Theosophical University Press Agency

Karma – ons ware zelf

Bill Dougherty

Karma kan worden omschreven als de wet van oorzaak en gevolg: iedere handeling zet oorzaken in beweging die op een bepaald moment resulteren in een gevolg van een soortgelijk gehalte. Deze bewering houdt echter in dat de werking van karma is te vergelijken met een extern, mechanisch moreel register of een geestelijke rechtbank waar een alwetende rechter straf toedient voor onze misdaden en beloning schenkt voor het goede dat we doen. Maar de goden oordelen niet over ons en denken niet in termen van beloning en straf. Ja, hun voortdurende liefde en aanmoediging tot onzelfzuchtig handelen doordringt elk aspect van ons wezen met een spirituele genade.

Waarom voelen we ons dan vaak overweldigd door het noodlot – zo teneergeslagen en onwaardig? Verdienen we inderdaad het lijden dat we soms ondergaan? En hoe kunnen we zo alleen zijn in een uitgestrekt en schijnbaar onverschillig heelal? De sleutel tot het begrijpen van onze gevoelens ligt in het herkennen van hun bron. Het idee dat we alleen zijn, gescheiden van alle anderen, is het gevolg van het zich bewust identificeren met onze persoonlijkheden, met het bewustzijnscentrum dat zich bezighoudt met de zorgen van alledag, dat zich verheugt, dat lijdt onder de verschrikking van een tragische gebeurtenis of een persoonlijk verlies, en ook dat het geluk smaakt van succes en vervulling. Anderzijds komt het idee dat we goden zijn – wezens van goddelijk licht die in harmonie met alles zijn verbonden – voort uit onze eigen innerlijke godheid die ons vervult met de schitterende en verheffende hartstocht van spirituele liefde die uit het diepste hart van het zijn straalt – en ons krachtig daarmee verbindt.

De vele lagen of schillen van materie die zich rondom ons voegen – of ze nu van een stoffelijke, psychische of zelfs van een geestelijke soort zijn – bepalen of beperken ons werkelijk op geen enkele manier. Ze zijn slechts de schuimachtige, niet-substantiële, tijdelijke middelen die we gebruiken om het voortgaande proces van groei mogelijk te maken – de steeds volmaaktere uitdrukking van ons onbeperkte innerlijke potentieel. We nemen keer op keer deze uiterlijke gewaden aan, gebruiken ze en leggen ze af als we ons van leven tot leven op aarde wederbelichamen. Uiteindelijk ontgroeien we één stel gewaden en verwisselen het voor een ander dat passender is voor het grootse wezen dat we dan tot uitdrukking kunnen brengen. Zo brengen we de vormen en gedachten van het plantenrijk tot uitdrukking, nadat we de bewustzijnservaringen hebben opgedaan van het delfstoffenrijk, en dan gaan we verder naar dat van de dieren, de mensen en de goden.

Omdat we voortdurend de manier waarop we ons uitdrukken en op elkaar reageren – onze lichamen van allerlei verschillende soorten en graden – veranderen, zal het duidelijk zijn dat geen van die tijdelijke vormen werkelijk onszelf is, de ware blijvende individualiteit die van leven tot leven en van aeon tot aeon voortduurt tijdens de wederbelichamingen van de zon en het melkwegstelsel en nog langer. Nee, we kunnen beter worden beschouwd als een keten van handeling, een eindeloze keten van oorzaken en gevolgen die zich nu manifesteert als onszelf. Door voortdurend te handelen en op elkaar te reageren bepalen we onze unieke koers door de eeuwigheid. Elk individu bestaat niet in afgescheidenheid, wat onmogelijk is, maar bestaat uit het unieke van zijn keuzes – in de oneindige stroom oorzaken die ertoe hebben geleid dat we zijn geworden wie we nu zijn.

Karma is dus evengoed van toepassing op microben als op mensen, atomen en heelallen. We gaan vooruit als een onvergankelijke karmische stroom, een geïndividualiseerde, zich ontwikkelende draaikolk van de universele drang om te leren en te groeien in zelfbewust mededogen. Dienovereenkomstig is het doel van een wezen niet de volmaking van vorm noch het bereiken van het substantiële en tijdelijke, niet een toestand of het bereiken van een bepaald niveau van vaardigheid. Het doel van een leven dat waard is om geleefd te worden is veeleer een richting – om steeds verder te bewegen naar een vollediger uitdrukking van een onzelfzuchtige liefde voor allen. In diepste zin kunnen we ons dus nooit bevrijden van karma – en dat zouden we ook niet willen – want het omvat en steunt alles wat we zijn, alles wat we hebben geleerd en tot uitdrukking gebracht, en alles wat we in de toekomst kunnen worden. Door onze individuele karmische stroom van handelingen – onszelf – bewust in harmonie te brengen met de wil en liefde van de goden, worden we hun partners bij het voeden van de geestelijke groei en het instandhouden van het heelal.

Karma, lot, vrije wil


Uit het tijdschrift Sunrise jan/feb 1998

© 1998 Theosophical University Press Agency