Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Fragment 2

De twee paden

En nu, leraar van mededogen, wijs anderen de weg. Zie hoe zij die kloppen om te worden toegelaten allen in onwetendheid en duisternis wachten tot de poort van de liefdevolle wet openzwaait!

De stem van de kandidaten:

Meester van uw eigen barmhartigheid, zult u de leer van het hart1 niet openbaren? Zult u weigeren uw dienaren naar het pad van bevrijding te leiden?

De leraar zei:

Er zijn twee paden; er zijn drie verheven volmaaktheden; er zijn zes deugden die het lichaam omvormen tot de boom van kennis.2

Wie zal zich erop richten?

Wie zal ze het eerst betreden?

Wie zal het eerst de lering horen over twee paden in één, de ontsluierde waarheid over het verborgen hart?3 De wet die, geleerdheid vermijdend, wijsheid onderricht, vertelt een droevig verhaal.

Helaas, helaas, dat alle mensen alaya bezitten, één zijn met de grote ziel, en dat, hoewel ze deze bezitten, alaya hun zo weinig baat!

Zie hoe alaya wordt weerkaatst – zoals de maan in kalme golven – door het kleine en door het grote, wordt weerspiegeld in de kleinste atomen, en toch niet het hart van allen kan bereiken. Helaas dat zo weinig mensen gebruikmaken van die gave, de onschatbare zegen om waarheid te leren kennen, het op de juiste manier waarnemen van bestaande dingen, de kennis van het niet-bestaande!

De leerling zegt:

Leraar, wat moet ik doen om tot wijsheid te komen?

Wijze, wat om volmaaktheid te verwerven?

Zoek naar de paden. Maar, lanoe, wees rein van hart voordat u aan uw reis begint. Leer, voordat u uw eerste stap zet, het werkelijke van het bedrieglijke te onderscheiden, het steeds voorbijgaande van het eeuwigdurende. Leer vooral onderscheid te maken tussen verstandelijke kennis en zielenwijsheid, tussen de ‘leer van het oog’ en die van het ‘hart’.

Ja, onwetendheid is als een gesloten vat zonder frisse lucht; de ziel een vogel die daarin gevangen zit. Hij zingt niet, en kan zich niet verroeren; stil en verstijfd zit de zanger daar maar, en sterft van uitputting.

Maar zelfs onwetendheid is beter dan verstandelijke kennis als er geen zielenwijsheid is om haar te verlichten en te leiden.

De zaden van wijsheid kunnen in een bedompte ruimte niet ontkiemen en groeien. Om te leven en ervaring op te doen heeft het denken ruimte en diepte nodig en aanwijzingen om zich op te trekken tot de diamanten ziel.4 Zoek deze aanwijzingen niet in het rijk van maya, maar verhef u boven illusies, zoek het eeuwige en onveranderlijke sat5, wantrouw de bedrieglijke ingevingen van de verbeelding.

Want het denken is als een spiegel; bij het weerkaatsen verzamelt het stof.6 Het heeft de zachte ademtocht van zielenwijsheid nodig om het stof van onze illusies weg te blazen. Beginneling, probeer uw denken en ziel één te laten worden.

Vermijd onwetendheid, en vermijd eveneens illusie. Wend uw gelaat af van de misleidingen van de wereld; wantrouw uw zintuigen, ze zijn onbetrouwbaar. Maar zoek binnenin uw lichaam – het heiligdom van uw gewaarwordingen – in het onpersoonlijke naar de ‘eeuwige mens’7; en als u die heeft ontdekt, zie naar binnen: u bent Boeddha8.

Toegewijde leerling, vermijd lof. Lof leidt tot zelfbedrog. Uw lichaam is niet het zelf, uw zelf heeft op zich geen lichaam, en lof noch verwijten hebben invloed erop.

Discipel, zelfgenoegzaamheid is als een hoge toren die door een hooghartige dwaas is beklommen. Daar zit hij in trotse eenzaamheid, door niemand opgemerkt dan door zichzelf.

Schijngeleerdheid wordt door de wijzen verworpen, en door de goede wet naar alle windstreken verstrooid. Haar wiel wentelt voor allen, voor bescheiden en voor hoogmoedige mensen. De ‘leer van het oog’9 is voor het volk, de ‘leer van het hart’ voor de uitverkorenen. Eerstgenoemden herhalen trots: ‘Zie, ik weet’; de anderen, zij die in alle eenvoud wijsheid hebben vergaard, erkennen op zachte toon, ‘aldus heb ik gehoord’10.

Discipel, ‘grote zifter’ is de naam van de ‘leer van het hart’.

Het wiel van de goede wet wentelt snel. Het maalt dag en nacht. Het scheidt het waardeloze kaf van het gouden koren, het afval van het meel. De hand van karma leidt het wiel; de wentelingen geven het kloppen van het karmische hart aan.

Ware kennis is het meel, schijngeleerdheid het kaf. Als u het brood van wijsheid wilt eten, moet u het meel kneden met de heldere wateren van amrita*. Maar als u het kaf zou kneden met de dauw van maya, kunt u alleen voedsel maken voor de zwarte duiven van de dood, de vogels van geboorte, verval, en verdriet.

*Onsterfelijkheid.

Als mensen u zeggen dat u om arhan te worden moet ophouden alle wezens lief te hebben – zeg hun dat ze liegen.

Als mensen u zeggen dat u om bevrijd te worden uw moeder moet haten en uw zoon negeren; dat u uw vader moet verstoten en hem ‘huishouder’11 noemen; dat u alle medelijden met mens en dier moet opgeven – zeg hun dat hun woorden onwaar zijn.

Dit is de leer van de tirthika’s*, de ongelovigen.

*Brahmaanse asceten.

Als mensen u leren dat zonde ontstaat uit handelen en gelukzaligheid uit volstrekt niet-handelen, zeg hun dat ze dwalen. Het stoppen met menselijk handelen, of het bevrijden van het denken uit zijn slavernij door geen zonden en fouten meer te begaan, is niet weggelegd voor ‘deva-ego’s’*. Zo luidt ‘de leer van het hart’.

*Het reïncarnerend ego.

De dharma van het ‘oog’ is de belichaming van het uiterlijke, en het niet-bestaande.

De dharma van het ‘hart’ is de belichaming van bodhi*, het bestendige en eeuwigdurende.

*Echte, goddelijke wijsheid.

De lamp brandt helder als pit en olie schoon zijn. Om die schoon te maken is een reiniger nodig. De vlam voelt het reinigingsproces niet. ‘De takken van een boom worden door de wind heen en weer geschud; de stam blijft onbewogen.’

Handelen en niet-handelen kunnen tegelijkertijd in u plaatsvinden; uw lichaam volop in beweging, uw denken kalm, uw ziel zo helder als een bergmeer.

Wilt u een yogi van de ‘tijdcyclus’ worden?

Geloof dan niet, lanoe, dat het verblijven in donkere wouden, in trotse afzondering en gescheiden van de mensen; geloof niet dat het leven van wortels en planten, dat dorst gelest met sneeuw van de grote bergketen; geloof niet, toegewijde leerling, dat dit u naar het doel zal leiden: de uiteindelijke bevrijding.

Denk niet dat het breken van uw beenderen, het verscheuren van uw vlees en spieren u met uw ‘stille zelf’12 zal verenigen. Slachtoffer van uw schaduwen13, denk niet dat uw plicht tegenover de natuur en de mens is volbracht als de zonden van uw grove vorm zijn overwonnen.

De gezegenden hebben dat soort handelingen fel bekritiseerd. Zodra de Leeuw van de Wet, de Heer van Barmhartigheid,* de echte oorzaak van het menselijk lijden had begrepen, liet hij de aangename maar zelfzuchtige rust van de wildernis achter zich. Van aranyaka14 werd hij de leraar van de mensheid. Nadat Julai15 het nirvana was ingegaan, predikte hij op de bergen en in de vlakten, en hield toespraken in de steden tot deva’s, mensen, en goden.16

*Boeddha.

Zaai liefderijke daden en u zult de vruchten ervan oogsten. Door het niet-verrichten van een barmhartige daad, verricht men een daad die neerkomt op een doodzonde.

Zo spreekt de wijze.

Zult u zich van handelen onthouden? Op die manier zal uw ziel haar vrijheid niet verwerven. Om nirvana te bereiken moet men tot zelfkennis komen, en zelfkennis is het kind van liefdevolle daden.

Heb geduld, kandidaat, als iemand die niet bang is voor mislukking, niet streeft naar succes. Vestig de blik van uw ziel op de ster waarvan u een straal bent,17 de fonkelende ster die schijnt in de lichtloze diepten van het eeuwige zijn, de grenzeloze velden van het onbekende.

Volhard als iemand die eeuwig zal blijven bestaan. Uw schaduwen leven en verdwijnen;18 dat wat in u eeuwig zal leven, wat in u weet, omdat het kennis19 zelf is, behoort niet tot het voorbijgaande leven: het is de mens die was, die is, en zal zijn, en voor wie het uur nooit zal slaan.

Als u zoete vrede en rust zou willen oogsten, discipel, bezaai dan met de zaden van verdienste de velden waar in de toekomst wordt geoogst. Aanvaard de ellende van een nieuwe geboorte.

Treed uit het zonlicht in de schaduw om meer plaats te maken voor anderen. De tranen die de uitgedroogde grond van lijden en verdriet besprenkelen brengen de bloesems en vruchten van karmische vergoeding voort. Uit de vuurproef van een mensenleven en zijn zwarte rook stijgen gevleugelde vlammen op, gezuiverde vlammen, die onder het oog van karma voortzweven, en ten slotte het verheven materiaal weven van de drie gewaden van het pad.20

Deze gewaden zijn: nirmanakaya, sambhogakaya, en dharmakaya, het meest verheven gewaad.21

Door middel van het sana-kleed22 kan inderdaad eeuwig licht worden verworven. Alleen het sana-kleed leidt tot het nirvana van vernietiging; het maakt een einde aan wedergeboorte, maar, lanoe, het doodt evenzeer – mededogen. De volmaakte boeddha’s die zich hullen in de glorie van dharmakaya kunnen niet langer helpen bij het verlossen van de mens. Helaas, zullen zelven aan het zelf worden opgeofferd, de mensheid aan het welzijn van afzonderlijke individuen?

Weet, leerling, dat dit het open pad is, de weg naar zelfzuchtige gelukzaligheid, die door de bodhisattva’s van het ‘verborgen hart’, de boeddha’s van mededogen, wordt gemeden.

Leven voor het welzijn van de mensheid is de eerste stap. De zes verheven deugden23 in praktijk brengen is de tweede.

Het aannemen van het eenvoudige kleed van een nirmanakaya betekent afstand doen van eeuwige gelukzaligheid voor het zelf om zo de verlossing van de mensheid te bevorderen. Om de gelukzaligheid van nirvana te bereiken en deze dan op te geven, is de meest verheven, de laatste stap – de hoogste op het pad van zelfverloochening.

Weet, discipel, dat dit het verborgen pad is, gekozen door de boeddha’s van volmaaktheid, die het ZELF aan zwakkere zelven hebben opgeofferd.

Maar als de ‘leer van het hart’ voor u nog te hoog is gegrepen, als uzelf hulp nodig heeft en bang bent anderen hulp te bieden, wees dan tijdig gewaarschuwd, u met een schuchter hart: blijf tevreden met de ‘leer van het oog’ van de wet. Blijf hopen. Want als u het ‘verborgen pad’ ‘vandaag’ niet kunt betreden, ligt het ‘morgen’24 binnen uw bereik. Leer dat geen poging hoe gering ook, hetzij in goede of verkeerde richting, uit de wereld van oorzaken kan verdwijnen. Zelfs verwaaide rook laat sporen na. ‘Een hard woord in vroegere levens uitgesproken wordt niet vernietigd maar keert altijd weer.’* De peperplant zal geen rozen voortbrengen, evenmin zal de zilveren ster van de geurige jasmijn doorn of distel worden.

*Grondregels van de Prasanga-school.

U kunt op deze ‘dag’ uw kansen scheppen voor uw toekomst. Tijdens de ‘grote reis’25 brengen de oorzaken, elk uur gezaaid, ieder haar oogst van gevolgen voort, want in deze wereld heerst strikte rechtvaardigheid. Met de macht van haar nooit dwalende werking schenkt ze aan stervelingen levens van geluk of tegenslag, het karmische kroost van al onze vroegere gedachten en daden.

Neem dan zoveel als u door uw verdiensten toekomt, u met een geduldig hart. Houd moed, en wees tevreden met uw lot. Dat is uw karma, het karma van de cyclus van uw geboorten, het lot van hen die in hun pijn en verdriet tegelijk met u worden geboren, zich verheugen en tranen vergieten van leven tot leven, geketend aan uw vroegere daden.

. . . . . . . . .

Handel ‘vandaag’ voor hen, dan zullen zij ‘morgen’ voor u handelen.

Uit de knop van zelfverloochening komt de zoete vrucht van uiteindelijke bevrijding voort.

Gedoemd te sterven is hij die uit vrees voor Mara nalaat zijn medemens te helpen, bang dat hij dan voor het zelf zou handelen. De pelgrim die zijn vermoeide ledematen in stromend water zou willen opfrissen, maar uit angst voor de stroming zich daarin niet durft te begeven, loopt gevaar aan de hitte te bezwijken. Niet-handelen gebaseerd op zelfzuchtige angst kan alleen kwade vruchten dragen.

Het leven van een zelfzuchtige leerling heeft geen zin. De mens die de taak die hem in het leven ten deel valt niet volbrengt, heeft vergeefs geleefd.

Volg het levenswiel; volg het wiel van plicht tegenover volk en familie, tegenover vriend en vijand, en denk niet langer aan genot of pijn. Put de wet van karmische vergelding uit. Verwerf siddhi’s voor uw volgende geboorte.

Als u geen zon kunt zijn, wees dan een eenvoudige planeet. Ja, als u niet kunt stralen als de middagzon op de sneeuwbedekte berg van eeuwige zuiverheid, kies dan, neofiet, een meer bescheiden weg.

Wijs anderen de ‘Weg’ – hoe vaag ook, en al bent u de enige in de menigte – zoals de avondster de weg wijst aan hen die hun pad in het duister bewandelen.

Zie naar Migmar*, als zijn ‘oog’ gehuld in karmozijnrode sluiers over de sluimerende aarde dwaalt. Zie de vurige aura van de ‘hand’ van Lhagpa† die in beschermende liefde is uitgestrekt boven de hoofden van zijn asceten. Beide zijn nu dienaren van Nyima‡26 die in zijn afwezigheid als stille wachters in de nacht achterblijven. Toch waren beide in vervlogen kalpa’s stralende Nyima’s en misschien worden ze in toekomstige ‘dagen’ opnieuw twee zonnen. Zo verloopt de cyclus van opkomst en neergang van de karmische wet in de natuur.

*Mars. †Mercurius. ‡De zon.

Wees zoals zij, lanoe. Geef licht en bemoediging aan de zwoegende pelgrim, en probeer hem te vinden die nog minder weet dan u; die in zijn ellendige eenzaamheid neerzit, hunkerend naar het brood van wijsheid en het brood dat zijn schaduw voedt; die zonder leraar, hoop of troost is, en – vertel hem over de wet.

Zeg hem, kandidaat, dat hij die trots en eigendunk door zijn toewijding aan banden legt; dat hij die, hoewel hij aan het leven gehecht is, toch zijn geduld en overgave schenkt aan de wet, als een geurige bloem die men neerlegt aan de voeten van de Sakya-Thubpa*, nog in dit leven een srotapanna27 wordt. De siddhi’s van volmaaktheid mogen nog heel ver weg lijken, maar de eerste stap is gezet, hij is de stroom ingegaan, en kan de blik van een bergarend verwerven, en het gehoor van een schuwe hinde.

*Boeddha.

Zeg hem, u die naar het hogere streeft, dat echte toewijding hem de kennis kan terugbrengen, die kennis die hem in vroegere levens heeft toebehoord. Het gezichtsvermogen en het gehoor van een deva worden niet in één kort leven verkregen.

Wees bescheiden als u tot wijsheid wilt komen.

Wees nog bescheidener als u haar heeft verworven.

Wees als de oceaan die alle stromen en rivieren in zich opneemt. De machtige rust van de oceaan wordt er niet door verstoord; hij voelt ze niet.

Beteugel met uw goddelijk zelf uw lager zelf.

Beteugel met het eeuwige het goddelijke.

Ja, groot is hij die begeerte vernietigt.

Nog groter is hij in wie het goddelijk zelf ook het bewustzijn van begeerte heeft gedood.

Bewaak het lagere opdat het niet het hogere bezoedelt.

De weg naar uiteindelijke vrijheid ligt in uw zelf.

Die weg begint en eindigt buiten het zelf28.

Niet prijzenswaardig en onbelangrijk is de moeder van alle rivieren volgens de hoogmoedige opvatting van een tirthika; in de ogen van dwazen is de menselijke vorm leeg, hoewel deze gevuld is met de zoete wateren van amrita. Toch is het heilige land29 de geboorteplaats van de heilige rivieren, en wordt hij die wijsheid bezit door alle mensen geëerd.

Arhans en wijzen met een onbeperkte visie30 zijn zo zeldzaam als de bloesem van de udumbara-boom. Arhans worden om middernacht geboren samen met de heilige plant met negen en zeven stengels31, de heilige bloem die opbloeit en opengaat in het duister, uit de zuivere dauw en op het bevroren bed van besneeuwde hoogten, hoogten die door geen zondige voet worden betreden.

Niemand, lanoe, wordt een arhan in dat leven waarin de ziel voor het eerst naar uiteindelijke bevrijding gaat hunkeren. En toch, u die daarnaar verlangt, aan geen krijger die zich vrijwillig aanmeldt voor de felle strijd tussen het levende en het dode,32 aan geen enkele rekruut, kan ooit het recht worden ontzegd het pad te betreden dat naar het slagveld voert.

Want hij zal óf overwinnen óf sneuvelen.

Ja, als hij overwint zal nirvana zijn deel zijn. Vóór hij zijn schaduw, zijn sterfelijk kleed afwerpt – die rijke bron van verdriet en grenzeloos lijden – zal men hem eer bewijzen als een verheven en heilige boeddha.

En als hij sneuvelt, zelfs dan valt hij niet vergeefs; de vijanden die hij in het laatste gevecht versloeg zullen bij zijn volgende geboorte niet opnieuw tot leven komen.

Maar of u nirvana wilt bereiken, of de prijs verwerpen,33 laat niet de vrucht van handelen en niet-handelen uw motief zijn, u met een moedig hart.

U die zich beschikbaar stelt om cyclussen lang te lijden, weet dat de bodhisattva die in plaats van bevrijding kiest voor zelfverloochening om de ellende van het ‘verborgen leven’34 te aanvaarden, ‘drievoudig geëerde’ wordt genoemd.

Het pad is één, discipel, maar aan het eind tweevoudig. De stadia ervan worden aangegeven door vier en zeven poorten. Aan het ene einde – onmiddellijke gelukzaligheid, en aan het andere – uitgestelde gelukzaligheid. Beide zijn de beloning voor verdienste: de keus is aan u.

Het ene wordt twee, het open en het verborgen35 pad. Het eerste leidt naar het doel, het tweede naar zelfopoffering.

Als het vergankelijke wordt opgeofferd aan het blijvende valt de prijs u ten deel: de druppel keert terug vanwaar hij kwam. Het open pad leidt naar de onveranderlijke verandering – nirvana, de glorierijke toestand van absoluutheid, de gelukzaligheid die menselijk denken te boven gaat.

Aldus is het eerste pad bevrijding.

Maar het tweede pad is – zelfverloochening, en wordt daarom het ‘pad van smart’ genoemd.

Dat verborgen pad leidt de arhan naar onbeschrijflijk zielenleed; leed om de levend-doden36, en machteloos medelijden met de mensen die gebukt gaan onder karmisch verdriet, want de wijzen durven het rijpen van de vruchten van karma niet te beletten.

Want er staat geschreven: ‘Leer hen om alle oorzaken te vermijden; maar elk gevolg, zowel de kleinste rimpeling als een grote vloedgolf, moet u laten  uitwerken.’

De ‘open weg’ brengt u ertoe, zodra u het doel ervan heeft bereikt, het lichaam van een bodhisattva af te wijzen en leidt u binnen in de drievoudig glorierijke toestand van dharmakaya37, wat betekent dat men de wereld en de mensen voor altijd vergeet.

De ‘verborgen weg’ leidt eveneens naar de gelukzaligheid van paranirvana – maar pas aan het eind van ontelbare kalpa’s, na nirvana’s te hebben bereikt en opgegeven uit grenzeloos medelijden en mededogen met de wereld van misleide stervelingen.

Maar er wordt gezegd: ‘De laatste zal de grootste zijn’, samyak sambuddha, de leraar van volmaaktheid offerde zijn ZELF op voor de verlossing van de wereld door op de drempel van nirvana – de zuivere staat – niet verder te gaan.

. . . . . . . . .

U heeft nu kennis van de twee wegen. Uw tijd om te kiezen zal komen, geestdriftige ziel, wanneer u het eindpunt heeft bereikt en door de zeven poorten bent gegaan. Uw denken is helder. U bent niet langer verstrikt in misleidende gedachten, want u heeft alles geleerd. De waarheid staat ongesluierd vóór u en kijkt u ernstig aan. Ze zegt:

‘Zoet zijn de vruchten van rust en bevrijding ten behoeve van het zelf; maar nog zoeter de vruchten van langdurige en bittere plicht: inderdaad, zelfverloochening ten dienste van anderen, van lijdende medemensen.’

Wie pratyekaboeddha38 wordt, betuigt alleen aan zijn zelf respect. De bodhisattva die de strijd heeft gewonnen, en de prijs in de palm van zijn hand houdt, maar in zijn goddelijk mededogen zegt:

‘In het belang van anderen geef ik deze grote beloning op’ – volbrengt de grotere verzaking.

Een redder van de wereld is hij.

. . . . . . . . .

Zie! Het doel van gelukzaligheid en het lange pad van smart wachten u aan het verre einde. U kunt één van beide kiezen, u die lijden op u wilt nemen, gedurende de toekomstige cyclussen! . . . .

om vajrapani hum.

Noten

1. De twee scholen van Boeddha’s leer, de esoterische en de exoterische, worden respectievelijk de leer van het ‘hart’ en van het ‘oog’ genoemd. Bodhidharma noemde die in China – van waaruit de namen Tibet bereikten – de Tsung-men (esoterische) en de Kiau-men (exoterische school). Ze wordt zo genoemd omdat de leer van het ‘hart’ de leringen omvat die voortkwamen uit het hart van Gautama Boeddha, terwijl de leer van het ‘oog’ het werk was van zijn hoofd of verstand. De leer van het ‘hart’ wordt ook ‘het zegel van de waarheid’ genoemd of ‘het zegel van wat werkelijk is’, een symbool dat boven bijna alle esoterische geschriften wordt aangetroffen.

2. De ‘boom van kennis’ is een titel die door de volgelingen van bodhidharma (wijsheid-religie) werd gegeven aan hen die de hoogste mystieke kennis hebben bereikt – de adepten. Nagarjuna, de oprichter van de madhyamikaschool werd de ‘drakenboom’ genoemd; waarbij de draak een symbool is van wijsheid en kennis. De boom wordt vereerd, omdat de Boeddha onder de bodhi- (wijsheid) boom werd geboren, de verlichting bereikte, voor het eerst de menigte toesprak, en stierf.

3. Het ‘verborgen hart’ is de esoterische leer.

4. De ‘diamanten ziel’, ‘Vajrasattva’, is een titel van de hoogste Boeddha, de ‘Heer van alle mysteriën’, Vajradhara en Adi-Boeddha genoemd.

5. Sat, de ene eeuwige en absolute werkelijkheid en waarheid; al het overige is illusie.

6. Uit de leer van Shen-hsiu, die leert dat het menselijk denken als een spiegel is die elk stofdeeltje aantrekt en weerkaatst, en evenals die spiegel elke dag gecontroleerd en afgestoft moet worden. Shen-hsiu was de zesde patriarch van Noord-China, die de esoterische leer van Bodhidharma onderwees.

7. Het reïncarnerend ego wordt door de noordelijke boeddhisten de ‘ware mens’ genoemd, die verenigd met zijn hoger zelf een boeddha wordt.

8. ‘Boeddha’ betekent ‘verlicht’.

9. Zie noot 1, blz. 81. Het exoterische boeddhisme van het volk.

10. De gebruikelijke aanhef van boeddhistische geschriften met als betekenis dat hetgeen volgt naar de rechtstreekse mondelinge overlevering van Boeddha en de arhats is opgetekend.

11. Zo spreekt Rathapala, de grote arhat, in de legende Rathapala Sutrasanne zijn vader toe. Maar omdat dat soort legenden allegorisch zijn (Rathapala’s vader heeft bijvoorbeeld een huis met zeven deuren), betreft het verwijt alleen mensen die ze letterlijk nemen.

12. Het ‘hoger zelf’, het ‘zevende’ beginsel.

13. Onze fysieke lichamen worden in de mystieke scholen ‘schaduwen’ genoemd.

14. Een kluizenaar die, wanneer hij een yogi wordt, zich in de wildernis terugtrekt en in een woud leeft.

15. Julai, de Chinese term voor Tathagata, een titel die aan elke boeddha wordt gegeven.

16. Alle noordelijke en zuidelijke overleveringen zijn het erover eens dat Boeddha zijn afzondering opgaf zodra hij het raadsel van het leven had opgelost – namelijk toen hij de innerlijke verlichting had ontvangen – en de mensheid in het openbaar ging onderrichten.

17. Volgens de esoterische leer is elk spiritueel ego een straal van een ‘planeetgeest’.

18. ‘Persoonlijkheden’ of fysieke lichamen, die ‘schaduwen’ worden genoemd, zijn voorbijgaand van aard.

19. Met denkvermogen (manas), het denkbeginsel of ego in de mens, wordt naar ‘kennis’ zelf verwezen, want de menselijke ego’s worden manasaputra’s, de zonen van het (universele) denkvermogen, genoemd.

20. Zie noot 34, blz. 97.

21. Idem.

22. Het sana-kleed ontleent zijn naam aan Sanavasa van Rajagriha, de derde grote arhat of ‘patriarch’, zoals de leden van de hiërarchie van de 33 arhats die het boeddhisme verspreidden, door de oriëntalisten worden genoemd. ‘Sana-kleed’ is beeldspraak voor het verwerven van wijsheid waarmee het nirvana van vernietiging (van de persoonlijkheid) wordt betreden. Letterlijk, het ‘inwijdingskleed’ van de neofieten. Edkins zegt dat dit ‘van gras gemaakte kleed’ tijdens de Tang-dynastie uit Tibet naar China werd overgebracht. ‘Als een arhan wordt geboren zal men op een reine plek deze plant zien groeien’, zegt de Chinese en ook de Tibetaanse overlevering.

23. De ‘praktijk van het paramita-pad’ betekent: een yogi worden met als doel asceet te worden.

24. ‘Morgen’ betekent in het volgende leven of in de volgende incarnatie.

25. De ‘grote reis’ of volledige cyclus van bestaansvormen in één ‘ronde’.

26. Nyima, in de Tibetaanse astrologie de zon. Migmar, of Mars, wordt gesymboliseerd door een ‘oog’ en Lhagpa, of Mercurius, door een ‘hand’.

27. Een srotapanna, of ‘hij die de stroom ingaat’ op weg naar nirvana, kan zelden in één leven nirvana bereiken, tenzij de omstandigheden heel bijzonder zijn. De algemene opvatting is dat een chela die in een bepaald leven het pad begint te beklimmen, pas in het zevende leven daarna nirvana bereikt.

28. Hier wordt het lagere, persoonlijke ‘zelf’ bedoeld.

29. Tirthika’s zijn brahmanen aan ‘de andere kant’ van de Himalaya die door de boeddhisten in het heilige land, Tibet, ‘ongelovigen’ worden genoemd, en omgekeerd.

30. Onbeperkte visie, of paranormaal, bovenmenselijk waarnemingsvermogen. Aan een arhan wordt de macht toegeschreven alles te ‘zien’ en te kennen zowel op afstand als op de plaats waar hij zich bevindt.

31. Sana-plant, zie noot 22, blz. 84.

32. Het ‘levende’ is het hogere, onsterfelijke ego, en het ‘dode’ het lagere, persoonlijke ego.

33. Zie noot 34, blz. 97.

34. Het ‘verborgen leven’ is het leven als een nirmanakaya.

35. Het ‘open’ en het ‘verborgen pad’; het eerste wordt de leek geleerd, het exoterische en het algemeen gevolgde pad; het andere is het verborgen pad – waarvan de betekenis tijdens de inwijding wordt verklaard.

36. Mensen die esoterische waarheden en wijsheid niet kennen worden ‘de levend-doden’ genoemd.

37. Zie noot 34, blz. 97.

38. Pratyekaboeddha’s zijn die bodhisattva’s die naar het dharmakaya-kleed streven en het na een reeks levens vaak ook verwerven. Onverschillig voor de ellende van de mensheid en haar geen hulp biedend, maar slechts op hun eigen gelukzaligheid gericht, gaan ze nirvana in en verdwijnen uit het gezicht en het hart van de mensen. In het noordelijke boeddhisme staat een ‘pratyekaboeddha’ gelijk met een spiritueel zelfzuchtig persoon.


De stem van de stilte, blz. 21-42 en 81-87 (noten)

© 2020 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag