Theosophical University Press Agency

De dood accepteren als deel van het leven

Ingrid Van Mater

Ook al gaat ons uiterlijke bestaan verloren, ons innerlijke bestaan wordt van dag tot dag vernieuwd.2 Korintiërs 4:16

Al eeuwenlang is de dood een bron van vooroordelen en angst. We hebben ons te lang van de natuur vervreemd en de dood eerder gezien als een indringer dan als een ervaring die voor onze totale expressie noodzakelijk is. Ondanks onderzoekingen die tot de wonderen van de onzichtbare wereld doordringen, zijn we eerder geneigd te theoretiseren dan onze innerlijke banden te voelen met de hele natuur. Aan niets is in deze tijd meer behoefte dan aan een meer algemene aanvaarding van het spirituele erfdeel dat eens algemeen bekend was: de goddelijke eenheid van alle leven en de wetten van de cyclussen, wedergeboorte en karma. Deze vormen het fundament van het bestaan. In het kader van deze wetten is de dood niet het einde, maar een tijdelijke overgang naar een andere levensfase.

Alles beweegt van het onzichtbare naar het zichtbare, de menselijke ziel inbegrepen, die bezig is aan een veel grootsere reis dan onze beperkte levensduur op aarde ons zou willen doen geloven. Eeuwenlang zijn we opgenomen in een doorgaand evolutieproces van geboorte, dood en wedergeboorte op deze planeet, dat ons tot ons tegenwoordige stadium heeft gebracht. Dit brengt de verantwoordelijkheid met zich een leven te leiden in overeenstemming met onze aanzienlijke mogelijkheden, met een hart dat in staat is intens te voelen, een denkvermogen dat zich met diepgaande bespiegelingen over de grote mysteries van het leven kan bezighouden en een ziel die zich bij alle wezens betrokken kan voelen.

Onze problemen en tegengestelde neigingen zijn geworteld in de dualiteit, in de lagere en hogere elementen in ons die vaak met elkaar in strijd zijn. Onze aandacht is in hoofdzaak gericht op het vergankelijke, ik-ben-ik, egocentrische aspect dat bij de dood geleidelijk uiteenvalt. Deze persoonlijkheid schept illusies als ze niet door onze hogere natuur wordt beïnvloed en weerhoudt ons op die manier de dingen te zien zoals ze zijn. Einstein merkte op:

Deze begoocheling vormt voor ons een soort gevangenis die ons beperkt tot onze persoonlijke beslissingen en tot genegenheid voor enkele personen die het dichtst bij ons staan. Het moet onze taak zijn ons uit deze gevangenis te bevrijden door onze kring van mededogen zo uit te breiden dat hij alle levende wezens en de hele natuur in haar schoonheid omvat.

De stuwende kracht van onze menselijke cyclus van streven is erop gericht te leren onderscheiden tussen de illusies die onze visie verduisteren en beperken en de werkelijkheid die de dimensies van onze natuur en het volledige doel van het leven openbaart. Onze ware identiteit is het reïncarnerende ego of de menselijke ziel, het creatieve en waarnemende denken dat de onsterfelijke pelgrim is die met ons hoger zelf of onze innerlijke god één tracht te worden.

De dood wordt wel beschreven als een volkomen slaap en de slaap als een kleine of onvolkomen dood. In beide is de kwaliteit van wat wordt ervaren voor ieder van ons individueel en hangt af van de vraag waartoe we in de innerlijke gebieden magnetisch worden aangetrokken. De Grieken hebben een gezegde: ‘De slaap en de dood zijn broeders’, en in hun oude mysteriën werd de nadruk gelegd op de relatie tussen slaap en dood. De natuur is zo barmhartig dat ze ons goed voorbereidt op iedere fase van onze innerlijke reis, niet alleen door de slaap, maar ook door de herinnering van onze ziel aan ontmoetingen met de dood in het verleden. In de slaap, wanneer we ons waakbewustzijn verliezen, staan we onder de hoede van ons hoger zelf, dat we dichter naderen naarmate we ontvankelijker zijn voor de invloed ervan. Het is mogelijk antwoorden te vinden op ernstige problemen als we er vóór het slapen gaan aan denken, want de bewaking van de hogere natuur kan tijdens de slaap een directere invloed uitoefenen als ze van het actieve hersenverstand is bevrijd. Na de dood zijn we nog steeds onszelf; deze ervaring is het resultaat van wat we op aarde hebben gedacht, gevoeld en gedaan, net zoals ons lot op aarde het resultaat is van wat we karmisch hebben veroorzaakt in het vorige leven of in vorige levens.

Waarom slapen we, en waarom gaan we dood? Natuurlijk in de eerste plaats omdat we de wet van alle wezens volgen, die cyclussen van rust zowel als van activiteit vereist. Wat wij in het bijzonder nodig hebben is herstel van het evenwicht. Als we na de dood onmiddellijk zouden incarneren, zouden we ons voelen als iemand die dagenlang niet heeft geslapen, die lichamelijk uitgeput en mentaal verdoofd is. De duur van de rust die ’s nachts of tussen levens nodig is, hangt dus af van de behoeften van het individu. Er is één belangrijk verschil tussen de slaap en de dood: tijdens de slaap blijft de stralende draad die alle aspecten van ons wezen met elkaar verbindt intact en maakt die het voor de ziel mogelijk terug te keren; maar tijdens de dood wordt deze verbinding verbroken en sterft het lichaam.

Waarom sommigen honderd jaar of ouder worden, terwijl er baby’s zijn die doodgaan vóór hun eerste ademtocht op aarde, is niet zo gemakkelijk te begrijpen. We sterven omdat karmisch onze tijd daarvoor is aangebroken en omdat het hoger zelf periodiek bevrijd moet worden om tot zichzelf te komen, terwijl de ziel een rustpauze nodig heeft die voldoende gelegenheid biedt om de essentie van haar ervaringen in zich op te nemen. Men zegt dat de gemiddelde tijd die nodig is voor de verschillende aspecten van onze natuur om aan hun trekken te komen in deze na-de-dood-fase minstens verscheidene honderden jaren is. Wanneer mensen echter heel jong sterven, hebben ze niet de noodzaak geschapen voor deze ervaring en keren heel vlug naar de aarde terug.

De laatste tientallen jaren is na veel waardevol onderzoek door verschillende doktoren aan Bijna-Dood-Ervaringen (BDE’s) een belangrijke wetenschappelijke betekenis toegekend. Deze onderzoeken lopen in belangrijke mate parallel met de in de wereld beschikbare wijsheid over ervaringen na de dood en hebben geholpen een brug van begrip te slaan naar de bewustzijnstoestand na de dood. Hoewel de ervaringen van ieder mens uniek zijn, vertonen deze veelbetekenende overeenkomsten. Bijna al deze mensen zeggen een wezen van licht te zien dat vriendelijk is, niet oordeelt, en zeer wijs is. Dr. Raymond Moody, een pionier op dit gebied, maakte uit zijn interviews op dat het wezen van licht op Socrates-achtige wijze vragen stelt die ‘iemand ertoe brengen zelf de waarheid te achterhalen’. Dit is op zichzelf verhelderend, omdat de hele tendens op dit punt in onze evolutie het aanmoedigen van zelfvertrouwen is. Dit wezen van licht, dat afwisselend wordt uitgelegd als God, Jezus, een engel of een wezen in het wit, kan in feite ons hoger zelf zijn, onze beschermer en metgezel.

Velen zeggen een panoramische terugblik te hebben gezien. Dit is de eerste van twee of zelfs drie van zulke visioenen van het reïncarnerende ego na de dood, waarin deze beelden worden bezien met het inzicht van het hoger zelf en iedere gebeurtenis uit het juist beëindigde leven zich ontrolt als een film vanaf het begin tot het einde. Het panoramisch overzicht dat plaatsvindt vlak voor het reïncarnerende ego gereed is om naar de aarde terug te keren, houdt een vooruitblik in van wat gaat komen.1 Bijna alle mensen die een BDE hebben gehad voelen zich wijzer en hebben een positieve indruk dat de dood iets moois is en niet iets om bang voor te zijn. Ze vinden allemaal dat de essentie van de ervaring hun bijblijft en dat het hun een nieuw besef geeft van de zin van het leven, van verantwoordelijkheid, eerbied voor het leven en een grotere gevoeligheid voor de noden van anderen. Hun terugkeer werd mogelijk, zoals tijdens de slaap, omdat de stralende draad hoe zwak ook nog intact is.

1. Vgl. G. de Purucker, Bron van het occultisme, ‘De dood en de circulaties in de kosmos’ 1 & 2, blz. 597-714.

Nu zelfdoding een steeds groter probleem wordt, is het verhaal van de kinderarts Melvin Morse, M.D. over twee kinderen bijzonder interessant – een jongen van 11 en een meisje van 7 jaar – die zo wanhopig waren over hun slechte behandeling thuis dat ze probeerden zich van het leven te beroven. Hun ontmoeting met het wezen van licht was de prettigste ervaring die ze tot dan hadden gehad. De jongen werd op een rechtstreekse maar begripvolle wijze gevraagd: ‘Waarom probeerde je je van het leven te beroven?’, waardoor hijzelf met het gebeurde werd geconfronteerd en hem werd opgedragen terug te keren en te zien wat hij zelf zou kunnen doen om zijn situatie te verbeteren.

In het geval van het meisje was er eerst iets dat op een grote paraplu leek die haar omhulde en alles was donker; later zag ze het wezen van licht dat op krachtige toon verklaarde: ‘Je hebt een fout begaan. Het is niet aan jou je leven te beëindigen. Je moet teruggaan’. Verder werd haar gezegd dat ze haar eigen probleem moest oplossen. Dit is een advies dat aan het begripsvermogen van een zevenjarige hoge eisen stelt. Ze leed intens en kwam gedurende enige tijd in en uit een toestand van coma. Ten slotte verscheen voor haar het beeld van haar lievelingsappelboom bedekt met ijs; vervolgens zag ze de boom volledig in blad staan en zag ze zichzelf eronder in de zomer terwijl ze een appel at. Ze zag dit als een heelheid, hoe dingen in de winter zijn en hoe ze in de zomer zullen zijn. Dit vormde de dunne draad van hoop die ze nodig had. Ten slotte keerde ze terug in haar lichaam en onderging ze een lang proces van herstel. Het gebeurde veranderde haar kijk op het leven, ze begon zich te keren tegen onrecht en nu, jaren later, is ze gelukkig getrouwd, heeft drie kinderen die omringd zijn door liefde die ze als kind nooit heeft gekend. Ze draagt een paraplu aan een gelukskettinkje om zich eraan te herinneren dat ‘Als men zichzelf schaadt, alles wordt geschaad.’1 Wijst dit er niet op dat kinderen oude zielen in een jong lichaam zijn, met een wijsheid boven hun jaren en met een lang verleden van ervaring achter zich?

1. Melvin Morse, M.D., met Paul Perry, Closer to the Light, Ivy Books, New York, blz. 184-8.

Melvin Morse kijkt terug op tien jaar onderzoek van bijna-dood-ervaringen:

Het heeft alles in mijn leven veranderd, mijn opvatting over de geneeskunde, de wijze waarop ik de maatschappij beschouw en zelfs de manier waarop ik met mijn gezin omga. . . .

Na zoveel jaren accepteer ik wat de ouden wisten: Alle mensen moeten sterven en de dood is niet iets om bang voor te zijn. Er is een Licht dat we allemaal na de dood zullen ervaren en dat Licht vertegenwoordigt vreugde, vrede en onvoorwaardelijke liefde.

Hij is ervan overtuigd dat ‘er werkelijk in ieder van ons een ziel is, onafhankelijk van het hersenweefsel’.1 Andere doktoren zijn tot dezelfde conclusie gekomen. De beroemde neurochirurg Wilder Penfield stelde op latere leeftijd vast dat de geest of het bewustzijn het brein moet overleven. Dit is een stap in de richting van een holistische benadering, die in deze tijd langzaam de houding verandert van velen in de gezondheidszorg ten opzichte van zieken en stervenden.

1. Op.cit., blz. 197-8.

De vragen en opmerkingen van het wezen van licht bevestigen de traditionele wijsheid over zelfdoding, en euthanasie zou ook in deze categorie vallen. Het is begrijpelijk dat mensen die in grote nood verkeren verlost willen worden uit hun lijden, maar de medische wetenschap heeft ertoe bijgedragen dat de moeilijkheden aanzienlijk worden verlicht, vooral als men het geluk heeft in een tehuis, of bij zichzelf thuis te worden verzorgd, wat ook angsten doet afnemen. Helaas is het moderne medische handelen er vaak op gericht het leven kunstmatig te verlengen, waardoor de kwelling wordt vergroot. Maar zichzelf van het leven te benemen is niet het antwoord. Als we dat doen veroorzaken we niet alleen problemen voor onze nabestaanden, maar ook voor onze eigen toekomst. De invloed van zo’n beslissing is veel groter dan we ons kunnen voorstellen. We beheersen onze toekomst slechts binnen het kader van hogere universele wetten waarvan wij deel uitmaken en die door veel wijzere intelligenties dan wij nu nog zijn worden gehanteerd. Alle leven heeft inderdaad een goddelijk doel en wij, als zelfbewuste wezens met het vermogen te kiezen, zijn verantwoordelijk voor wat er in leven of dood met ons gebeurt.

Velen vrezen het stervensproces meer dan de dood zelf en dat is begrijpelijk want het betekent vaak pijn. Kennis van de wet van karma helpt echter om het lijden met meer gelijkmoedigheid te dragen. Ik moet in het bijzonder denken aan een vriend die een buitengewoon pijnlijke vorm van kanker had en zonder klagen zijn lijden moedig en filosofisch onder ogen zag. Door zijn geloof in karma was hij bereid de levensbeker tot de laatste druppel te drinken. Nadat mijn vriend was overleden, vertelde zijn arts mij dat hij in zijn jarenlange praktijk nooit eerder getuige was geweest van zo’n bewonderenswaardige houding; het had op hem een onuitwisbare indruk nagelaten. Eerder door te accepteren wat tot ons komt in plaats van te proberen eraan te ontkomen, vervullen we onze bestemming, behalen innerlijk overwinningen en helpen onbewust anderen

James Barrie schreef: ‘Het leven van ieder mens is een dagboek waarin hij zich voorneemt een bepaald verhaal te schrijven, en een ander schrijft; en het nederigste moment breekt voor hem aan als hij de inhoud zoals die is vergelijkt met wat hij ervan hoopte te maken.’ Hoe onvervuld sommige van onze aspiraties ook mogen zijn, we moeten toch aan onze idealen blijven vasthouden en doorgaan met naar het onbereikbare te streven. Het droevigste voorbeeld van niet-verwezenlijking is misschien een mens die, als de dood nabij is, plotseling beseft dat het leven een leegte was en bijna geheel op het materiële gebied was gericht. Maar hoe laat dit besef ook komt, het heeft zeker invloed op de volgende incarnatie. Als we ons lot moedig onder ogen zien, worden ons verschillende kansen geboden om te leren en latente krachten naar buiten te brengen. Het lijden en het verlies veroorzaakt door de dood van familieleden en vrienden doen de gedachten naar binnen keren en brengen ons begrip van de ware oorzaken van het leven en langzamerhand krijgen we meer oog voor de beproevingen en behoeften van anderen en een dieper begrip van die van onszelf.

We verlaten deze aarde terwijl zaken van velerlei aard niet zijn voltooid, zoals het verder ontdekken van onze latente mogelijkheden en het loslaten van bepaalde bindingen. Innerlijk zijn we nooit gescheiden van hen die we liefhebben. Welke herinneringen we ook aan hen hebben, na de dood zullen de beste en meest betekenisvolle daarvan worden ervaren. Als de banden sterk zijn zullen we steeds weer samenkomen, want liefde is oneindig.

Onze verbondenheid met wat leeft is een wonder dat zowel onthullend als verbazingwekkend is. We hebben aspecten gemeen met de seizoenen van de natuur, de elementen van alle natuurrijken, zowel als met de planeten en sterren. Wetenschappers hebben te kennen gegeven dat iedere vleugelslag van een vlinder de kosmos beroert en het weer kan beïnvloeden; wat zou dan de invloed van onze gedachten op onszelf, de mensheid en onze levende aarde zijn? Hoe kunnen we tegen deze achtergrond de gedachte koesteren dat de mens een of ander buitenbeentje is, los van de hoofdstroom van universele werkingen van de natuur? Het is van vitaal belang dat we de onontkoombare heelheid van het leven zien, waarin de vibrerende kracht van het goddelijke alles bezielt en aanspoort tot voortdurende verandering, vernieuwing en evolutionaire vooruitgang.

Er bestaat geen dood, alleen verandering in de ervaringsgebieden voor de onsterfelijke ziel. Victor Hugo wijst erop dat de dood van het lichaam hier op aarde ‘het einde is in de schemering’, maar dat ze ‘de weg opent naar het ochtendgloren’ naar verdere verwerkelijking van de geest, ‘de oneindige lente’ in het hart. In diepste zin blijft de dood het mysterie van alle mysteriën, tot we in staat zijn het wonder ervan voor onszelf te ontdekken. Intussen zullen zich, als we proberen te leven in de innerlijke werkelijkheden van ons wezen, steeds nieuwe vensters van openbaring openen, terwijl we hier op aarde zijn en bijgevolg ook tijdens de na-de-dood-ervaringen. Eens zullen we ons voegen bij die wijzen die meester zijn geworden over zichzelf en zelfbewust de sferen na de dood hebben doorkruist. Dan kunnen we net als de apostel Paulus vragen: ‘O dood, waar is uw prikkel? O graf, waar is uw overwinning?’

Andere artikelen over de dood


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 1993

© 2017 Theosophical University Press Agency