Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Psychische tegenover geestelijke ontwikkeling

Vraag — Wij beiden behoren tot een groep jongeren van zestien tot tweeëntwintig jaar. We komen regelmatig bijeen om allerlei onderwerpen te bespreken, van maatschappelijke en culturele tot filosofische en religieuze, omdat we naar meer bevredigende antwoorden zoeken dan de gewone godsdienstige bronnen ons tot dusver hebben gegeven. We hebben de ideeën van reïncarnatie en karma en zelfs paranormale verschijnselen besproken, en we zouden graag horen wat uw opvatting daarover is, vooral over het ontwikkelen van psychische vermogens.

Commentaar — Ik ben beslist geen voorstander van het ontwikkelen van psychische vermogens. Het kan niet worden ontkend dat de mens zulke verborgen vermogens heeft, en zelfs nog veel subtielere, maar die zullen op een natuurlijke manier gaan functioneren wanneer het innerlijke bewustzijn van de mens in staat is er een gepast gebruik van te maken. Maar een gepast en verstandig gebruik is niet mogelijk als we niet eerst alle aandacht schenken aan de vervulling van onze dagelijkse plichten.

Vraag — Maar als een mens die innerlijke krachten bezit, waarom is het dan verkeerd ze te ontwikkelen?

Commentaar — Begrijp me goed, al keur ik zelf een geforceerde ontwikkeling van bovennormale vermogens beslist af, ik heb geen kritiek op individuele leden van welke groep ook die een andere mening zijn toegedaan. Mijn kritiek is gericht op het verkeerd begrijpen en toepassen van de oude geestelijke beginselen. Eeuwenlang hebben de wijzen gewaarschuwd tegen een onnatuurlijke concentratie op het psychische en ze hebben er met klem op gewezen, dat in de eerste plaats moet worden gestreefd naar het bevorderen van ethisch handelen en het ontwikkelen van geestelijke vermogens. Ik spreek slechts in het algemeen en wil u beslist niet beïnvloeden. Maar als we proberen in praktijk te brengen wat we begrijpen van de waarheden die alle wereldleraren hebben verkondigd, zonder nadruk te leggen op psychische vermogens, zullen we karmisch die dingen tot ons aantrekken die we als levenservaringen nodig hebben.

Geestelijke ontwikkeling heeft voortdurend plaats, elke dag, elk uur, en beperkt zich niet tot georganiseerde bijeenkomsten, tot zondagen, of bijzondere gelegenheden met speciaal ceremonieel. Onze voornaamste taak is het doen van onze volledige plicht – niet alleen tegenover ons gezin of in ons werk, maar ook jegens ons land en onze medemensen, en niet in de laatste plaats tegenover ons hogere zelf. Als we daarna nog tijd en energie over hebben, kunnen we overwegen om door speciale oefeningen onze geestelijke spieren tot ontwikkeling te brengen!

Vraag — Sommigen van ons geloven in de wedergeboorte van de ziel, maar wat reïncarneert er nu precies?

Commentaar — Wat is het blijvende en leidinggevende beginsel in het leven van ieder mens? Het moet iets zijn dat direct of indirect verbonden is met het onsterfelijke zelf, dat in leven na leven tot geboorte komt. Sommigen noemen het het reïncarnerende ego of reïncarnerende element, dat blijvende deel in ons dat een gedeelte van de in het verleden opgedane en verwerkte ervaringen met zich meebrengt, en dat daarom in ieder leven de stoot geeft tot actie, en voor de ziel het toneel schept waarop zij haar rol kan spelen. Hoe ontstaat dit toneel? Het is niet het reïncarnerende ego dat het bewust tot stand brengt. Karma bouwt het toneel op uit dat grote reservoir van ervaringen die ieder van ons heeft vergaard. Het stelt ons hogere zelf in staat een persoonlijkheid in het leven te roepen die ertoe zal bijdragen de waarde en het geestelijk gehalte van het reïncarnerende ego aan te vullen, te versterken en te verhogen. In de universiteit van het leven worden de klassen gevormd door het gezin en het milieu waarin we worden geboren. En de leraar? Ieder mens is leraar en leerling tegelijk. Allen met wie we in aanraking komen als we opgroeien en tijdens ons verdere leven, zullen óf ons iets leren óf iets van ons ontvangen dat zij nodig hebben – al is het niet meer dan een glimlach of een afkeurende blik – een natuurlijke uitwisseling die onfeilbaar en naar beide kanten werkt, of we ons ervan bewust zijn of niet. Onze houding tegenover de omstandigheden van het leven bepaalt onze toekomst en geeft ons precies die lessen te leren die het mogelijk maken dat ons bewustzijn uitgroeit tot een ruimer begrip van onze verantwoordelijkheden.

Alle grote wereldreligies hebben op hun eigen wijze nadruk gelegd op de betekenis van het beginsel van oorzaak en gevolg als ethische gids in het leven van ernstige onderzoekers. Ik zeg met opzet ‘ernstige onderzoekers’, en ik ga nog een stap verder: iedere geestelijke leider heeft met klem gewezen op wat ik zo graag het zich ontvouwende karmische draaiboek van ons leven noem. U heeft zich waarschijnlijk wel eens verdiept in de drievoudigheid van de menselijke natuur: het hogere zelf, het lagere zelf en de tussennatuur. In ons tegenwoordige evolutiestadium doen we uit de eerste hand ervaringen op in onze tussennatuur, het gebied van de ziel of het menselijke ego. We kunnen onze gedachten en onze belangstelling richten op onze hogere natuur en daardoor inspiratie opdoen en leiding ontvangen; of we kunnen ons wenden tot onze lagere natuur en gedeprimeerd en in verwarring raken.

Vraag — Bent u voorstander van een georganiseerd werkprogramma voor jonge mensen zoals wij?

Commentaar — Ik zie het zo: omdat elk programma noodzakelijkerwijs mensen omvat die in karakter en karma verschillen, loopt men gevaar dat men iedereen tot een en dezelfde denkrichting tracht te dwingen zodra men een vast werkschema ontwikkelt. Het is het begin van verstarring. Dat is verkeerd, gezien vanuit het standpunt van het reïncarnerende ego dat zozeer zijn best doet om zijn eigen groeipatroon uit te werken. Ik weet dat dit vreemd klinkt, en oppervlakkig gezien is dat misschien ook zo, maar ik ben ervan overtuigd dat het in wezen een volkomen gezonde gedachte is.

Op dit punt in de cyclus zijn er vooral onder de jonge mensen ego’s die door hun ervaringen in het verleden bij hun intrede in dit leven op een dusdanige grotere golflengte zijn afgestemd, dat de dogmatische godsdienstige opvattingen hen onmogelijk kunnen bevredigen. Ze zoeken de levende waarheid – geen dogma’s. Zodra men probeert deze ontvankelijke mensen in te passen in een nauw omlijnd schema van handelen, van denken en streven, zullen ze in opstand komen tegen de hun opgelegde beperkingen.

Daarbij komt nog dat het klimaat van het werelddenken niet blijvend kan worden beïnvloed door flitsende schijneffecten en het opdringen van ideeën. Maar al te veel organisaties werken tegenwoordig met dit soort dingen, maar hoe oprecht hun pogingen ook mogen zijn, ze mislukken omdat serieuze mannen en vrouwen beginnen te vermoeden dat waarheid niet zonder persoonlijke offers kan worden gevonden. Er heeft nooit een kortere weg naar geestelijke groei bestaan, en er zal er ook nooit één zijn; men zou een kardinale fout maken als men probeerde die indruk te wekken.

Laten we ook niet verstrikt raken in de gedachte die in onze zo gespecialiseerde maatschappij nogal eens heerst, dat we ons doel kunnen bereiken als we weloverwogen een complex van denkbeelden of een systeem van ingewikkelde voorschriften samenstellen of uitwerken, alleen maar om daarmee goede resultaten te verkrijgen. Uiteindelijk zouden we tot de ontdekking komen dat de ‘goede resultaten’ die we beoogden, voor het heil van de mensheid geen enkele blijvende betekenis hebben. Hier is het oude voorschrift van kracht dat zegt, dat we niet gehecht moeten zijn aan de ‘vruchten van ons handelen’.* Hoe vaak gebeurt het niet dat onze daden, zelfs al zijn ze volgens ons door mededogen ingegeven, een ondergrond hebben die gekleurd is door het zelfzuchtige verlangen om de goede resultaten te zien en ons te koesteren in de gedachte dat wij daarin een aandeel hadden. Als we werkelijk willen dienen, moeten we ons niet bekommeren om de resultaten, want daar zorgt de Grote Wet voor, die wijzer en humaner te werk gaat dan wij zouden kunnen bedenken. Laten we daarom voorschriften en toverformules vermijden, en ons evenmin concentreren op bepaalde gedachten die een bepaald doel beogen. Deze voeren ons op zijpaden, die ons in de meeste gevallen van ons hoofddoel afleiden.

*Bhagavad-Gita, 5:12.

Vraag — Dit is heel iets anders dan de methoden die we in de kerken en zelfs in het onderwijs aantreffen, waar we ertoe worden gebracht om op een bepaalde manier te denken.

Commentaar — Ieder van ons moet op zijn eigen wijze tot inzicht komen. Waarom zou iemand, die beweert dat hem het welzijn van zijn medemensen ter harte gaat, pasklaar gemaakte vormen van denken proberen te scheppen, waarin zij hun geestelijke energieën kunnen gieten? Dat zou belachelijk zijn. Juist deze houding heeft het werk van de grote leraren die poogden de zuivere stroom van de waarheid in het gedachteleven van de wereld te doen vloeien, gedood.

Wat gebeurt er als u en ik van gedachten wisselen, terwijl wij hier bijeen zijn? Zonder dat u zich daarvan bewust bent, haalt u uit mij precies wat u nodig heeft; en omgekeerd helpt u mij. Zo werkt karma. Het is geen uitvinding van de mens; het is een wet die aan de goddelijke intelligentie ontspringt. Als we handelen volgens de ethische normen van het leven, zullen we dat merken en de vruchten ervan plukken; handelen we in strijd met de natuurwetten, ook dan zullen we dit vroeg of laat merken en leed en moeilijkheden oogsten, totdat we ons denken en onze houding herzien. We kunnen het karma van een ander niet beoordelen, want we weten niet naar welke ervaringen zijn hogere zelf hem voert om de ziel dingen van wezenlijke waarde in te prenten. Het wonderlijke van dit alles is dat juist onze fouten vaak onze beste leermeesters zijn, want niemand brengt iets tot een goed einde tenzij hij zijn mislukkingen te boven komt. We hoeven daarom nooit bang te zijn fouten te maken, want het inzicht dat ons deel wordt door van onze fouten te leren, helpt ons op onze weg naar de toekomst. Zo onderricht ieder mens zichzelf; en als zijn motief zuiver is, valt hij als hij struikelt niet met het hoofd naar omlaag, naar de duisternis, maar met het gezicht omhooggericht naar de zon. Dit is occultisme in de meest ware zin van het woord. De werkelijke occultist – niet de pseudoleermeester in de zogenaamde ‘occulte wetenschappen’, waarin groot gevaar schuilt – dringt aan niemand zijn leer of onderricht op, maar wijst door zijn lichtend voorbeeld onopvallend de weg.

Het is verrassend te zien hoe sterk deze waarheden, die door de eeuwen heen zijn verkondigd, nu in het bewustzijn van onze medemensen gaan leven. Duizenden en duizenden mensen zijn op zoek, evenals u. Voor geestelijke gymnastiek hebben ze geen belangstelling; ze willen weten hoe ze hun denken in overeenstemming kunnen brengen met fundamentele geestelijke waarden, om beter het hoofd te kunnen bieden aan de problemen die hun bewustzijn bestoken. Demonstraties van paranormale en bovenzintuiglijke krachten zullen ons beslist niets leren. Alleen door de slijpende werking van de discipline van het leven kan na elke ervaring een zekere mate van wijsheid worden verkregen.

Vraag — Onlangs zijn we in onze groep begonnen vooraanstaande mensen van diverse overtuigingen uit te nodigen, met de bedoeling hun denkbeelden met de onze te vergelijken. Het is ons echter gebleken dat er heel veel verschillende richtingen bestaan. Acht u het mogelijk dat alle mensen die in hogere dingen geloven eens in één organisatie zullen samenwerken?

Commentaar — Ik geloof niet dat de uiterlijke organisaties zich ooit formeel zullen aaneensluiten. Geestelijke eenheid is een innerlijke zaak en geen exoterische kunstgrepen zullen die ooit tot stand brengen. Het is echter best mogelijk dat in de komende jaren, misschien in komende eeuwen, een veel groter aantal individuen en verenigingen de gemeenschappelijke stroom van geestelijke beginselen weer zullen ontdekken en die in hun leven in praktijk zullen brengen. Als dit gebeurt, zal de uiterlijke structuur van de afzonderlijke organisaties verdwijnen, en zal de innerlijke eenheid van denken de werkelijke waarden consolideren. Niets zal dat kunnen tegenhouden, omdat deze geestelijke centra in het voertuig van het hart van de mensheid zullen samenwerken, en de polsslag van de waarheid het levensbloed van de evolutionaire vooruitgang door de hele mensheid zal laten stromen.

Vraag — Maar gelooft u niet dat alle religies en alle groeperingen hebben getracht juist dit te verwezenlijken, maar dat ze in verschillende opzichten zijn verstard?

Commentaar — Elk onzelfzuchtig streven, waar het ook tot uitdrukking komt, zal altijd kracht bijzetten aan de pogingen van die kleine maar sterke kern die tot doel heeft de broederschap onder alle mensen op ruimere schaal in praktijk te brengen. Als een mens zijn natuurlijke plichten vervult, zal het goede dat wordt gedaan zich overal en zonder ophouden doen gevoelen. Het beperkt zich niet tot de twee of drie mensen die erbij betrokken zijn, maar zet zich steeds voort. Zoals de rimpelingen op het kalme oppervlak van een meer zich tot in het oneindige uitbreiden, zo zal een eerlijke uitwisseling van goede werken op de hele mensheid van invloed zijn. Het zal een ware zegen betekenen omdat het een spontane uiting van het goddelijke is, en niet een kunstmatig tegengif tegen de zelfzucht. Juist handelen ontspringt inderdaad aan het goddelijke, aan de bron van inspiratie die ons allen aanspoort; en daarom zet de invloed van een onzelfzuchtige daad zich tot in het oneindige voort.

Heeft u de Bhagavad-Gita gelezen?

Vraag — Nee, maar we hebben er wel van gehoord. Raadt u ons aan om er een studie van te maken?

Commentaar — Ik geloof dat u er veel aan zou hebben de Gita zorgvuldig te lezen. Er bestaan veel vertalingen van in het Engels en andere moderne talen. Ik geef zelf de voorkeur aan de versie van W.Q. Judge, omdat die, hoewel niet in dichtvorm, in proza de geest van het oorspronkelijke werk dicht nadert. Het is een prachtig boekje dat een diepe esoterische betekenis bezit achter het exoterische verhaal. De Bhagavad-Gita zelf is maar een korte episode uit het grote Indische epos, het Mahabharata, en vertelt van de avonturen van twee legers, ‘in slagorde opgesteld’,* waartussen Arjuna staat, die in het vijandige leger zijn ‘leermeesters en vrienden’ uit vroeger dagen herkent en weigert te strijden. Krishna, die het hogere zelf van Arjuna symboliseert, vermaant hem ‘op te staan’ en de vijand – zijn vroegere zelf – moedig tegemoet te treden. In de dan volgende dialoog verkondigt Krishna o.a. dit belangrijke beginsel: uit honderdduizenden streeft er slechts één naar volmaaktheid; en van al diegenen die zo streven, zal slechts één mij kennen zoals ik ben.**

*Bhagavad-Gita, 1:2.
**Vgl. Bhagavad-Gita 7:3.

Datzelfde beginsel geldt niet alleen voor de kerken en alle geestelijke ‘leraren’, maar voor de hele wereld van het denken: daarin zijn er misschien maar één of twee met een betrekkelijk onbelemmerde visie. Alle grote religies waren oorspronkelijk uitdrukkingen van de waarheid. Maar helaas, hoeveel discipelen, die de ‘nieuwe’ gedachte het meest waren toegedaan, hebben deze werkelijk innerlijk begrepen? Men zag slechts een glimp ervan en toen deze aan het papier werd toevertrouwd, kreeg hij vaste vorm en werd ten slotte een dogma. Gezien vanuit het standpunt van hun eigen bewustzijn waren hun opvattingen misschien juist, maar ze waren daarom nog niet voor iedereen waar. Neem een willekeurige groep mensen, ga met hen naar een willekeurige stad of plaats op deze aardbol, laat hen allen naar dezelfde dingen kijken, en vraag hun dan wat ze hebben gezien. Iedereen zal u iets anders vertellen. Zo is het ook met de waarheid – ieder van ons ziet slechts een facet van een facet van de waarheid.

Vraag — Bent u van mening dat mensen die hun psychische vermogens proberen te ontwikkelen beslist de verkeerde weg opgaan?

Commentaar — Hoe kunnen we ooit tegen een ander zeggen: ‘U bent op de verkeerde weg; volg de mijne, want ik weet dat die de juiste is’. Alleen zijn innerlijke beweegredenen kunnen bepalen wat voor hem de juiste of de verkeerde weg is. Maar als iemand als voornaamste doel de ontwikkeling van zijn psychische natuur nastreeft, dan geloof ik dat hij een pad volgt dat hem ten slotte op een doodlopende weg zal brengen.

Neem het mediumschap en het vermogen visioenen te hebben, gedachtevormen te zien en de gedachten van anderen te lezen – al deze dingen hebben met de geestelijke natuur niets te maken. Ze vormen eerder een belemmering dan een hulp, omdat ze de neiging hebben de ziel van haar doel weg te lokken. Waarom zeg ik dit, terwijl er tegenwoordig juist zo’n belangstelling bestaat voor deze bovenzintuiglijke krachten? Zoals ik al zei, niet omdat ze niet bestaan; als het alleen maar verdichtsels van de verbeelding waren, zou er weinig gevaar in schuilen. Maar juist doordat ze wel degelijk bestaan, vormen ze een van de grootste beproevingen. U herinnert zich de woorden van meester Jezus: Zoek eerst het koninkrijk der hemelen en al deze dingen zullen u worden toegeworpen.* Dit is wat iedere wereldleraar heeft gezegd: zoek allereerst het pad van geestelijke verlichting, het zonlicht van de godheid in ons, in plaats van het maanlicht van de psychische natuur; dan zal het stralende licht van boven omlaag schijnen door uw hele wezen en de dagelijkse dingen in uw leven belichten. Als dat gebeurt zullen ‘al deze dingen’ ons in hun natuurlijke kringloop worden toegeworpen. Dan, en alleen dan, zullen we erop zijn voorbereid om er verstandig mee om te gaan zonder gevaar voor onszelf en anderen.

*Vgl. Mattheus 6:33.

Vraag — Maar dat is een tamelijk langzaam proces. Veel mensen willen niet daarop wachten en willen liever hun groei verhaasten.

Commentaar — Als men het ontwikkelen van psychische vermogens nastreeft, volgt men schijnbaar een veel kortere en boeiender weg, maar in werkelijkheid is het een veel langere weg van ervaring, die ten slotte kan doodlopen in psychische onevenwichtigheid, waardoor de ziel, althans tijdelijk, in disharmonie is met de geestelijke en fysieke polen van haar natuur. Het onnatuurlijk forceren door middel van verkeerde meditatie, ademhalingsoefeningen en andere twijfelachtige praktijken kan inderdaad de psychische centra in de mens tot ontwikkeling brengen. Maar gebeurt dit vóór de tijd van hun natuurlijke bloei, die gepaard zou gaan met kennis van het juiste gebruik ervan, dan bestaat er groot gevaar dat de groei van de ziel gedurende meerdere levens stagneert.

Als ons motief oprecht is en we krachtig en onpersoonlijk naar waarheid streven, zullen we ten slotte de weg vinden die voor ons de enig juiste is, hoeveel misstappen we ook mogen hebben gedaan om er te komen. Zoals Krishna in de Gita zegt: ‘Langs welke weg de mensen ook tot mij komen, op die weg zal ik hen helpen; welk pad de mensheid ook gaat, dat pad is het mijne’.* Met andere woorden, welke weg wij ook volgen in de oneindigheid van de tijd, de godheid in ons zal zich ten slotte met haar kind verbinden. Het is de taak van de grootste zowel als de geringste helpers van de mensheid dit proces te versnellen door als vroedvrouwen te fungeren voor de zielen van de mensen. Dat was de opdracht van Socrates: bij de jeugd van Athene de vermogens van de ziel tot grotere bloei te brengen.**

*Bhagavad-Gita, 4:11.
**Plato, Theaetetus, §149-51.

Geestelijke ontplooiing is een van de meest aangrijpende ervaringen die een mens kan hebben. Streeft hij echter een geforceerde ontwikkeling na, dan zal hij bitter worden teleurgesteld. Het enige werkelijke drama is dat van zijn eigen ziel die meer en meer ontwaakt. Als dat gebeurt, wordt zijn visie op het leven en op alles wat er in zijn innerlijke natuur en in het heelal plaatsvindt, intens verlicht door de volheid van de geest. Dit is drama in zijn hoogste vorm.


Mens, vonk der eeuwigheid, blz. 102-113

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag