Henry
Newlin Stokes was van beroep scheikundige (hij had schei-kunde gestudeerd
en promoveerde in 1884 aan de Johns Hopkins Universiteit). Hij is misschien
het best bekend als de gevatte, onbeschroomde, maar rechtvaardige redacteur
van de O.E. Library Critic, een klein tijdschrift dat door
hem was gestart in 1912 in Washington, DC, als een uitbreiding van zijn
uitleenbibliotheek, de Oriental Esoteric Library. De Critic
werd zonder onderbreking gepubliceerd tot 1942, en deed verslag van
en gaf commentaar op de activiteiten en punten van discussie in de grotere
theosofische beweging, en bevorderde bovendien gevangenishervormingen.
Als de sceptische, hartstochtelijk onafhankelijke ‘waakhond van
de beweging’ beschouwde Stokes De Geheime Leer en De
Mahatma Brieven aan A.P. Sinnett als de boeken waaraan alle volgende
leringen die er aanspraak op maakten theosofisch te zijn moesten worden
getoetst. Van even groot belang voor hem was de praktische toepassing
van broederschap.
Stokes was vele jaren lid van de TS Adyar en medewerker
van de Geünieerde Loge van Theosofen, en wees daarom beleefd de
uitnodiging van GdeP af om lid te worden van de ‘Pt. Loma TS’
om niet als ‘vooringenomen’ te worden beschouwd, maar hij
vertelde dat hij actieve steun zou geven aan zowel alle pogingen van
broederschap in woord en daad, als aan de theosofie zoals deze
werd gepresenteerd door HPB en haar leraren. Stokes aarzelde nooit dit
te doen of zijn verschil van mening met GdeP te uiten; maar het was
altijd een hartelijke relatie van wederzijds respect. In augustus 1940
meldde Stokes zich ‘na langdurige overweging’ aan om lid
te worden. Na ontvangst van zijn lidmaatschapskaart schreef hij aan
GdeP: ‘Als ik in bed lig en het overdenk voel ik dat ik precies
het juiste heb gedaan.’ Twee jaar later overleed hij op 30 september,
maar drie dagen nadat GdeP was gestorven.
Hun eerste ontmoeting vond plaats in Washington, DC,
tijdens GdeP’s lezingentoer van 1931. Dr. Stokes was vooral onder
de indruk van GdeP’s pogingen tot verbroedering, en besloot de
man zelf op te zoeken. Zijn verslag van die ontmoetingen in de Critic
van juli 1931 is hieronder in zijn geheel weergegeven.
– Red.
Nadat ik via mijn correspondentie veel had gehoord over dr. G. de Purucker,
hoofd van de Point Loma Theosophical Society en opvolger van Katherine
Tingley, en getuige was geweest van het enthousiasme dat hij kennelijk
had gewekt bij hen die naar hem luisterden, en ook had vernomen dat
hij wreed werd bekritiseerd door hen die hem niet hebben gehoord, keek
ik natuurlijk vol verwachting ernaar uit hem persoonlijk te horen en,
misschien, te spreken. Zijn driedaagse bezoek aan Washington bood mij
deze gelegenheid.
CRITIC-lezers zullen zich herinneren dat ik
geen lid ben van de Point Loma Society en alleen als een toeschouwer
spreek. Ik heb grote sympathie voor zijn inspanningen om een vriendelijke
samenwerking te verwezenlijken tussen zowel de verschillende theosofische
organisaties als die groepen die de term ‘organisatie’ afwijzen,
maar die desondanks samenkomen voor theosofische doeleinden, en ik ben
zeer onder de indruk van de vriendelijke manier waarop hij omgaat met
onvriendelijke bejegeningen en zelfs met wat misschien als opzettelijke
beledigingen zijn bedoeld. Niettemin probeerde ik een objectieve houding
te bewaren; ik was erop voorbereid om ontgoocheld en teleurgesteld te
worden, en zelfs om het gevoel te hebben dat zijn gebaren slechts ‘camouflage’
waren, zoals een van zijn critici het uitdrukte. Maar toch, ik moest
niet vergeten dat hij van geboorte en wat betreft zijn opleiding een
buitenlander is, zijn vader was een Duitser, en dat hij vele jaren bijna
in afzondering leefde, op een onopvallende manier werkend en studerend
in Point Loma; hij kwam pas in de openbaarheid toen het overlijden van
Katherine Tingley hem dwong naar buiten te treden, en hierdoor kwam
een zware verantwoordelijkheid zowel van uitvoerende als spirituele
aard op hem te rusten.
Men moet deze zaken in gedachte houden als men van plan is kritiek
te leveren. Als er iemand leeft die dezelfde ervaring heeft gehad, of
eerder gebrek aan ervaring, die plotseling op zijn nieuwe plaats past
alsof hij ervoor is gemaakt, en nooit een fout maakt of nooit iets doet
of zegt dat op enigerlei wijze verkeerd kan worden uitgelegd, of wat
hij bij een meer volwassen manier van beschouwen iets anders zou hebben
gezegd of gedaan, dan zou hij een rariteit van de natuur zijn, een soort
supermens. De Puruckers opvoeding is niet een van een man van de wereld
geweest en, ik moet zeggen, dat blijkt, want hij is volkomen uniek,
en het is goed mogelijk dat dit uitzonderlijke kan knagen bij sommigen
die zoeken naar conformiteit met de manieren van de wereld als een eerste
vereiste bij een leider of leraar, en bij wie alles wat smaakt naar
excentriciteit weerzinwekkend is. Er zijn weliswaar mensen die zich
een zekere eigenaardigheid aanmeten, door vreemde kleren te dragen,
hun haar op een ongebruikelijke wijze te laten knippen of wat al niet,
zaken waardoor men zich volgens sommigen een air van heiligheid kan
verschaffen. Dit geldt niet voor G. de Purucker. Hij kleedt zich zoals
anderen; op straat zou hij niet opvallen; het bijzondere ligt in hemzelf.
Wanneer hij spreekt, en vooral wanneer hij enthousiast wordt over zijn
onderwerp, neemt zijn welsprekendheid toe zonder iets van de gekunsteldheid
van geroutineerde sprekers te hebben. Ik heb naar de meeste van de voornaamste
theosofische sprekers van mijn tijd geluisterd, Mw. Besant, Leadbeater,
en vele anderen, en zonder aanmerkingen over een van hen te maken, ben
ik ervan overtuigd dat hij ze allen overtreft. Hij is zeker geen geoefende
spreker, hij gebruikt niet van die kunstgrepen, maar men voelt dat hij
recht vanuit het hart spreekt.
Sommigen hebben de opmerking gemaakt dat ‘hij spreekt als een
dominee’. Het zij zo; als u mij de dominee kunt noemen die spreekt
zoals De Purucker, die eenvoudige taal gebruikt bij de meest verheven
onderwerpen, en nooit probeert zijn publiek te beïnvloeden met
slechts woorden of die aanspraak maakt op hun ‘geloof’,
en die toch overtuigt door de geweldige kracht van de waarheid die hij
voorlegt, dan zal ik me verheugen tijd te nemen om naar hem te luisteren.
In zijn persoonlijke verschijning is hij groot, heeft een vriendelijk
gelaat, met grijze ogen en een groot grijzend hoofd, en is ietwat mager
of slungelig, dat me soms herinnert aan een grote boerenjongen. Bij
het spreken gebruikt hij weinig gebaren, houdt soms zelfs zijn handen
in de zakken, en spreekt met een licht buitenlands accent dat echter
al snel niet meer opvalt. Hij lijkt ouder dan hij in werkelijkheid is,
lacht zelden en klaagt soms dat hij zich moe voelt, en dat is niet verwonderlijk.
Zijn foto’s doen hem in het geheel geen recht.
Mijn eerste ervaring was op de dag van zijn aankomst, toen hij een
kleine groep mensen ontmoette, voor een deel verbonden aan Point Loma,
die deze lente samen De Mahatma Brieven bestudeerde. Vanzelfsprekend
waren er vragen en antwoorden, en voor mij was de meest indrukwekkende
zijn antwoord aan een dame die pijnlijk verbijsterd was door het lezen
van Mahatma KH’s brief aan A.O. Hume, over
God (Mahatma Brieven, blz. 59), die, naar ik aanneem, enige
onzekerheid moet hebben veroorzaakt bij anderen. Zijn antwoord, dat
ik niet kan proberen samen te vatten, was een van de meest heldere uiteenzettingen
over dit onderwerp waarnaar ik ooit heb geluisterd, en was iets om niet
te vergeten.
Klaarblijkelijk sprak hij ook over het onderwerp geweldloosheid in
verband met de verschillende stadia van chelaschap. Velen hebben natuurlijk
De Stem van de Stilte gelezen, en hebben de waarheid van de
voorschriften op een bepaalde manier begrepen. Laat G. de Purucker enkele
van deze voorschriften citeren, en er een paar commentaren op geven,
zoals hij bij deze gelegenheid deed, en het houdt op een regel of uitspraak
te zijn, en voor het geestesoog tekent zich een onbetwistbare en eeuwige
waarheid af. Zonder grote vaardigheid in het spreken, laat hij iemand
toch op een bepaalde nieuwe manier de waarheid voelen van wat men lang
heeft geweten; men voelt zich bijna verheven naar het niveau van de
meesters voor wie deze dingen deel zijn van henzelf. Het is jaren geleden
dat ik het enorme belang van deze voorschriften zo krachtig heb gevoeld;
en het gebeurde allemaal zo bescheiden en eenvoudig! Er zijn ongetwijfeld
twee aspecten van de theosofie die in het bijzonder na aan het hart
van GdeP liggen, het ene, de theosofische ethiek, en het andere, de
welbekende leer van het hogere zelf, de God binnenin ons. Hij krijgt
er nooit genoeg van om over dit laatste te spreken.
GdeP’s openbare lezing, met de eenvoudige titel ‘Theosofie’,
was vooral een duidelijke uiteenzetting over dit onderwerp, de God binnenin
ons, en een ieder die kwam met de hoop om iets te horen over het astrale
gebied, toestanden na de dood, engelen, feeën en onzichtbare helpers,
onderwerpen zo geliefd bij neo-theosofische sprekers, zou teleurgesteld
zijn geweest. Zelfs karma en reïncarnatie werden nauwelijks genoemd.
Zijn tweede, semi-openbare lezing, vooral bedoeld voor theosofen, over
‘De Theosofische Beweging’, was de meest briljante en overtuigende
theosofische toespraak waar ik ooit naar heb geluisterd. Hij is een
waar genie in het uiteenzetten en, zoals hierboven genoemd, draagt een
overtuiging met een kracht waarvan het zelden het geluk van een lezer
is om dat te ervaren. Ook eist hij niet dat iemand iets aanvaardt op
zijn gezag. Eerder is wat hij zegt vanzelfsprekende waarheid. Het zou
misschien kunnen worden vergeleken met de kracht van de meer eminente
en rationeel denkende wedergeboren christenen; in geen geval emotioneel
of sensationeel, maar veeleer wat men geestelijke kracht zou kunnen
noemen, en wat door sommigen ‘loge-kracht’ is genoemd. Wat
de aard ervan ook mag zijn, het schijnt volkomen heilzaam te zijn, en
men begint het enthousiasme te begrijpen dat hij heeft gewekt –
hij, de ongeoefende spreker, die twee of drie jaar geleden bijna angst
had om voor publiek te staan. Na veel van zijn gepubliceerde toespraken
te hebben gelezen was ik geneigd ze als lang van stof te beschouwen.
Het ernaar luisteren heeft me ervan overtuigd dat zijn methode goed
is. Beter een enkele waarheid overtuigend gepresenteerd, zelfs met veel
omhaal van woorden, dan een beknopte reeks gegevens die kan worden opgeslagen
in het geheugen en worden genegeerd. Het zijn de grotere aspecten van
de theosofie die GdeP aanspreken; de details waar velen door zijn geboeid
schijnen hem niet veel te interesseren.
Wat betreft mijn persoonlijk gesprek met hem van ongeveer een half
uur, dat was voor het grootste gedeelte een persoonlijk gesprek en kan
daarom worden overgeslagen. Ik kan wel zeggen dat GdeP kennelijk een
man is met sterke gevoelens en zich waarschijnlijk uitdrukt op een manier
die sommigen overdreven zullen vinden, of in andere woorden, gewoon
‘uitbundig’, wat voor een bescheiden persoon genant kan
zijn. Hij is bekritiseerd voor het op die manier schrijven in zijn gepubliceerde
brieven aan leden. Men kan zelfs geneigd zijn aan te nemen dat het onecht
is, ware het niet dat zij die hem het best kennen dat niet zo voelen.
Hij is volledig overtuigd van zijn taak en drukt zich uit op een manier
die voor een buitenlander misschien volkomen natuurlijk is, maar enigszins
vreemd voor een koelbloedige Amerikaan, en die zo volkomen oprecht is
dat het beangstigend is. Maar dat is zijn manier.
Welbeschouwd heb ik me meer dan beloond gevoeld. Ik heb niets gehoord
of gezien waartegen de meest serieuze theosoof van de oude school bezwaar
zou kunnen maken en ik heb een ernst gevonden gesteund door een uitdrukkingskracht
die heel zeldzaam is en waardoor hij, denk ik, tot de eerste rang van
de huidige theosofen en leraren behoort. Ik geloof dat diegenen die
om een of andere reden weigeren naar hem te luisteren, zich eenvoudig
niet alleen een traktatie ontzeggen, maar ook een grote inspiratie,
iets wat natuurlijk hun zaak is. Wanneer dit vuur en enthousiasme die
dankzij De Purucker op dit moment de Point Loma Society schijnt te doordringen,
kunnen worden overgebracht op anderen, zullen we een eind zien komen
aan de lethargie die de theosofische wereld vandaag teistert; we zullen
zien dat de inspiratie om een theosofisch leven te leiden loutere boekenkennis
zal vervangen en we zullen een ware theosofische opleving tegemoet zien.