Theosophical University Press Agency

Onze goddelijke verbeeldingskracht

Gertrude Hockinson

We denken soms dat we fysieke wezens zijn in een stoffelijke wereld, maar dit is maar de halve waarheid. Het is van veel groter belang om in te zien dat we in een proces zitten waarin we meer verantwoordelijk worden in de spirituele kant van onze natuur die door deze zeer gevoelige lichaamsinstrumenten heen werkt; en dat zoals deze lichamen onophoudelijk vernieuwing ondergaan, de wereld eveneens verandert en zich vernieuwt door de werking van dezelfde onzichtbare natuurkrachten. Om te begrijpen hoe deze veranderingen tot stand komen, moeten we dieper kijken dan de gevolgen, en de geestelijke grondslag ervan ontdekken.

We hebben een tweeledige plicht: om op onszelf te staan op de solide fundering van het leven, terwijl we de weg volgen van de intellectuele en spirituele vervulling in samenwerking met onze medemensen. Vanuit één gezichtspunt kunnen we zeggen dat we overal aspecten van onze verbeelding vinden die erop wachten om door ons te worden aangeraakt en daardoor het werk te leveren dat we kunnen doen. Vanuit een andere invalshoek gaat de wereld gewoon zijn gang, en ieder van ons is maar een klein onderdeel ervan. In de hoogste zin is de wereld een product van goddelijke verbeelding, waarvan wij maar een klein gedeelte kunnen zien. Er wordt ons verteld dat de mens een kopie is van het heelal, dat het levende organisme is van deze goddelijke graad van de verbeelding, en daarom kunnen we uiteindelijk bewuste medewerkers worden aan goddelijke processen.

De verbeeldingskracht is onze belangrijkste bondgenoot waarmee we vol vertrouwen de toekomst van onszelf en die van de wereld als onafscheidelijk van elkaar tegemoet kunnen zien. In feite kunnen we ons niet geheel los zien van alles om ons heen. We hebben onze omgeving nodig om in te denken en te werken. Onze gedachten, gewoonten en verwachtingen zijn zó verweven met onze medemensen en de wereld dat we onmogelijk de verstrengelde draden ervan tot aan het begin kunnen ontrafelen, noch in onszelf noch in onze omgeving – en dat geldt voor alles wat tot die omgeving behoort.

Maar hoewel we het niet zonder elkaar kunnen stellen, betekent dat niet dat we moeten proberen aan elkaar gelijk te worden. Om ons te helpen om betere individuen te worden, hebben we elkaar nodig als ouders, als kinderen, als man en vrouw – en vooral als vrienden die dat steeds meer worden door ervaringen eerlijk en vol vertrouwen met elkaar te delen. We hebben elkaar zelfs zo nu en dan nodig als tegenstanders om ons begrip van de menselijke natuur in het algemeen te verruimen. Laat dit niet zien dat we onderworpen zijn aan wetten van een eenheid die verder reikt dan in onze dromen, en dat we de wortels, de plant en de bloem die een mens werkelijk is nog moeten leren begrijpen? Maar we kunnen met ons voorstellingsvermogen beslist krachtig vertrouwen op de spirituele eenheid die al het leven overschaduwt.

Hoewel we nauwelijks zijn begonnen om onze onderlinge afhankelijkheid te doorgronden, niet alleen van mensen maar ook van de andere natuurrijken, kunnen we genoeg draden ontdekken om te concluderen dat alles wat we doen niet alleen voor onszelf gevolgen heeft; evenmin zijn we machteloos om anderen te helpen. Het is een feit dat we niet zozeer anderen doelbewust ‘helpen’ of zij ons, maar dit gebeurt eerder indirect door krachtige invloeden die tussen ons stromen. Elke keuze die we maken wordt door anderen gevoeld, ook al denken we dat deze heel persoonlijk is. We bezitten niet eens de energieën die door ons heen stromen, want hun kwalitatieve invloeden vermengen zich met hun eigen soort in de subtiele atmosfeer die al het leven van de aarde omringt en doordringt. Opgevat als eigenschappen is ons persoonlijke leven publiek bezit, hoewel het niet wordt afgedrukt in kranten of besproken bij de thee of bij de schutting van de achtertuin. We ervaren dagelijks invloeden niet alleen van mensen maar vooral – en gelukkig – van het groene gras en de bloemen, het zingen en de vlucht van de vogels, het vriendelijke jonge hondje dat kwispelstaart om ons te begroeten als we voorbijlopen; van de aarde, de bomen, de wind, de lucht en het zonnegloren.

Ze zijn allemaal levende wezens, en wij reageren op het leven dat zij met ons delen naarmate we daarvoor ontvankelijk zijn. Ze drukken waarheid en schoonheid uit die veel voor ons betekenen, maar voorzover wij weten, weten zij dit niet. Misschien registreren ze echter onze waardering en dankbaarheid in hun wereld – op een manier die ons niet bekend is – want onderlinge afhankelijkheid werkt naar twee kanten. Zoals zij hun natuurlijke kwaliteiten aan ons geven, zo geven wij de onze aan hen. De eigenschappen circuleren net zo vrij als de lucht die we inademen. Ze kunnen niet worden gekocht of verkregen door woorden alleen, maar ze vestigen zich alleen waar ze welkom zijn. Aan de andere kant begrijpen we nog niet hoe sommige van de minder gewenste eigenschappen bij ons zijn binnengekomen! In elk geval is het niet te moeilijk om in te zien dat we heel concreet bundels eigenschappen zijn die onophoudelijk actief zijn.

We kennen allemaal mensen van wie de aanwezigheid als het licht van de zon was dat de sombere kant van de menselijke aard deed opklaren, waar ze ook waren. Een oude waarheid vergelijkt onze diepste innerlijke geest met een vonk van de goddelijkheid van Vader Zon, die met zijn leven licht brengt aan het universum. En zo is het mogelijk dat ons streven naar waarheid de weg opent voor deze verlichte energie, die als taak heeft om de donkere hoeken van ons karakter bloot te leggen zodat we deze kunnen reinigen, luchten en vernieuwen. Als volgende stap in onze verbeelding kunnen we ons voorstellen dat het onze hoogste opdracht is om de lagere kwaliteiten te verheffen door onze hogere en zó telkens weer hun verlosser en redder te worden, terwijl we het pad van ons eigen evoluerend bewustzijn blijven volgen.

Ons bewustzijn bestaat inderdaad uit vele lagen, van al de groeifactoren uit de kinderjaren waarop we geen invloed hebben tot die van onze oude dag, en omvat alle stadia van bewustzijn van hart en denken, waartoe momenten behoren van de meest intense aspiratie en geestelijke vreugde. De uitdaging is om te doorgronden met welk niveau we ons werkelijk kunnen vereenzelvigen. En terwijl we verder klimmen, is ons verzekerd dat we onderweg altijd de vrienden en broeders ontmoeten die we nodig hebben zodra we hun vriendschap hebben verdiend. Eeuwenlang is er gezegd dat de goden de mensen evenzeer nodig hebben als dat wij de goden nodig hebben, en ze reageren op elke onzelfzuchtige stap in hun richting en moedigen ons dan aan.


Uit het tijdschrift Sunrise nov/dec 2003

© 2003 Theosophical University Press Agency