Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Verklarende woordenlijst

Adept – Een mens die tot betrekkelijke vervolmaaktheid is gekomen.
Adiboeddha (Skr) – Kosmische boeddha; de hoogste van de vier klassen van boeddha’s.
Advaita-Vedanta (Skr) – De nondualistische school van de Vedanta. Zie ook Vedanta.
Akasa (Skr) – ‘Schitterend, stralend’; etherisch-geestelijke substantie; het vijfde kosmische element; de aether van de stoïcijnen. Zie ook astraal licht.
Akousmatikoi (Gr) – ‘Toehoorders, luisteraars’; op proef aangenomen leerlingen in de school van Pythagoras.
Ariadne, de draad van – In de Griekse mythologie de draad die Ariadne aan Theseus gaf om hem de weg te wijzen uit het labyrint; symbool van de kracht van de waarheid die tot wijsheid leidt.
Arupa werelden (Skr) – ‘Vormloos’; geestelijk-etherische werelden die het menselijke waarnemingsvermogen te boven gaan.
Asat (Skr) – ‘Niet zijn, niet essentie’; het onwerkelijke, illusoire, tegengesteld aan Sat, het werkelijke. Ook ‘boven Sat’ – parabrahman.
Astraal licht – Onzichtbare substantie die de aarde omgeeft.
Atma-buddhi (Skr) – Atma ‘zelf’ + buddhi ‘geestelijk begrip’; de hoogste aspecten van de menselijke samenstelling.
Avatara (Skr) – Een klasse van heilanden zoals Jezus en Krishna; een tijdelijke combinatie van het goddelijke, een hoogontwikkelde ziel en een zuiver fysiek lichaam.
Avernus (Lat) – ‘Zonder vogels’; de gebieden van de hel; de onderwereld.
Avichi (Skr) – ‘Golfloosheid’; de meest materiële sferen en bewustzijnstoestanden waarin de volkomen slechte zielen afdalen; het tegenovergestelde van nirvana.

Bardo (Tib) – ‘Tussen’; de periode tussen dood en wedergeboorte.
Bhöns (Tib) – Tibetaanse monniken van een preboeddhistische religie.
Bodhisattva (Skr) – ‘Iemand van wie de essentie (sattva) wijsheid (bodhi) is’; één stadium vóór het boeddhaschap; ook iemand die afstand doet van nirvana om voor het welzijn van de mensheid te leven.
Boeddha (Skr) – ‘Verlichte’; iemand die geestelijk is ontwaakt.
Brahma (Skr) – Schepper, ontvouwer; de geïndividualiseerde openbaring van brahman, het ongeopenbaarde.
Brahma(n) (Skr) – Universele geest; de eerste of ongemanifesteerde logos.
Brahmavidya (Skr) – ‘Goddelijke kennis.’
Broeder van de schaduw (Zwarte magiër) – Volgeling van het linkerpad. Iemand die kennis gebruikt voor slechte doeleinden; een tovenaar. Zie ook witte magiër.
Buddhi (Skr) – ‘Verlicht’; het geestelijke zelf; bron van de intuïtie en het onderscheidingsvermogen.
Buddhi-manas (Skr) – Buddhi ‘wijsheid’ + manas ‘het denken’; het hogere verstand en de hogere rede die samenwerken; het reïncarnerende ego. Zie ook nous.

Chela (cheta) (Skr) – ‘Dienaar’; iemand die een goeroe dient; een discipel.
Chitkara (Skr) – ‘Gedachte-werker’; geestelijk zelf; beschermengel.
Christus – ‘Gezalfde’; oudgnostische term voor een ingewijde.
Christosgeest – De innerlijke god; de Vader in ons.

Devachan (Tib) – Gelukzalige droomtoestand van de ziel tussen aardse levens.
Dhyani-chohans (Skr-Tib) – ‘Heren van meditatie’; kosmische intelligenties van verschillende graden.
Druïden – Voorchristelijke ingewijde priesters van het Keltische Europa.
Dvija (Skr) – ‘Tweemaal geborene’; een ingewijde.

Gayatri (Savitri) (Skr) – Hymne in de Rig-Veda, gewijd aan de goddelijke zon.
Gilgulim (Hebr) – ‘Rondgangen’; kabbalistische term voor de omzwervingen van de zielen.
Gnostici (Gr) – Zoekers naar de aloude gnosis of ‘kennis’; filosofen waartoe ook enkele eerste christenen behoorden.
Gouden keten – (Levende keten) van Hermes. Opeenvolging van geestelijke leraren.

Hiërarchie van mededogen – Broederschap van mahatma’s en adepten, bewakers van de waarheid, hoeders en beschermers van de mensheid.

Jagrat (Skr) – De ‘waak’toestand; eerste van de vier bewustzijnstoestanden van de mens.

Kabbala (Heb) – ‘Overlevering’; de geheime leer of theosofie van de joden.
Kamaloka (Skr) – ‘Begeertewereld’ die onze aarde omringt; astrale verblijfplaats van kamarupa’s; de Griekse Hades.
Kama-manas (Skr) – ‘Begeerte-denken’; het persoonlijke zelf.
Kamarupa (Skr) – ‘Begeertelichaam’; astraal voertuig van de mentaal/psychische energieën van de mens; na de dood de ‘schaduw’ of ‘schim’.
Karma (Skr) – ‘Handeling’; wet van actie en reactie, oorzaak en gevolg.
Kismet (Arab) – ‘Deel, lot’; bestemming of noodlot bij de moslims.

Lipika’s (Skr) – ‘Schrijvers’; hemelse optekenaars; instrumenten van karma.

Mahabuddhi (Skr) – ‘Grote wijsheid’; kosmische buddhi, mahat.
Mahamanvantara (Skr) – ‘Groot + tussen manu’s’ of tijdperk van manifestatie. Zie ook manvantara.
Mahamaya (Skr) – ‘Groot + illusie’; de universele illusie van het gemanifesteerde bestaan.
Mahapralaya (Skr) – ‘Groot + ontbinding’; tijdperk van kosmische rust. Zie ook paranirvana.
Mahat (Skr) – ‘Groot’; universeel denkvermogen, correspondeert met manas in de mens. Zie ook mahabuddhi.
Mahatma(’s) (Skr) – ‘Grote ziel of zelf’. Zie ook meester(s).
Mahayanaboeddhisme (Skr) – ‘Grote voertuig of pad’; noordelijke school van het boeddhisme.
Manasaputra(’s) (Skr) – ‘Zonen van het denkvermogen’; zonnegodheden die het denkvermogen in de mens wekten.
Manvantara (Skr) – ‘Tussen manu’s’; tijdvak van manifestatie en activiteit van een heelal.
Meester(s) – Tot betrekkelijke volmaaktheid gekomen mensen; leraren en beschermers van de mensheid.
Messiaanse cyclus – Een tijdvak van 2160 jaar waarin een bepaalde geestelijke en zodiakale invloed merkbaar is.
Moirai (Gr) – ‘Lotsbestemmingen, bedelingen’; in de Griekse mythologie de drie schikgodinnen of spinsters van het lot.
Moksha of mukti (Skr) – ‘Bevrijd’; nirvana.
Monade – ‘Eén, eenheid’; ondeelbare eenheid van bewustzijn; geestelijke individualiteit.
Monas monadum (Lat) – ‘Monade der monaden’; de kosmische monade.
Mysteriescholen – Centra voor geestelijk onderricht, training en inwijding, ingesteld in de grijze oudheid.

Naga (Skr) – ‘Slang’ van wijsheid, ingewijde; ook een slangendemon.
Nirvana (Skr) – ‘Uitgeblazen’; het geluk van opgaan in het zuivere kosmische Zijn, waarbij alle persoonlijke beperkingen zijn ‘uitgeblazen’.
Nous (Gr) – ‘Bewustzijn’; de hogere intelligentie.

Parabrahma(n) (Skr) – ‘Boven brahman’; het oneindige; het grenzeloze.
Paranirvana (Skr) – ‘Boven + nirvana’; tijdperk van rust voor de kosmos. Zie ook mahapralaya.
Pisacha’s (Skr) – ‘Vleesetende, demonische elementalen’; het laagste aspect van het kamarupa.
Pistis (Gr) – ‘Geloof’; vertrouwen.
Pralaya (Skr) – ‘Ontbinding’; rusttoestand tussen twee levenscyclussen.
Psuche (Gr) – ‘Adem’; dochter van Nous; de persoonlijke menselijke ziel.

Ronde – Technische term voor de doortocht van monaden door zeven wortelrassen; slaat ook op grotere cyclussen.

Samadhi (Skr) – ‘Samenbrenging’; zelfbewuste vereniging met het goddelijke.
Sambuddhi-samadhi (Skr) – ‘Volmaakte verlichting + samadhi’; alwetendheid; vereniging met het Al.
Sat (Skr) – ‘Wezen, essentie’; waarheid, werkelijkheid. Zie ook asat.
Sushupti (Skr) – ‘Diepe slaap’; de derde toestand van menselijk bewustzijn.
Svabhava (Skr) – ‘Zelfwording’; ware individualiteit.
Svapna (Skr) – ‘Slapen-dromen’; de tweede toestand van menselijk bewustzijn.

Tat (Skr) – ‘Dat’; het grenzeloze. Zie ook parabrahman.
Turiya (Skr) – ‘Vierde’; de hoogste toestand van menselijk bewustzijn. Zie ook samadhi.

Vedanta (Skr) – Een van de zes Indiase filosofische scholen.
Veda’s (Skr) – ‘Kennis’; oude religieuze hindoeteksten verzameld door Veda-Vyasa, waarvan de oudste de Rig-Veda is.

Witte magiër – Ver ontwikkeld mens, die het rechterpad volgt en onpersoonlijk werkt voor het welzijn van allen.
Wortelras – Een van de zeven stamrassen die de menselijke levensgolf op aarde in haar evolutie gedurende één ‘ronde’ doorloopt; ons tegenwoordige wortelras is het vijfde. Zie ook ronde.

Yoga (Skr) – ‘Vereniging’; een methode van training; discipline.
Yuga (Skr) – ‘Eeuw’; een tijdsperiode. In elk wortelras zijn er vier yuga’s; ons huidige tijdperk, het vierde, is kaliyuga, de ‘zwarte’ of ijzeren eeuw die 3102 jaar v.Chr. begon met de dood van Krishna.


Wind van de geest, blz. 327-33

© 2022 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag