan de wereld bekend zijn, of zouden ze voor ons op gewone mensen lijken, en zich overal om ons heen kunnen bevinden?

GdeP – De pratyekaboeddha’s richten geen scholen op. De term zelf betekent ‘ieder voor zichzelf’; ze zijn daarom eenlingen. Ze worden in de mystieke literatuur van het oosten vaak ‘neushoorns’ genoemd, omdat ze evenals dat dier op zichzelf leven. Ze trekken zich terug uit de wereld, en bereiken nirvana in vrede en gelukzaligheid voor zichzelf. Maar ze zijn heel heilig, eenvoudig omdat ze de verheven staat van werkelijke spiritualiteit hebben bereikt, maar niettemin alleen voor zichzelf. Met andere woorden, ze zijn mensen die zover langs het pad van evolutie zijn gevorderd dat ze als mens-goden zijn, tenminste wat de hoogste graden van hen betreft; terwijl de boeddha’s van mededogen in de wereld blijven, de mensheid onderrichten, helpen, beschermen, redden voor zover ze dat kunnen, en scholen stichten, op verschillende momenten in de geschiedenis heilige Orden zoals de onze oprichten, en in de wereld voor de wereld leven, niet voor zichzelf. Maar beide klassen zijn boeddha’s.

Vr. – Er is ons gezegd dat we kaliyuga ingaan, een ontzettend lange periode.

GdeP – We zijn kaliyuga al ingegaan.

Vr. – Ja, we zijn het kaliyuga al ingegaan. En dat het laagste punt van die cyclus nog moet komen. Zoals ik het begrijp, zullen we steeds dieper zinken, door veel materiëlere ervaringen heengaan dan die we tot nu toe hebben gekend. Is dat juist?

GdeP – Ja, dat is juist.

Vr. – En dat er in deze grote cyclus ontelbare of verschillende kleine perioden van opgang zijn, en dat we nu aan het begin van een van die perioden staan. Als de theosofie zuiver wordt gehouden, is het dan mogelijk haar te laten voortbestaan? We kunnen gemakkelijk inzien dat ze zuiver kan worden doorgegeven tijdens deze ene opgang, maar kan ze zuiver worden doorgegeven gedurende de grote val of de neergangen die er zullen komen? En ik heb nog een andere vraag die daarmee verband houdt die ik later zal stellen.

GdeP – Wat is de vraag?

Vr. – Is het mogelijk theosofie tijdens het hele kaliyuga zuiver te houden, welke neergang er ook volgt?

GdeP – Zeker. Er is één heel belangrijk feit in de spirituele psychologische vergelijking die u zojuist heeft genoemd waaraan u niet heeft gedacht of in ieder geval heeft u dit niet genoemd: alle dingen op de planeetketen aarde bevinden zich nu op de opgaande of lichtende boog. Daarom gaan alle dingen voortdurend omhoog, hoewel het nu misschien uiterst langzaam gaat omdat de stuwkracht achter ons nog klein is, maar dit betekent niettemin dat er een enorme geestelijke kracht achter ons staat.

Vr. – Ja, dat is mij nooit helemaal duidelijk geweest, hoe de twee met elkaar zijn te combineren.

GdeP – We gaan gestaag de berg op, zodat kaliyuga een diepe afdaling in een vallei betekent, hoewel de afdaling zich op het steeds stijgende traject bevindt. Bedenk ook dat elke diepe afdaling is samengesteld uit een op- en een neergaand pad, maar de algemene tendens is omhoog. Ziet u het beeld voor u?

Vr. – Ja, heel duidelijk. Mag ik nog een vraag stellen? Waaruit bestaat de verschrikking, de macht van deze afdaling? Gaat het om het incarneren van slechte wezens die nu niet bij ons zijn, of oud karma dat over ons heen komt? Of is het iets dat we kunnen vermijden, en waar we doorheen kunnen gaan zonder te ervaren dat we ons onderin de cyclus bevinden?

GdeP – Met andere woorden helemaal geen kaliyuga te hebben?

Vr. – Nee. We kunnen zeggen dat de wereld, de mensheid als geheel, zich onderin de cyclus bevindt. Maar diegenen die het licht van deze filosofie hebben, bevinden zich niet onderin, hoewel we hetzelfde leed kunnen ondergaan. We staan erboven. We zijn als krachten die erboven staan.

GdeP – Dat is waar.

Vr. – Is het voor de mensheid mogelijk om de komende verschrikkelijke ervaringen als het ware vanuit een hoger standpunt gezien, door te maken?

GdeP – Ja, dat is mogelijk, maar de gemiddelde mens zal dit niet doen. En ik zal u dadelijk de reden noemen. Maar laat ik eerst zeggen dat de theosofische beweging, een geestelijke beweging, werd opgericht om het kwaad zoveel mogelijk te minimaliseren, om tijdens de komende duistere perioden edelmoedige en krachtige geestelijke en intellectuele hulp te bieden. De reden dat het grootste deel van de mensheid niet bovenaan blijft maar opzettelijk afdaalt in het kaliyuga totdat de volgende opgang begint, is het feit dat deze vier yuga-perioden die elkaar in de tijd regelmatig afwisselen, cyclische perioden zijn die ontstaan door de werkingen van de natuur zelf. Ze lijken op een wiel, een vlug ronddraaiend levenswiel. U kunt niet omhooggaan tenzij u eerst naar beneden bent gegaan, en als u omhooggaat, zal dat wiel u weer naar beneden brengen. Maar voor individuen of voor elke verzameling of groep van individuen is het toch mogelijk, terwijl de neerwaartse wenteling ongetwijfeld zal plaatsvinden, een beroep te doen op hun innerlijke goddelijke krachten, zodat ze zich – ondanks dat het fysieke lichaam en het denken door de neergang van het wiel zullen worden beïnvloed, wat zeker het geval zal zijn – niettemin innerlijk op hogere gebieden kunnen bevinden. Het beeld is ingewikkeld, misschien een beetje onduidelijk, maar het kan u ook helpen om het te begrijpen. Begrijpt u het?

Vr. – Ja, dank u. Ik denk dat ik het volledig begrijp. En ik heb nog een vraag.

GdeP – Wanneer bijvoorbeeld de meesters van mededogen en wijsheid en vrede incarneren, moeten ze fysieke lichamen aannemen die tot deze grove aarde behoren, want ze is een stoffelijke aarde. Ze bevindt zich bijna op het laagste punt van de afdaling, maar toch zijn zij zelfs nu meesters van wijsheid en mededogen en vrede. Hetzelfde geldt voor de boeddha’s van mededogen. Wanneer ze incarneren moeten ze lichamen aannemen die tot de vierde ronde behoren, omdat er op deze planeet geen andere beschikbaar zijn, maar niettemin blijven ze boeddha’s van mededogen. Is dat duidelijk?

Vr. – Volkomen duidelijk.

GdeP – Wat is uw volgende vraag?

Vr. – Wat u zojuist heeft gezegd lijkt een verklaring te geven van die stanza in De stem van de stilte (blz. 63) waarin wordt gevraagd, ‘Wilt u de stroom ter wille van uzelf verleggen of langs de toppen van de cyclussen doen terugkeren naar zijn oerbron?’ Ik dacht aan de woorden ‘langs de toppen van cyclussen’, en is dat niet wat u zo-even heeft toegelicht?

GdeP – Ja, er wordt hier verwezen naar het feit dat cyclussen bestaan, en dat hun perioden van bloei op de toppen zullen liggen, langs de toppen die elkaar opvolgen. Dit betekent niet dat ze, om zo te zeggen, van top naar top springen. Ze moeten het levenswiel volgen, omdat ze karmisch daarmee zijn verbonden. U heeft door deze aanhaling te gebruiken ook duidelijk aangegeven wat het essentiële verschil is tussen de pratyekaboeddha’s en de boeddha’s van mededogen. De ene verlegt de stroom van de geest voor zijn eigen doeleinden; maar omdat deze doeleinden heel zuiver en verheven zijn, zijn ze boeddha’s.

Pratyekaboeddha’s zijn niet slecht; integendeel, ze zijn heel zuivere en heilige mensen. Maar gezien vanuit het standpunt van de boeddha’s van mededogen, is er in dit geval geestelijke zelfzucht aanwezig, een gerichtheid op het zelf. In de ver in de toekomst liggende eonen zal de tijd aanbreken dat karma, dat alles heeft opgetekend, de optekeningen in de boeken zal onthullen, en dan zullen de boeddha’s van mededogen, die ‘schatten in de hemel hebben verzameld’, om het beeld van Jezus te gebruiken, uit deze schatten kunnen putten; en ze zullen wat evolutie betreft eonen vóór zijn op de pratyekaboeddha’s. Ik geloof dat ik op een eerdere bijeenkomst heb geprobeerd dit onderwerp toe te lichten.

Beste vrienden, ik zal nog twee of drie vragen beantwoorden, als die er nog zijn.

Vr. – Was Mozes ook een uitgezonden boodschapper? Toen hij de joden uit Egypte heeft geleid?

GdeP – Ik begrijp wat u bedoelt. Ik probeer te bedenken hoe ik het beste uw vraag kan beantwoorden zonder u op een verkeerd spoor te brengen. Mozes was een symbolische figuur, maar deze was in feite gebaseerd op een bestaande persoon die als boodschapper naar de joden werd gestuurd. De verhalen die in het Oude Testament over hem worden verteld, zijn allegorieën.

Vr. – Bij het nadenken over onze relatie met onze eigen innerlijke god lijkt het voor ons bewustzijn duidelijk te worden dat we in feite geen bewoners van een fysieke wereld zijn, maar eerder, als men het op deze manier kan zeggen, van een wezen. Indien dat zo is, is er dan niet wat men een geografie van dat wezen kan noemen, evenals er een geografie van de fysieke wereld is? Is het niet mogelijk om deze met grote nauwkeurigheid te kennen?

GdeP – Ja, dat is mogelijk. Het is volkomen waar dat wij mensen levensatomen zijn in het fysieke voertuig van een of andere kosmische entiteit. Het is precies hetzelfde als met de atomen van ons lichaam die de bewoners van ons zijn. Bovendien is er een topografie van dit goddelijke wezen, of een kosmografie, en het fysieke aspect daarvan ziet u aan de hemel boven u. Een zonnestelsel is een atoom van dit kosmische wezen. Ons eigen thuisheelal, dat alles binnen de grenzen van de melkweg omvat, is een cel van dit kosmische wezen. En alle andere verspreid liggende melkwegstelsels zijn andere cellen.

Zoals ik u bij andere gelegenheden heb geprobeerd uit te leggen, zijn de entiteiten die de atomen van onze fysieke lichamen bewonen – en dit is een feit – zich evenmin bewust van ons, behalve intuïtief of geestelijk gezien, als wij als mensen dat zijn van deze kosmische entiteit ‘in wie we leven en bewegen en ons bestaan hebben’, zoals Paulus van de christenen het heeft geformuleerd. We leven in zijn leven. Dat leven is onze grote geestelijke bron. Het is de bron van ons bestaan. We zullen uiteindelijk in ons bewustzijn daarin terugkeren. Deze kosmische entiteit is op haar beurt een levensatoom in het wezen van een andere entiteit die nog onbegrijpelijk veel groter is.

Wat een beelden, wat een gedachten, geeft onze verheven filosofie ons! Weet u dat ieder mens in de toekomst is voorbestemd om niet alleen een zonnestelsel te worden, maar op een later tijdstip in de eeuwigheid, als ik zo’n uitdrukking kan gebruiken – is voorbestemd een heelal te worden? En daarna nog hoger te klimmen?

Vr. – Zijn de elektronen van een atoom afkomstig uit het proton op dezelfde manier als dat de planeten afkomstig zijn uit de zon? Ik bedoel daarmee dat ze kinderen van de zon zijn, dat ze bij de zon horen. En heb ik het goed begrepen dat ze zijn voortgekomen uit de overblijfselen van de oude zon die in het vorige manvantara heeft bestaan?

GdeP – Uw opmerkingen zijn juist. En zo gaat het ook in het atoom. Maar bedenk dat de zon, hoewel hij onze ouder is, niettemin alleen onze oudere broer is, al klinkt dit misschien paradoxaal. De reden hiervoor is dat wij even oud zijn als de zon. De zon is eenvoudig een verzameling van zulke levensatomen die zich manifesteren als een bal of bundel van kosmische krachten of energieën. We gaan de zon binnen en dan verlaten we de zon weer.

Planeten danken hun bestaan aan het lichaam van de zon, maar zijn toch zelf entiteiten die hun eigen evolutielijn volgen. Ze zijn even oud als de zon en bestaan in de eeuwigheid, en toch, omdat ze gedurende bepaalde perioden door de zon heengaan – de zon binnengaan en weer verlaten – is het ook juist om te zeggen dat de zon onze ouder is, evenals het levensatoom van een kind eens in het lichaam van de vader bestond. De vader is daarom de oudere broer van zijn zoon, en ook zijn ouder. Deze uitspraken klinken misschien vreemd, maar dat komt eenvoudig omdat we geen woorden hebben waarin we deze gedachten goed kunnen uitdrukken.

Vrienden, ik denk dat we de bijeenkomst van vanavond nu moeten afsluiten.

[Luiden van de gong. Stilte.]


Dialogen van G. de Purucker, blz. 468-85

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag