Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud

De mens zal overleven

Een vriend schrijft dat het hem toeschijnt dat zich een diepere zin aan het ontvouwen is, een ondefinieerbare maar duidelijk voelbare uitdaging alsof niet slechts enkelingen hier en daar, maar de mensheid in het algemeen wordt opgewekt zo te handelen en te zijn, dat dit uitgaat boven alles wat we tot dusver hebben bereikt. Hij zei dat hij onder zijn zakenrelaties een toenemend verzet had opgemerkt tegen het oude harde materialisme en een duidelijk, hoewel misschien niet erkend verlangen naar iets dat hoger ligt dan wat zij tot nu toe hadden begrepen. Maar, zo voegde hij eraan toe, ondanks het bij velen levende optimisme dat fatsoen en recht het ten slotte zullen winnen, heerst er nog veel vrees en verwarring en vraagt men zich af hoe men zich moet voorbereiden op dat waarvan men voelt dat het zich misschien gaat ontwikkelen.

Het is ons zeker niet gegeven precies te weten wat ons te wachten staat; in feite zou het een riskante situatie zijn als iemand van ons de toekomst tot in bijzonderheden kon zien. Dat dit een bescherming betekent is duidelijk, want zodra iemand meent precies te weten wat er gaat gebeuren, begint hij zich onbewust daarop voor te bereiden – uiterlijk of objectief; en hierdoor is hij innerlijk misschien helemaal niet voorbereid. Steevast zal hij denkbeeldige mogelijkheden scheppen, die onnodige belemmeringen worden voor de natuurlijke intuïtieve leiding die hij anders zou hebben gekregen om hem te helpen elke gebeurtenis op te vangen wanneer ze komt, en niet daarvóór.

Hoe kunnen we ons dan op de toekomst voorbereiden? We kunnen ons niet op de een of andere gebeurtenis voorbereiden, omdat we niet weten wat er morgen of overmorgen of over een jaar zal gebeuren. Maar als we ons leven kunnen baseren op de stevige fundering van beginselen – welke religieuze of filosofische opvattingen we ook hebben – en proberen de essentie van ons geestelijk erfdeel in ons leven tot uitdrukking te brengen, doet het er niet toe welk soort ervaringen wij of de volkeren van de wereld moeten doormaken. Ons bewustzijn zal automatisch reageren met precies die kwaliteit van denken en handelen, die nodig is voor elke mogelijke gebeurtenis die de toekomst in petto heeft.

Bovendien zijn er in alle cyclussen van menselijke groei, in elk land en in elke tijd onbekende en onopvallend werkende figuren geweest, en ze zijn er ook nu, die hun rustige maar toch krachtige invloed doen gelden op het lot van hun respectieve naties. Ze doen hun werk niet in de hoop op erkenning of persoonlijk gewin, maar uitsluitend opdat gerechtigheid en vrijheid ten slotte zullen zegevieren. We horen zelden of nooit over hen, en misschien zijn er onder hen die zich absoluut niet bewust zijn van de omvang en betekenis van hun taak, wie zij dienen en met welk doel. Maar is dit niet een van de methoden waarop de beschermers van de mensheid nieuwe ‘werkers op het veld’ vinden, aannemen en trainen?

Deze grote zielen, die de verantwoordelijkheid dragen voor de verlichting van de mens en zijn bescherming voor de toekomst, zijn nu ongetwijfeld even actief met hun hulp als ooit tevoren. Als wij voldoende van hun visie konden opvangen om zelfs maar een glimp te zien van de innerlijke betekenis van hun werk, zouden we weten dat dit alle gebieden van ervaring omvat. En al kunnen we de specifieke activiteiten van deze stille weldoeners niet onderscheiden, we kunnen hun invloed op het werelddenken voelen. Boeken en tijdschriften, zelfs de dagbladen, vertonen in toenemende mate de neiging openhartiger en duidelijker uitdrukking te geven aan deze ingeboren ideeën, die de bron en oorsprong zijn van de schatten aan wijsheid die de wereld bezit. Nu worden deze denkbeelden opnieuw in ere hersteld, maar dat gaat niet zonder strijd, want hoe sterker de drang naar bevrijding is, des te heviger zijn de tegenwerkende krachten. Toch getuigt juist de intensiteit van de tegenstand van hen die de menselijke geest geketend willen houden en willen binden in een keurslijf van denken en aspiratie, van de toenemende kracht van hen die ijveren voor de vooruitgang van de mensheid. In de smeltkroes van het menselijk bewustzijn voltrekt zich een machtige alchemie, terwijl de profetie van bijna een eeuw geleden voor onze ogen wordt bewaarheid. Meester KH schrijft:

Plato had gelijk; ideeën regeren de wereld; en naarmate de menselijke geest nieuwe ideeën zal ontvangen en de oude en versletene terzijde zal leggen, zal de wereld vooruitgaan; machtige revoluties zullen eruit voortkomen; geloofsvormen en zelfs mogendheden zullen bezwijken bij hun opmars en door hun onweerstaanbare kracht worden verpletterd. Is die tijd eenmaal aangebroken, dan zal het even onmogelijk zijn hun aandrang te weerstaan als de loop van het getij te stuiten. Maar dit alles zal geleidelijk gebeuren, en vóór het zover is hebben we een taak te vervullen: het puin dat onze vrome voorvaderen achterlieten, zoveel mogelijk te ruimen. Nieuwe ideeën moeten in schone grond worden geplant, want deze ideeën raken de belangrijkste onderwerpen.

Het zijn geen fysieke verschijnselen maar deze universele ideeën die wij bestuderen; want om de eerstgenoemde te kunnen begrijpen, moeten we eerst de andere verstaan. Ze raken de werkelijke plaats van de mens in het heelal met betrekking tot zijn vroegere en toekomstige geboorten; zijn oorsprong en uiteindelijke bestemming, de relatie tussen het sterfelijke en het onsterfelijke, tussen het tijdelijke en het eeuwige, het eindige en het oneindige. Het zijn grotere, verhevener ideeën, meeromvattend, die de universele heerschappij van de niet-veranderende en onveranderlijke Wet erkennen, ten aanzien waarvan er slechts een Eeuwig Nu is, terwijl voor oningewijde stervelingen de tijd iets is van verleden of toekomst omdat hij in verband staat met hun eindige bestaan op dit stoffelijke aardbolletje.*

*Uit de verzameling Mahatma Brieven ondergebracht in het Rare Manuscript Department van de British Library. De mahatma brieven aan A.P. Sinnett, Brief 6, blz. 27.

En dit alles wordt kracht bijgezet door de vurige hoop dat eens een waarachtige ‘universele broederschap’ de hele mensheid zal omvatten.

Diegenen van ons die beweren oprecht te verlangen hun bijdrage te leveren tot de verbetering van de mens, zouden zich moeten afvragen: zijn we alleen geïnteresseerd in het licht dat deze grootse ideeën op onze eigen beperkte omgeving werpen, of worden we bewogen zo te leven en te werken dat de zon van de waarheid in de ziel van alle mensen zal schijnen, waar ze zich ook bevinden?

Veel mensen hebben tegenwoordig deze ruimere en lossere opvattingen – geestelijken en wetenschappers, opvoeders en schrijvers, zakenlieden en huisvrouwen – en ze proberen allen de verspreid voorkomende sporen ervan die eeuwenlang bedekt waren met het stof van letterknechterij met elkaar in verband te brengen. Misschien begrijpen weinigen van ons ‘de ware plaats van de mens in het heelal’ of onze betrekking tot ‘vroegere en toekomstige geboorten’; maar de waarheid van onze goddelijke oorsprong, en de gedachte aan onze uiteindelijke triomf over de last van het stoffelijke bestaan wanneer de kracht van onze geest blijvend de teugels in handen neemt, zullen in ons allen weerklank vinden. Wanneer slechts een handjevol mannen en vrouwen, waar ook ter wereld, en die al dan niet een geloof aanhangen, zich volledig van de knechtende invloed van ‘het oude en versletene’ zou kunnen bevrijden, dan is niet te voorzien welke buitengewone gevolgen dit op de komende generaties zou hebben.

De bevrijdende werking van deze kosmische ideeën wint aan kracht. Wanneer en waar ze haar hoogtepunt zal bereiken, kan niemand zeggen. Maar als mijn vermoeden juist is, zal het resultaat alles overtreffen wat de geschiedenis van de beschaving ooit heeft gekend. Het zal niet door woorden of met klaroengeschal worden verkondigd; de taal van de ziel heeft geen woorden of luidruchtig symbool nodig. Maar we kunnen er zeker van zijn dat als de innerlijke roepstem van de mensheid in kracht blijft toenemen, een volkomen nieuwe levensopvatting zich van hoog tot laag zal manifesteren.

Dit klinkt allemaal heel mooi, zult u zeggen, maar hoe kan dat ons helpen onze problemen van dit ogenblik op te lossen? We zouden ons niet zo onzeker voelen als we konden inzien dat de mens niet op zichzelf staat, maar deel uitmaakt van een kosmisch groeipatroon, waarbij het hele universum is betrokken. Als de astronomen ons zeggen dat ons zonnestelsel er slechts één is uit biljoenen andere in de ruimte, en dat er onder de ontelbare miljarden planetenstelsels die om hun eigen centrale zon wentelen, talloos vele kunnen zijn die ‘leven dragen’, raken ze de kern zelf van het mysterie van de groei. Het betekent dat ook de bewoners van die sterren en planeten, evenals wij mensen, in diepste wezen goden moeten zijn die zich in tempels van stof belichamen!

Als we de loop van de geschiedenis zouden kunnen volgen vanaf het eerste begin van de evolutie van een heelal, die zowel de oorsprong van de mens omvat als van alle rijken boven en onder hem, zouden we zien dat de godheid een verscheidenheid van vormen tot leven wekt en dat tegelijkertijd het stoffelijke aspect van de natuur ontwaakt, als de levensvonk het ene na het andere voertuig zoekt om zich in te belichamen. Eenvoudig uitgedrukt, de geest doordringt de stof door zich steeds verder in lichamen te hullen, totdat hij in zijn cyclus het punt van de grootste dichtheid bereikt; dan beweegt de slinger zich opwaarts en treedt de geest weer naar buiten waardoor de stof haar dominerende invloed verliest.

Dit is natuurlijk maar een ruwe schets, maar het is veelbetekenend dat in alle oude tradities dezelfde ‘idee’ is terug te vinden. Daar is natuurlijk een praktische reden voor, want hoe meer we ons verdiepen in de achterliggende filosofie ervan, des te nauwer blijkt onze eigen persoonlijke ontwikkeling daarbij betrokken te zijn.

Laten we onszelf een ogenblik niet beschouwen als mensen maar als goden – godsvonken – die sinds de dageraad van de ‘schepping’ onze grootse pelgrimstocht door het stoffelijke bestaan maakten, totdat we het kritieke punt bereikten waarop de mens, zoals wij die nu kennen, geboren moest worden. Zeker, we waren samengesteld uit geest en stof, uit goddelijke vonk en lichaam. Maar we waren ons nog niet van onszelf bewust. Hier zien we dat de geest op een unieke manier met de stof samensmelt om een derde element voort te brengen: het vuur van het denkvermogen. Van kind-mensen, slechts vegeterend in een Hof van Eden, werden we zelfbewuste ‘levende zielen’, die goed van kwaad konden onderscheiden en instinctief beseften dat we vanaf dat moment de last moesten dragen van een door onszelf opgelegde discipline op onze weg naar het goddelijke. Op dit punt staan we nu: voortgebracht door geest en stof; we zijn inderdaad in wezen goden, maar in ons huidige evolutieproces verkeren we nog steeds in ons menselijke stadium!

We zien dus dat deze waarheden, die ons aan het begin van de huidige cyclus van onze mensheid werden geschonken, nog even gezond en versterkend zijn als ooit, en dit zullen blijven totdat we een hoger stadium van groei hebben bereikt. Daarom dienen we te leren wat die waarheden zijn en hoe we deze in ons leven moeten toepassen. Ze zijn de grondslag van de oude filosofieën van India, Griekenland en Perzië, Egypte en China, van de Noorse en Germaanse overleveringen en van het oude Amerika, en vormen ook het hart en de kern van de leer van meester Jezus. Als we eenmaal hun praktische geestelijke betekenis ervaren, zullen we niet met ons breinverstand hoeven te weten wat de volgende dag ons zal brengen. We zullen innerlijk voorbereid zijn elke situatie tegemoet te treden.

Het wereldgebeuren voltrekt zich op zo stormachtige wijze en de psychologische inzichten en mentale opvattingen veranderen met zo’n snelheid, dat het moeilijk is om het evenwicht te bewaren. Maar dat is nu precies wat we moeten doen. En als de tijd de mensheid als geheel vraagt een stap vooruit te doen en meer te zijn dan we ooit zijn geweest, waarom zouden u en ik ons daarvan dan uitsluiten? Niemand van ons staat gescheiden en los van het karma van de mensheid. We zijn een integrerend deel van de worstelende menselijke levensgolf, en als we de stormen in onze eigen persoonlijkheid doorstaan en ons leed en onze beproevingen moedig aanvaarden, zullen we de gedachteatmosfeer van de wereld ten goede beïnvloeden.

De paradox is dat juist de invloed van de spanningen in de wereld ons precies de omstandigheden verschaft die noodzakelijk zijn voor de vooruitgang – de gelegenheid om een hogere graad van geestelijk zelfvertrouwen tot ontwikkeling te brengen. Daarom moet er geen middelaar staan tussen de wil van een mens om te groeien en de godsvonk in hem. Geen priester, geen vriend, zelfs geen ideaal, hoe edel ook, moet treden tussen ons en onze god, want alles waaraan we ons zelfzuchtig vastklampen, blokkeert de natuurlijke leiding die uit ons innerlijk vloeit. Het enige wat we kunnen doen is te proberen die universele geestelijke beginselen die de toets van de tijd hebben doorstaan, naar beste vermogen in praktijk te brengen, maar we mogen een ander niet voorschrijven hoe hij die verworven wijsheid in zijn leven moet toepassen. Want wie zijn wij om te kunnen zeggen dat onze opvatting over wat goed en onzelfzuchtig is, ook juist is voor iemand anders? Hij alleen moet dit beoordelen. Daarom is groei in de eerste plaats een individuele aangelegenheid – een eeuwigdurende ontwikkeling van de ziel op haar reis van het kleinere naar het grotere, van het egocentrische naar het onbaatzuchtige, van de duisternis naar het licht.

Niemand van ons mag achterom zien of opzij of in een andere richting dan vooruit. Als we onze aandacht en belangstelling zelfs maar een kort moment laten afdwalen van het rechtstreekse pad dat ons onsterfelijke zelf voor ons heeft aangegeven – wat in eenvoudige woorden erop neerkomt dat we trouw blijven aan wat we innerlijk voelen als eerlijk en waar, en voor het welzijn van allen in plaats van voor onszelf alleen – lopen we gevaar dat onze idealen, onze toewijding en zelfs onze liefde voor het allerhoogste dat we zouden willen dienen, in een zoutpilaar veranderen. Zoals meester Jezus zei tot zijn discipelen (Lucas 17:32-3): ‘Denk aan de vrouw van Lot. Ieder die zijn leven zal trachten te behouden, zal het verliezen, maar ieder die het verliezen zal, die zal het behouden.’

De huidige verwarring van idealen heeft ons in een kritieke situatie gebracht – en ik doel niet op de gevaren van projectielen en raketten, satellieten of bommen. Dat zijn symptomen, en verontrustende in handen van hen die op vernietiging uit zijn; maar ze zijn slechts symptomen en de mens wordt niet daardoor bepaald. Als de zozeer gevreesde vernietiging van de beschaving zou plaatshebben – wat ik ten zeerste betwijfel – dan moeten we vertrouwen op de eenvoudige maar alomvattende waarheid, dat men het lichaam kan doden maar het leven niet kan vernietigen. De mens zal overleven; hij zal alle rampen die mochten komen onder ogen zien en te boven komen, of deze worden veroorzaakt door water, vuur, vanuit de ruimte – of door hemzelf!

Volkeren en rassen zijn als zodanig telkens weer van het toneel verdwenen, maar de ego’s die daarin eens waren belichaamd, incarneren opnieuw, in andere landen en in andere rassen. Als we ons die grotere visie eigen kunnen maken, voor zover dit menselijkerwijs mogelijk is, zal dit de gevaren niet wegnemen maar ons helpen alles wat ons te wachten staat vastberaden tegemoet te treden.

Laten we daarom moed vatten en samenwerken met al die van inzicht en kracht getuigende zielen in elk land, die rustig werken om het rad van de vooruitgang in beweging te houden.


Mens, vonk der eeuwigheid, blz. 228-36

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag