Theosophical University Press Agency

De ene ware genezer

Doreen N. Melbrod

Door de hele geschiedenis heen hebben de wijzen onderwezen dat de ene fundamentele fout tegen het leven de afgescheidenheid is. Omdat het leven één is, wordt de overal levende heelheid ondermijnd wanneer een individu zich op zichzelf concentreert. Zijn zelfzuchtige gerichtheid veroorzaakt chaos, strijd, ziekte en pijn voor hem en voor het geheel dat hij helpt te vormen. Deze verstorende gedachten en gevoelens kunnen uiteenlopen van haat, hebzucht, en onverdraagzaamheid tot verschillende soorten van zelfmedelijden getuigende depressies en misnoegens. Wanneer we toestaan dat ons denken zich inlaat met dit soort gedachten, dan nodigen we die gedachten en gevoelens uit om zich af te drukken op ons innerlijke mentale gestel waar ze giftige gedachtesubstanties worden die allerlei soorten verwarring stichten, en uiteindelijk hun uitwerking hebben in verschillende soorten ziekten en problemen.

Deze kwaadaardige gedachtesubstantie ondermijnt niet alleen onze mentale en fysieke gezondheid, maar wat belangrijker is, onze geestelijke gezondheid. Want het gif van afgescheidenheid en zelfzucht heeft de neiging bewustzijn te verharden en te vernauwen, en daardoor wordt ons innerlijk goddelijk licht ervan weerhouden ons te doordringen. Na verloop van tijd schept het een wereld vol diepgewortelde angst en ontevredenheid – een verschrikkelijke leegte waaraan miljoenen trachten te ontkomen of die ze proberen te vullen met drugs of zinnelijke genoegens, om uiteindelijk nog meer leed en teleurstelling te ontmoeten. Toch is het, paradoxaal genoeg, juist door dit lijden dat we ons leven vinden en worden gered.

Er is geen betere katalysator om onwetendheid te vernietigen dan ons eigen zelfgecreëerde en zelf veroorzaakte lijden en disharmonie, die precies de vinger legt op het punt waar we moeten leren en groeien. Het leven schenkt ons een gelegenheid om wat ook onze groei belemmert, uit de weg te ruimen, en helpt ons om boven ons lagere zelf uit te komen en ons grotere zelf te evolueren. Pijn en ziekte trekken onze aandacht, versterken ons karakter, en laten ons mededogen toenemen. Hoe vaak geven we niet zelfzuchtige verlangens, gehechtheden en ambities op wanneer we worden geveld door pijn of ziekte, en zoeken we in plaats daarvan naar waarheid en licht, en beloven we om onze manier van handelen te wijzigen. Het leven is in essentie werkelijk één, en als we de werking van het universele leven beginnen te begrijpen, met zijn verreikende harmonieën en disharmonieën, dan kunnen we beginnen om bewust de kennis te herkrijgen dat eenheid essentieel is voor gezondheid en innerlijke vrede.

De manieren waarop we ingaan tegen deze geest van eenheid zijn vaak subtiel. Een groot deel van de tijd zijn we niet in staat onze disharmonie te zien omdat het teveel een deel van ons is. Toch kan deze negativiteit vaak worden afgelezen aan de aard van onze ziekte, omdat het denken met al zijn krachten en activiteiten een subtiel geheel is dat op het fysieke lichaam de toestand van ons innerlijk wezen afdrukt. Als we op een verstorende manier denken en voelen, dan zal onze gezondheid ook zo zijn; als we harmonieus en holistisch denken, dan zal onze gezondheid dat weerspiegelen.

Onze ware toestand is bewustzijn, en het fysieke lichaam, als een kopie en neerslag van de krachten en handelingen van ons denken, weerspiegelt na enige tijd wat voor soort innerlijke kracht zijn weg omlaag zoekt en uit onze menselijke constitutie. Omdat we door negatief denken de kenmerken van onze ziekten vormgeven, kunnen we door nota te nemen van de fundamentele problemen van een ziekte, gaan inzien waar we óf in dit óf in een vorig leven fouten hebben gemaakt – want sommige omstandigheden komen ongetwijfeld voort uit karaktereigenschappen die in vroegere levens actief waren en die pas nu bezig zijn zich uit ons systeem te werken. Mensen met een goed karakter en met edele gedachten lijden door deze werking soms onder jammerlijke omstandigheden en ziekten. Maar hier proberen hun geestelijke en mentale vermogens, omdat ze sterk en gezond zijn, het lichaam te zuiveren van de oude karmische overblijfselen. Als we inzien dat we de disharmonieën in onze eigen natuur kunnen opsporen, dan geeft dat ons de gelegenheid om die fouten recht te zetten, en ook om een antwoord te vinden op de vraag waarom we onder een bijzondere omstandigheid lijden. Als we begrijpen waarom we lijden, kan dat de broodnodige aanvaarding en gemoedsrust geven en ons helpen om onze kwellingen op een positievere manier tegemoet te treden.

Omdat de wet van oorzaak en gevolg overal werkt, heeft een negatieve mentale toestand niet alleen invloed op onze fysieke toestand, maar geeft ook aanleiding tot ongewenste psychische karaktertrekken. ‘Zoals een mens in zijn hart denkt, zo is hij’, geeft in het kort weer dat we door bepaalde gedachten en gevoelens te koesteren, de gevolgen ervan worden en ondergaan. Een gevoel van haat bijvoorbeeld zal bij anderen het gevoel wekken niet geliefd te zijn, maar het zal ook degene die haat koestert een intens gevoel geven door anderen niet geliefd te zijn, of dit nu werkelijk het geval is of niet. Zo scheppen we onze eigen psychische hemel en hel. Als we onverdraagzaamheid of verachting voelen, zullen we de gevolgen zelfs nog directer voelen dan de mensen om ons heen, en misschien lijden aan een minderwaardigheidscomplex. Het is gemakkelijk in te zien hoe deze mentale werking een cyclus op gang kan brengen die zichzelf instandhoudt. Meestal is het mentale gevolg dat optreedt na de eerste gedachte een illusie, en bestaat vooral in de geest van hen die zich met zulke negatieve gedachten bezighouden, en geeft het niet noodzakelijk de ware toestand van de dingen weer.

Door enkele eenvoudige wetten en hun werkingen in de menselijke natuur te herkennen, kunnen we onszelf en onze medemens gaan begrijpen, en inzicht krijgen in vele verbijsterende problemen. Als we beseffen dat lijden voortkomt uit gedachten van zelfzucht, gaan we begrijpen dat we alleen door eenheid de kracht van het steeds terugkerende gevoel van afgescheidenheid kunnen verminderen. Het is een veilige weg om alle problemen en ziekten te genezen. Op een bepaald punt moeten we beginnen om voor genezing in ons hart te zien; onze angsten achter te laten en ons te richten op onze goddelijke essentie; deel te nemen in een edeler bestaan dat het gewone aardse leven overstijgt; de pracht en schoonheid te voelen van een liefde die meedogend is voor allen en die alles omvat, die geen angsten en boosheid kent, die troost en verlichting brengt aan hen die lijden.

Door onszelf te vergeten, verheffen we ons hart en ons denken naar deze majestueuze stroom in ons, en schenken we onszelf en de mensen in onze omgeving een helende essentie. Maar wij moeten door toewijding de eerste stap zetten naar onze innerlijke godheid. Deze liefde en dit licht zijn altijd deel van ons geweest, en toch worden we teveel door onszelf in beslag genomen om de stralen ervan te voelen. Als we al die zelfgerichtheid, zorgen, ellende, en gehechtheid aan wereldlijke genoegens en rijkdom zouden kunnen opgeven, en in plaats daarvan volledig toegewijd zouden zijn aan de goddelijke essentie die ons allen verbindt, dan zou er een liefde opbloeien die elke moeilijkheid zou overstijgen.

Er zijn tegenwoordig vele geneeswijzen in de wereld. Maar kunnen we onze afgescheidenheid permanent ‘genezen’ met een drankje of een pil, of door alleen fysiek of mentaal een deel van onze constitutie op orde te brengen of te manipuleren? Wat onderdrukt is, moet vroeg of laat naar buiten komen, en zal door die onderdrukking helaas versterkt naar buiten komen. We kunnen blijven proberen het onvermijdelijke tegen te houden, en door onderdrukking een tijdelijke verlichting te vinden, maar we zullen geen werkelijke genezing vinden tot we beginnen de universele eenheid te eerbiedigen.

Soms lijkt het erop of we ons vertrouwen in de evenwicht herstellende processen van de natuur hebben verloren, en vaak gaan we tegen haar in in plaats van haar te helpen. Zo is bijvoorbeeld vlakbij ons een schitterende verademing voor mensen in nood te vinden. Het is verbazingwekkend hoe de natuur ons verlichting en troost schenkt: er schijnt een allesomvattende empathie te zijn die helpt om de harmonie te herstellen. Gewoonlijk zijn we geneigd ons helemaal uit de natuur terug te trekken wanneer we ziek zijn, en steeds meer de duisternis van ons denken en van ons huis op te zoeken. Maar zouden we naar buiten komen en onszelf geven, dan zouden we ontdekken dat de natuur welwillend zorgt voor wie zich tot haar wendt. Er kan een enorme verlichting worden gevonden door ons open te stellen voor de stilte van een door sterren verlichte avond of de warmte van een zonnige tuin, of door het aanvoelen van de mystieke voorboden van een komende storm. Het kan ons enorm veel helpen als we eenvoudig bij een boom gaan zitten en het koele gras tegen onze huid voelen, of om langs de oceaan te wandelen of erin te zwemmen. Er zijn tal van manieren om de helende stralen van liefde en eenheid te leren kennen en te begroeten.

Nogmaals, veel kleine gewone kwalen hoeven niet te worden onderdrukt, wat de zaak voor de toekomst erger zou maken. Pijn en ongemak die te verdragen is, zou men zonder angst en spanning moeten laten uitwerken, zodat ons hart, ons denken en ons lichaam zich kunnen zuiveren. We kunnen ons verzoenen met dit proces en eraan bijdragen door ons te concentreren op universele liefde en het ongemak als onze bevrijder en weldoener te accepteren. Als we ons door toewijding met deze spirituele bron van liefde en eenheid kunnen verenigen, dan is DEZE de ene ware genezer. Als ze ons bewustzijn doordringt, brengt ze ontspanning voor het denken, de organen, de zenuwen en de pezen, en zorgt ervoor dat de ziekte onbelemmerd kan wegvloeien. Ze verzacht de pijn en het ongemak – niet alleen voor onszelf maar ook voor de mensen om ons heen. Want als de geest zich verheft en zich concentreert op een liefde voor allen, voelt hij niet langer het zelf en zijn problemen. In plaats daarvan raakt hij anderen in een verheffende omarming die heelt en geneest.

Ziekte en gezondheid


Uit het tijdschrift Sunrise jan/feb 1998

© 1998 Theosophical University Press Agency