Theosophical University Press Agency

Weefsels van eigen makelij

B. Hagelin

U, die vandaag hebt gegeten, die de afgelopen nacht in een schoon bed hebt geslapen, die met een druk op een knop het nieuws van de wereld kunt zien dat zich voor uw ogen afspeelt, zult zonder twijfel diep zijn geroerd door de ellende van hongerlijdende mensen en van dorpen waar de oogst is mislukt. Het zien van kinderen met opgezwollen buik en uitgebluste blik, die de vliegen niet opmerken die over hun ogen kruipen, verbijstert ons, zelfs al missen we een deel van het beeld: we horen de zwermende vliegen niet en ruiken evenmin de stank van bederf die er zozeer bij hoort. We voelen ook niet echt dat we met deze mensen verwant zijn die, net als wij, deel uitmaken van de menselijke familie; dat zij in feite onszelf zijn, een ander aspect van ons gezamenlijke mens-zijn.

Als we deze dingen als kind hebben ervaren, voordat barrières van vooroordeel en gewoonte onze blik vertroebelen, vragen we ons daarna voortdurend af: Waarom ben ik dit en de ander dat? De tegenstelling tussen ons leven en de onbeschrijflijke toestanden waarin de meerderheid van de mensheid leeft, vervult ons zo met afschuw als we erover nadenken, dat we meestal vermijden erover te denken en ons afkeren, omdat we ons pijnlijk ervan bewust zijn dat onze verdienste verre van voldoende is om deze ongelijkheid te rechtvaardigen. Als we de moeite nemen stil te staan bij dit onderwerp, moeten we ook de mogelijkheid onder ogen zien dat onze huidige situatie niet blijvend is en maar al te gemakkelijk kan omdraaien. Wij, die nu bevoorrecht zijn (tenminste stoffelijk), kunnen heel goed – tenzij wij voortzetting verdienen – morgen gedwongen zijn de les van ontbering te leren.

Velen zullen reageren door te zeggen: ‘O, maar ik geloof niet in reïncarnatie, daar is dus geen kans op.’ Kom nu, wees eerlijk! Als u nu een van ‘hen’ was, vandaag, zou u er dan ook zo over denken?

Een van de moeilijkste dingen om te aanvaarden is het feit dat fatsoenlijke, vriendelijke mensen door verschrikkelijk beroerde dingen worden getroffen. Onze directe reactie is er een van teleurstelling, teleurstelling dat de natuur zo kan falen om evenwicht te brengen in wat voor ons een in het oog springende tegenstrijdigheid is. We kennen allemaal de verstandelijke uiteenzettingen van hen die moeten toezien op de spirituele noden van hun kudde en we hebben geluisterd naar hun pogingen de ongerijmdheden van het leven te verzoenen. Ongetwijfeld zijn er velen onder ons die de bestaande situatie aanvaarden, omdat het ons ontbreekt aan inzicht in het grotere geheel. Laten we eens nagaan wat de consequenties zijn van het heersende denkklimaat waarin we leven en op welke manier dit een weerspiegeling is van de natuurwetten die het heelal beheersen. Ondanks alles wat we waarnemen, is er in ons allen een hardnekkig instinct – of misschien intuïtie – dat ons erop wijst dat rechtvaardigheid een belangrijke, of liever de belangrijkste natuurwet is; het heelal is klaarblijkelijk een evenwichtig organisme dat net genoeg variaties kent op zijn uniforme thema’s om het individuele organismen mogelijk te maken vrij te handelen binnen de begrenzing van hun graad van bewustzijn, zonder het geheel te verstoren. We voelen aan dat alles voortdurend bezig is orde en harmonie te brengen en het verstoorde evenwicht te herstellen. Inderdaad, als evenwicht en voortdurend herstel van evenwicht niet de grondslag vormden, konden we op geen enkele van onze natuurwetten vertrouwen. Overal om ons heen zien we de tekenen en duidelijke bewijzen dat rechtvaardigheid de norm is, iets dat we redelijkerwijs verwachten, en dat afwijkingen daarvan tijdelijk zijn.

Waar is dan de rechtvaardigheid die zulke kolossale verschillen in het lot van de mens veroorzaakt? Waar is het evenwicht tussen zich goed kunnen voeden en honger lijden, tussen de intellectuele sensatie van iets te ontdekken en bijgelovige onwetendheid, tussen de vreugde die het gevolg is van spirituele visie en de kilheid van ongeïnspireerd materialisme? Er bestaat ongetwijfeld evenwicht, stellig is er rechtvaardigheid, maar we zijn te kortzichtig om een glimp op te vangen van een perspectief op langere termijn.

Er zijn zoveel soorten mensen: sommigen zijn niet ver uitgestegen boven de dierlijke staat en worden geheel in beslag genomen door oppervlakkige genoegens; anderen, die toch beschikken over een menselijk denkvermogen, misbruiken hun talenten voor onwaardige doeleinden; ze zijn wreed en ongevoelig. Als wij zien wat zij doen, vragen we ons af hoe zulke daden ooit goedgemaakt kunnen worden; soms zien we extreme vormen van lijden en vragen we ons af hoe zulke verschrikkingen ooit konden plaatsvinden. Er zijn onder ons ook mensen met een grootse bestemming, wier aanwezigheid een inspiratie is, omdat zij zelf groots zijn geworden.

Om tegemoet te komen aan de verscheidenheid van mensentypen en levensbestemmingen, beschikt de natuur over een uitgebreid arsenaal van middelen om te voorzien in de behoeften die elke volgende stap in de evolutie voor ieder meebrengt. Voor ieder afzonderlijk geval zijn er passende omstandigheden. Naast het karma dat door ieder afzonderlijk wordt teweeggebracht, hetzij door een verdienstelijke daad of door een verborgen keuze ter wille van de ervaring van de ziel, is iedereen onderworpen aan het karma van de groep die hij mede samenstelt: de familie, de stam of het volk, het ras, zelfs de mensenfamilie als geheel. Ook is er karma op elk gebied van ervaring: stoffelijke gebeurtenissen geven stoffelijke gevolgen; emotionele beroeringen monden uit in emotionele verstoringen die na verloop van tijd naar de oppervlakte komen als stoffelijke gevolgen; keuzen op het gebied van de intelligentie leiden zo tot gevolgen voor het denken die, als de tijd daar is, ook weer aan de oppervlakte komen in de zichtbare wereld. Het krachtigst en ingrijpendst zijn de producten van spirituele aard, want zij doordringen de natuur en het bewustzijn en leiden tot verreikende bestemmingen, die grotere invloedssferen omvatten dan persoonlijke verlangens. We worden dus geboren waar we thuishoren en onder lotgenoten die met ons bijdroegen tot de omstandigheden waartoe we nu terugkeren.

Er zal niet altijd een technologische cultuur zijn zoals die nu bestaat en ook is die niet per se wenselijk. We kunnen niet altijd de soort ontwikkeling verwachten die we nu hebben; andere omstandigheden kunnen soms nuttiger zijn voor de ziel. Niet dat ontbering beslist een gunstige toestand voor ons zou zijn, want keerpunten in het bewustzijn – waardoor het waarnemingsvermogen groeit en het begripsvermogen zich verruimt – kunnen volkomen los staan van stoffelijke omstandigheden; maar onmogelijk is het ook niet. Ons innerlijke verlangen naar volkomen begrip voert ons langs kronkelpaden van het leven, waarvan sommige stellig door onszelf gemaakte hindernissen zijn, iets wat wij ons nu moeilijk kunnen indenken. De ‘verschijningen die de Boeddha deden ontwaken’: ouderdom, ziekte en dood, moeten ons zeker allen vertrouwd worden voordat we de ervaringen van het mens-zijn ten volle hebben benut, maar de vorm waarin deze zich voordoen hangt van onszelf af. Terwijl Gautama alleen al de aanblik van het lijden in goddelijk mededogen omzette, kan het voor grover besnaarden nodig zijn eerstehands ervaringen op te doen in onbeschrijflijke omstandigheden, want velen van ons verbinden zich, misschien onbewust, met het kwaad, of vergoelijken het en veroorzaken het zelfs. Evenmin kunnen we de zeer reële mogelijkheid uitsluiten dat we ons menigmaal onbewust met engelen hebben onderhouden, superieure geesten van ons mensengeslacht, tot ons blijvend voordeel, en hen misschien als we het sterk genoeg verlangen van dienst zijn.

Dit kan en zal zeker gebeuren als we onszelf op één lijn hebben gebracht met de illustere intelligenties die ons heelal besturen, als we eenmaal bereid en in staat zijn hen te helpen bij hun taak de kwaliteit van onze wereld te verbeteren door deze te doordringen met de serene en onwrikbare kracht van goddelijke liefde en goddelijk mededogen; eens alle lijden te verzachten.

Diep in ons hart weten we dat er waarheid is en dat rechtvaardigheid in de natuur overheerst; we voelen intuïtief dat deugd beloond zal worden en dat onrecht moet worden hersteld. Maar we willen het zien gebeuren, nu, onmiddellijk. Het is ons gebrek aan inzicht in de lange reeks van oorzaken die tot het verre verleden teruggaat die ons ongeduld veroorzaakt. De natuur werkt gestadig langs lijnen van de minste weerstand. Er moet heel wat gebeuren voordat het volmaakt symmetrische hoogtepunt van een reeks universele gebeurtenissen is bereikt en de cirkel zich sluit, alle handelingen zijn geneutraliseerd, en alle levende wezens in een goddelijk volmaakt evenwicht zijn gebracht.

Karma, lot, vrije wil


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 1983

© 1983 Theosophical University Press Agency