Theosophical University Press Agency

‘Verdwenen beschavingen’ van de mensheid

I.M. Oderberg

De laatste jaren zijn er een aantal opmerkelijke boeken verschenen waarin bewijsmateriaal wordt besproken voor het bestaan van verdwenen beschavingen die blijk gaven van een verbazingwekkende kennis van tijdcyclussen. Deze boeken beschrijven en beoordelen overblijfselen die ofwel verkeerd zijn geïnterpreteerd, of helemaal werden genegeerd omdat ze niet pasten in het model van de heersende theorie. Een algemeen overzicht van het onderwerp wordt gegeven in Fingerprints of the Gods: The Evidence of Earth’s Lost Civilization [Het ontstaan en het einde van alles] door Graham Hancock1, dat uitgebreid verslag doet van bewijzen uit de hele wereld voor het bestaan van een oude beschaving, en veel informatieve illustraties bevat.

Egypte is misschien wel het meest opvallende geval van een oude beschaving waarvan de prestaties verkeerd zijn uitgelegd en genegeerd. De meeste commentatoren prijzen wel in het kort de volmaakte constructie van de Grote Piramide van Gizeh, twee nabijgelegen piramiden en de Sfinx, maar slechts weinigen beschikken over de deskundigheid of zijn geneigd om die technische prestaties te beoordelen of de gedetailleerde astronomische oriëntaties te onderzoeken, of de aanzienlijke kennis van de astronomie waarvan de bouwers van langgeleden blijk geven. Robert Bauval, een bekende in Egypte geboren bouwkundig-ingenieur, is mede-auteur van twee belangrijke boeken over die onderwerpen. In The Orion Mystery: Unlocking the Secrets of the Pyramids [Het Orion mysterie: Het raadsel van de piramiden onthuld], geschreven samen met Adrian Gilbert,2 wordt de vraag gesteld waarom de piramiden in Gizeh werden gebouwd; de schrijvers onderzoeken de betekenis van de teksten in de piramiden – die na de ontdekking ervan in de negentiende eeuw grotendeels zijn genegeerd – en verkennen de plaatsing van de piramiden in relatie tot de voornaamste sterren in de ‘gordel’ van Orion. Die oriëntatie hield bovendien verband met de precessie van de dag-en-nachteveningen: d.w.z. wanneer de zonsopgang op het moment van de lente-equinox een nieuwe ‘positie’ of sterrenbeeld van de dierenriem inging. De auteurs citeren bewijsmateriaal dat erop duidt dat de Grote Piramide misschien rond 10.500 v.Chr. is ontworpen, zelfs als ze pas later is gebouwd of voltooid (circa 2450 v.Chr.), omdat het grondplan precies is berekend voor de tijd dat het sterrenbeeld Leeuw opkwam tijdens de lentedag-en-nachtevening en zo het ‘Leeuwtijdperk’ inluidde.3 In deze uitgave zijn de platen en tekeningen van groot belang, en dat geldt ook voor de andere in dit artikel besproken boeken.

Diagram Gizeh en de Sfinx

Zo boven, zo beneden: de configuratie aan de sterrenhemel bij zonsopgang tijdens de lentenachtevening, ongeveer 10.500 v.Chr., wordt weergegeven in de piramiden van Gizeh en de Sfinx. Osiris (het sterrenbeeld Orion) bereikt zijn zuidelijkste punt – en het punt dat het dichtst bij de aarde ligt – en geeft het begin aan van de precessiecyclus van 26.000 jaar. De rangschikking van de drie piramiden weerspiegelt de gordel van de drie sterren die precies op de noord-zuidmeridiaan liggen. Het sterrenbeeld Leeuw komt in het oosten op, waar de Sfinx de wacht houdt, en geeft het Leeuwtijdperk van 2160 jaar aan; en de Melkweg (de hemelse Nijl van de Egyptenaren) lijkt in zijn aardse tegenhanger te stromen. (Diagram overgenomen uit The Mystery of the Sphinx, blz. 219, waarbij de tekst in het diagram is vertaald.)

Het Egyptische bewijsmateriaal vormt een verbinding met een pas onlangs begrepen erfenis van de vroege Mayabevolking uit Midden-Amerika. In beide beschavingen zijn gebeurtenissen opgetekend die langgeleden van invloed zijn geweest op de volkeren van de aarde, toen bepaalde wisselwerkingen tussen zon, planeten en sterren een ingrijpende uitwerking op onze planeet hadden. In The Maya Prophecies: Unlocking the Secrets of a Lost Civilization [De profetieën van de Maya’s: Het ontsluiten van de geheimen van een verdwenen beschaving] door Adrian Gilbert en Maurice M. Cotterell4 wordt melding gemaakt van deze profetieën en hun verband met zich verplaatsende continenten, klimaatswijzigingen en rampen (onder andere aardbevingen, enz.) – die alle samenhingen met afnemende zonnevlekkenactiviteit en veranderingen in de beschermende ‘sluier’ van de aarde, de Van Allengordel.

De auteurs bespreken de mysterieuze oorsprong van het Mayavolk en hun opvatting van tijd. Interessant is dat onderzoekers die Egyptische en Maya-optekeningen hebben onderzocht en het tijdschema van deze gebeurtenissen in onze eigen chronologische tijdrekening hebben ingepast, hebben ontdekt dat beide de periode die rond 11.000 v.Chr. begint als een belangrijke datum aanmerken. De auteurs bespreken in het bijzonder hoe de opkomst en het verval van wereldtijdperken en beschavingen schijnen samen te vallen met de zonnevlekkencyclus en dat verminderde zonnevlekkenactiviteit samenviel met het afnemen van de vruchtbaarheid bij de Maya’s en het plotselinge einde van hun beschaving. Sommige profetieën gaan over toekomstige gebeurtenissen maar, hoewel nog algemeen wordt gedacht dat de geschiedenis de neiging heeft zich te herhalen, kan de herhaling nooit een exacte kopie zijn van wat er eerder is gebeurd. Het ene plaatselijke milieu verschilt van het andere en de energieën die daarbij een rol spelen, wisselen in hun werking en invloed op elkaar.

Het bewijsmateriaal in deze boeken houdt een erkenning in van de oude kennis over de precessiecyclus van de zon, wanneer de zonsopgang tijdens de lente-equinox plaatsvindt op een nieuwe positie in de ‘huizen’ van de dierenriem; het volledig doorlopen van de cyclus vergt bijna 26.000 jaar. Wijlen prof. Livio Stecchini (van Harvard University), een erkend deskundige op het gebied van oude maatstelsels, trof in de Zodiak van Denderah, ontleend aan het plafond van een Egyptische tempel, bewijzen aan van wat het vastleggen van de precessiecyclus lijkt te zijn, waarbij de noord-zuidlijnen van het vlak voor verschillende plaatsen waren aangegeven.

In zijn Maps of the Ancient Sea Kings: Evidence of Advanced Civilization in the Ice Age (1966) [Kaarten van de oude zeekoningen: bewijzen van een geavanceerde beschaving in de ijstijd], geeft prof. Charles H. Hapgood een schat aan materiaal ter ondersteuning van de ondertitel van zijn boek, in de vorm van wiskundige gegevens, reproducties van oude kaarten en nuttige aanhangsels met bewijsstukken en, misschien het waardevolste, een hoofdstuk dat is gewijd aan een ‘beschaving die verdween’. De vier genoemde boeken – Hapgood wordt in twee ervan geciteerd – geven aanvullende aanwijzingen voor het bestaan van een vroegere beschaving, door sommigen ‘Atlantis’ genoemd, waarin een hoog niveau van technische kennis en een opmerkelijke ontwikkeling van het intellect werd bereikt. Hoge beschavingen in het verre verleden wijzen onbetwistbaar op de cyclische opkomst en neergang van culturen en rassen van de mens die veel verder terugreiken in de ‘prehistorie’ dan gewoonlijk wordt aangenomen.

We danken aan Plato de naam Atlantis, die tegenwoordig te pas en te onpas wordt gebruikt in verband met allerlei fantasierijke beweringen. Men heeft een grote gelijkenis opgemerkt tussen Plato’s beschrijving van de hoofdstad van zijn eiland Atlantis en sommige bouwwerken in Noord- en Zuid-Amerika. We vinden bijvoorbeeld in Teotihuacán, Mexico, overblijfselen van een grote stad waar twee piramiden een belangrijke plaats innemen, met straten die volgens de astronoom Gerald Hawkins zijn gericht naar sterren: één in het sterrenbeeld Grote Beer, een andere in de Pleiaden, een derde naar Sirius – voor de Egyptenaren eveneens belangrijk in verband met hun opvatting van de Sothisperiode van 1.460 jaar, enz. De Maya’s vermeldden zelf dat een onbekend ras (door hen ‘goden’ genoemd) van overzee kwam en aan hen beeldschrift leerde en hoe ze piramiden konden bouwen. Sommige onderzoekers speculeren er tegenwoordig over dat die mensen Egyptenaren waren of dat Atlantis in het oude Amerika lag. Het is echter mogelijk dat de Egyptenaren en de vroegere Amerikanen een gemeenschappelijk erfgoed hadden en dat er in het westelijk halfrond overblijfselen van kolonies zijn die werden gevestigd als delen van een wereldrijk of door overlevenden van rampen die het moederland hebben vernietigd.5

De verwoestende gebeurtenissen van vele duizenden jaren geleden die de kern leverden van mythen en legenden bij allerlei volkeren, moeten de vernietiging van miljoenen tot gevolg hebben gehad. Overlevenden die migreerden naar verschillende delen van die landen boven de zeeën kunnen de verhalen over bezoeken van ‘goden’ hebben ingegeven. Wie waren die briljante mensen die goden leken voor de andere overlevenden? Waren ze niet de erfgenamen van een grootse beschaving die hun eigen erfgoed doorgaven? Als we alleen maar de zogenoemde ‘cyclopische overblijfselen’ die nog op enkele plaatsen bestaan, op hun juiste waarde zouden schatten, konden we de wonderen van technische vaardigheid en astronomisch inzicht waar deze sporen op wijzen beter beoordelen. Veel daarvan komen aan de orde in de in dit artikel vermelde boeken, goed gedocumenteerd met foto’s, schema’s en statistieken. Afbeeldingen zeggen ons vaak meer dan duizenden woorden.

Plato zei dat zijn Atlantische eiland 9000 jaar vóór zijn tijd verzonk, ongeveer 11.500 jaar geleden; omdat het echter het laatste grote gedeelte van Atlantis was, konden degenen die de stervende beschaving ontvluchtten, duizenden jaren eerder andere landen bereiken. Orthodoxe archeologen hebben de neiging het bewijsmateriaal dat deze boeken bevatten botweg af te wijzen en de werkelijk opmerkelijke technische vaardigheid die uit oude monumenten blijkt te bagatelliseren: de bekwaamheid om geweldig grote, volmaakt uitgehouwen en opgerichte stenen in juiste richting ten opzichte van sterren in sterrenbeelden te plaatsen op een moment waarop onze zon ten opzichte van de aarde een nieuwe zodiakale ‘positie’ inging. Veel van die grootste stenen – ieder zo’n 70 tot 200 ton – kunnen met de huidige methoden nauwelijks op hun plaats worden getakeld. Maar onbevooroordeelde onderzoekers zonder binding met de status-quo ontdekken hoe langer hoe meer bewijsmateriaal voor prehistorische beschavingen met een aanzienlijke kennis.

Noten

  1. Crown Publishing Group, New York, 1995; bibliografie, index, illustraties, 578 blz., ISBN 038525475X, gebonden; 1996, ISBN 0157887290, paperback.
  2. US Editions: Crown Publishing Group, New York, 1994; bibliografie, illustraties, foto’s, diagrammen, 325 blz., ISBN 0517599031, paperback.
  3. The Message of the Sphinx: A Quest for the Hidden Legacy of Mankind [De boodschap van de Sfinx: Een zoektocht naar de verborgen erfenis van de mensheid] door Graham Hancock en Robert Bauval, Crown Publishing Group, New York, 1996; kaarten, bijlagen, 376 blz., ISBN 0517705035, gebonden; ISBN 0614968178, paperback.
  4. Element Books, Rockport, MA, 1995, 337 blz., ISBN 1852306920, paperback.
  5. Volgens theosofische tradities leidde het aan de Atlantiërs toegeschreven vermogen om de natuurkrachten te beheersen uiteindelijk tot hun ondergang – toen zelfzucht en eerzucht resulteerden in misbruik van die energieën.

Oude culturen/beschavingen en hun spirituele tradities


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 1997

© 1997 Theosophical University Press Agency