Theosophical University Press Agency

Een brief uit Nigeria

Martins Edoja

Ik herinner me nog steeds een les die een meisje me leerde toen ik in de vijfde klas [lagere school] zat. Hoewel ze in dezelfde klas zat als ik, vond ik het leuk haar te plagen en haar steeds het zwijgen op te leggen als ze een speech hield of een bijdrage leverde in de klas of ergens anders. Het gevolg was dat we elkaar niet konden luchten of zien.

Op een middag ontdekten een vriend en ik tijdens schooltijd een kleine dode groene slang. We namen de slang mee naar de klas om praktische redenen en om te laten zien. Een van mijn voornaamste redenen was om de slang (een van de vele giftige soorten in Nigeria) te gebruiken om dat meisje bang te maken. Ik had er geen idee van dat ze mij een onvergetelijke ervaring zou bezorgen.

Toen ik de slang voor het schoolbord omhooghield, raakte ik ieder onderdeel van het dier aan en legde de functie ervan uit. Toen ik op het punt stond het staartgedeelte aan te raken, gilde het meisje en terwijl ze naar me toe rende, schreeuwde ze: ‘Raak haar niet aan! De staart is giftig! Ze is giftig!’ schreeuwde ze nog eens.

Het schokte me en ik was verbijsterd dat dit meisje dat ik zo intens haatte en dat, zoals ik dacht, mij ook zo haatte dat ze me dood wenste, mij voor gevaar wou behoeden! Maar tot mijn grote verbazing liet ze een ernstige waarschuwing horen. Het bevestigde mijn diepste gedachte dat in ieder hart, waarvan men denkt dat het slecht is, een grote mate van vriendelijkheid huist.

In het hele land, vooral in mijn woonplaats, het deltagebied, geloven we dat alle giftige slangen zelfs na hun dood nog gevaar opleveren bij het staartgedeelte. Het eerste dat men moet doen als men een slang doodt en onthoofdt, is de staart eraf snijden en begraven. Die sterke overtuiging maakte dat het meisje schreeuwde toen ze zag dat ik op het punt stond de staart aan te raken.

Toen dit omstreeks februari 1986 gebeurde schreef ik het op. Maar telkens als ik het later weer doorlas, was de boodschap tot mijn verrassing weer helemaal nieuw voor me, en iets in mij drong er steeds op aan het voor publicatie op te schrijven en in te sturen. Wat mij betreft beantwoordt het aan het doel waarmee ik het u stuur, als u er een keer in SUNRISE melding van maakt.

Ik begrijp dat de natuur geen andere manier voor me had om me het besef bij te brengen van de universele broederschap en eenheid van het leven. Ik heb ontdekt dat alle wezens, hoe vijandig ze zich ook kunnen voordoen, in hun diepste zelf liefde bezitten. Hoewel dit ongeveer drie jaar geleden gebeurde, is het nu nog steeds een belangrijke ervaring in mijn leven. Al lijkt ze hard, ze leert ons liefde. Misschien is dat de les die dit jaar mij bracht.


Zoek de waarheid in het denken, niet in muffe boeken.
Kijk in de lucht om de maan te vinden, niet in de vijver.
Uit het Perzisch


Uit het tijdschrift Sunrise jan/feb 1990

© 1990 Theosophical University Press Agency