Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

De drie bewustzijnsgebieden van het menselijk leven

jagrat, svapna, sushupti: waaktoestand, droomtoestand, droomloze slaap

[‘The three planes of human life’, The Path, augustus 1888, blz. 147-9]

Ik spreek over gewone mensen. De adept, de meester, de yogi, de mahatma, de boeddha – ieder van hen leeft op meer dan drie bewustzijnsgebieden als hij in deze wereld is geïncarneerd en is zich van alle volledig bewust. Maar de gewone mens is zich alleen bewust van de waaktoestand, in de zin waarin men het woord ‘bewust’ tegenwoordig opvat.

Iedere serieuze theosoof zou de betekenis van deze drie bewustzijnstoestanden moeten kennen en hij moet vooral beseffen hoe essentieel het is dat men in svapna niet de in sushupti opgedane ervaringen vergeet, noch in jagrat die van svapna, en omgekeerd.

Jagrat, onze waaktoestand, is die waarin we herboren moeten worden, waarin we tot het volledige bewustzijn van het innerlijke zelf moeten komen, want in geen andere is verlossing mogelijk.

Als iemand sterft, gaat hij óf naar de allerhoogste toestand, waaruit hij niet tegen zijn wil kan terugkeren, óf naar een ander bewustzijnsgebied – hemel, hel, avichi, devachan of wat dan ook – waaruit opnieuw incarneren onvermijdelijk is. Maar hij kan de allerhoogste toestand niet bereiken tenzij hij zich heeft vervolmaakt en herboren is; tenzij de ontzagwekkende, stralende hoogten waar de meesters staan, door hem zijn bestegen, terwijl hij in een fysiek lichaam verblijft. Dit zo innig verlangde ideaal kan niet worden bereikt tenzij de mens op een bepaald punt in zijn evolutie de nodige stappen zet die tot het uiteindelijke doel zullen leiden. Deze stappen kan en moet hij zetten. In de allereerste stap ligt de mogelijkheid van de laatste besloten, want oorzaken die eenmaal in beweging zijn gebracht, brengen tot in het oneindige hun natuurlijke gevolgen teweeg.

Een van deze stappen houdt in dat men kennis en inzicht verwerft over de drie bovengenoemde bewustzijnstoestanden.

Jagrat beïnvloedt svapna, veroorzaakt dromen en ingevingen, en verstoort daarbij de leringen die vanuit de hogere bewustzijnstoestand de mens bereiken óf helpt de mens door met zijn waakbewustzijn kalmte en concentratie te beoefenen – eigenschappen die de neiging hebben de vervorming van de mentale ervaringen tijdens het droomleven te verminderen. Op zijn beurt beïnvloedt svapna de waaktoestand (jagrat) door de goede of slechte ingevingen die de mens in zijn dromen krijgt. Door algemene ervaring en vanuit elke religie kunnen we hiervoor tal van bewijzen aanvoeren. In de legendarische Hof van Eden fluisterde de sluwe slang in het oor van de slapende sterveling om hem na het ontwaken het gebod te laten overtreden. In het boek Job wordt gezegd dat God de mens onderricht in zijn slaap, in zijn dromen en nachtelijke visioenen. En de zelfbespiegeling en het droomleven van de gewone mens behoeven geen bewijs. Ik ken veel gevallen waarin iemand in zijn droom ertoe werd aangespoord dingen te doen waartegen zijn hogere natuur in opstand kwam. De verdorven aard van zijn gedachten overdag besmette zijn dromen en stelde hem bloot aan schadelijke invloeden. Door natuurlijke actie en reactie vergiftigde hij zowel jagrat als svapna.

Het is daarom onze plicht deze twee bewustzijnsgebieden te louteren en zuiver te houden.

De derde bewustzijnstoestand die iedereen gemeen heeft is sushupti, en deze wordt met droomloze slaap vertaald. Deze vertaling is ontoereikend want, hoewel er niet in wordt gedroomd, is het toch een toestand waarin allen, zelfs misdadigers, via hun eigen hogere natuur communiceren met spirituele wezens en op het spirituele gebied komen. Deze vormt het grote spirituele reservoir door middel waarvan de geweldige drang tot slecht leven in toom wordt gehouden. En omdat het buiten hun wil om gebeurt, zijn de gevolgen ervan steeds heilzaam.

Om het onderwerp beter te begrijpen, is het goed om wat meer in detail na te gaan wat er gebeurt als een mens in slaap valt, droomt en dan in sushupti komt. Wanneer de uiterlijke zintuigen verdoofd raken, beginnen de hersenen beelden voort te brengen die weergaven zijn van daden en gedachten uit de waaktoestand, en al snel valt hij in slaap. Hij is dan een gebied van ervaring binnengegaan dat even werkelijk is als dat wat hij verlaten heeft, maar van een andere aard. We kunnen dit gebied door denkbeeldige tussenschotten aan de ene kant scheiden van de waaktoestand en aan de andere kant van sushupti. Op dit gebied doolt hij rond tot hij begint op te stijgen naar het hogere. Daar komen geen verstoringen door hersenwerking meer voor en neemt hij, voor zover zijn natuur dat toelaat, deel aan het ‘feestmaal van de goden’. Maar dan moet hij terugkeren naar de waaktoestand, en hij kan dit alleen doen via dezelfde weg die hij gekomen is, want, omdat sushupti zich in alle richtingen uitstrekt en daaronder ook svapna in elke richting, is er geen mogelijkheid om rechtstreeks van sushupti naar jagrat te komen. Dit is een feit, ook al bestaat er na terugkeer geen herinnering aan een droom.

De gewone mens die zich niet concentreert omdat zijn verwarde denken zich op een groot aantal onderwerpen richt, heeft wanorde gebracht op het gebied – of in de toestand – van svapna, en als hij door die toestand heengaat, worden alle nuttige en verheffende ervaringen die hij in sushupti heeft opgedaan, verward en verwrongen, zodat hij in de waaktoestand niet de gunstige gevolgen ondervindt waarop hij recht heeft en die zijn plicht zijn om te hebben. Hier ziet men nog eens hoe hardnekkig die gevolgen zijn – ongunstig of het tegenovergestelde – van wat men in de waaktoestand doet en denkt.

Het is dus duidelijk dat hij moet proberen de svapnatoestand zó te reinigen en te bezielen dat de verwarring en de vervorming die daar heersen, worden verwijderd, om, wanneer hij ontwaakt, in zichzelf een ruimere en duidelijker herinnering te bewaren aan alles wat in sushupti is gebeurd. Dit kan hij doen door zich in zijn waakbewustzijn hoe langer hoe meer te concentreren op verheven gedachten, op edele doeleinden, op alles wat het beste en meest spirituele in hem is. De beste resultaten kunnen niet in één week of in één jaar worden verkregen, misschien zelfs niet in één leven, maar als hij eenmaal hiermee is begonnen, zal dit in een toekomstige incarnatie tot volmaakte, spirituele ontwikkeling voeren.

Door zo te handelen wordt er in de mens, terwijl hij wakker is, een aantrekkingspunt gevormd, waarin al zijn krachten samenvloeien, en dit kunnen we dan beschouwen als een brandpunt in de wakende mens. Als we het vanuit dat gebied beschouwen, dan komen vanuit de hele wakende mens de op svapna gerichte stralen samen in dit brandpunt en leiden hem met grote helderheid naar de droomtoestand. Door reactie ontstaat ook in svapna een brandpunt, en via dat brandpunt kan hij in een toestand waarin hij zichzelf meester is, sushupti bereiken. Op de terugweg gaat hij via deze brandpunten door svapna en, omdat de verwarring daar verminderd is, bereikt hij zijn gewone waaktoestand terwijl hij, tenminste tot op zeker hoogte, nog in het bezit is van de weldadige invloed die hij in sushupti heeft ondergaan en van de kennis die hij daar heeft opgedaan. Het verschil tussen degene die niet geconcentreerd en degene die wel geconcentreerd is, bestaat hierin dat eerstgenoemde door de hierboven aangenomen denkbeeldige tussenschotten van de ene sfeer in de andere komt net als zand door een zeef, terwijl degene die geconcentreerd is, net als water door een pijp of als zonnestralen door een lens, van de ene in de andere toestand overgaat. In het eerste geval stelt elke straal zand een afzonderlijke ervaring voor, een afzonderlijk stel verwarde en ongeordende gedachten, terwijl de geconcentreerde mens weer ontwaakt in het bezit van goed geordende en heldere ervaringen.

Deze beschouwingen pretenderen niet volledig te zijn, maar wat er gezegd is is juist. Het onderwerp is heel uitgebreid en belangrijk. Theosofen worden aangespoord om tijdens de uren dat ze niet slapen, hun denken en handelen te zuiveren, te verheffen en te concentreren, zodat ze niet onophoudelijk en doelloos de ene nacht na de andere en dag in dag uit van de ene natuurlijke en door wijs beleid ingestelde toestand in de andere overgaan en weer terug, zonder daarbij iets wijzer te worden of beter geschikt om hun medemensen te helpen. Want we kunnen via deze weg als langs een spinragdraad de vrije ruimte van het spirituele leven bereiken.

Eusebio Urban


Theosofische inzichten, blz. 58-62

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag