Theosophical University Press Agency

Uitkijktorens

Allan J. Stover

Tijdens een zware storm in oostelijk Montana – enkele tientallen jaren geleden – was een verkeersagent, die vast kwam te zitten in de sneeuw, niet in staat om radiocontact te maken met het hoofdbureau. Het lukte hem echter om een zendamateur in Maine te bereiken die contact maakte met een radiotelegrafist op een vissersboot bij de Galapagos Eilanden ten westen van Ecuador, die op zijn beurt contact wist te leggen met een radiostation in de staat Washington. Er werd per telefoon een bericht gestuurd en een reddingsbrigade haastte zich op weg om de halfbevroren agent te helpen.

In elk tijdperk hebben volkeren manieren bedacht om berichten te verzenden en te ontvangen, vaak over grote afstanden. Door prachtige wetenschappelijke ontdekkingen communiceert iedereen in deze tijd met behulp van moderne technologie. Vroeger werden andere methoden gebruikt, en met meer succes dan gewoonlijk wordt gedacht. In de tijd van het Romeinse Rijk, bijvoorbeeld, was het uitgestrekte territorium hecht verbonden door een reeks uitkijktorens die geschikt waren om berichten te verzenden – overdag door middel van rooksignalen en ’s nachts door vuren. Op deze manier konden berichten, behalve bij storm, snel vanuit Rome worden doorgegeven naar Brittannië of Gallië.

Uit Afrika komen veel merkwaardige verhalen over het gebruik van het ‘trommelgesprek’, dat over een aanzienlijke afstand werd gevoerd met behulp van een reeks trommelaars. Volgens sommige verslagen is de taal zodanig dat het ritme van de trommel in staat is de essentiële klanken duidelijk genoeg te herhalen om een bericht begrijpelijk over te brengen.

Dan is er het mysterie van de Sepoy-opstand in India in de 19de eeuw. In die tijd werd belangrijke informatie over de troepenbewegingen en gevechten heel snel door het land verspreid, op een manier die de Engelsen nooit hebben kunnen verklaren. De bewoners van verafgelegen dorpen wisten vaak de uitkomst van een conflict eerder dan de militaire autoriteiten zelf. Er leek veeleer sprake te zijn van gedachteoverdracht dan van een gesproken boodschap.

Toen de acteur William S. Hart nog een jongen was en op de boerderij van zijn vader leefde, deed zich een opmerkelijk voorbeeld van gedachteoverdracht voor, dat te vinden is in zijn autobiografie My Life East and West [Mijn leven in het oosten en het westen]. Als Hart dit voorval aanroert, vertelt hij over een avond in de tijd van de Custer Massacre [een slachting onder de Sioux]. In plaats van de molen te verlaten en naar huis te gaan vroeg zijn vader hem om bij hem te blijven toen er een paar indianen aankwamen en om te luisteren naar hun gesprek maar hen niet te onderbreken.

Het duurde niet lang of er verschenen een oude vriend, genaamd ‘John’, en een aantal andere indianen. Na in stilte te hebben gerookt begonnen ze te praten. Hart sprak over een reis die hij naar Dakota had gemaakt en over de vele vrienden die hij onder de Sioux had gemaakt. Hij noemde de wens van Lone Bear, dat ‘op een dag de Roodhuiden en de Blanken elkaar zullen ontmoeten op de top van een hoge berg, dichtbij het dak van de hemel’.

Toen sprak John en zei dat Lone Bear en de meeste indianen die hij had ontmoet waren aangevallen door soldaten, terwijl ze met hun vrouwen en kinderen hun tenten hadden opgeslagen in het gebied van de Bighorn, en dat ze allemaal dood waren. Om te citeren uit het boek van William Hart:

‘John, hoe weet je dit?’ vroeg mijn vader.

De indiaan antwoordde: ‘We weten het als we na elk gevecht één nacht hebben geslapen’.

‘Maar,’ zei mijn vader, ‘er staan geen mannen opgesteld om een teken te geven; het land is een wildernis met vele bergen. Hoe kwam je zo snel aan die informatie?’

John legde zijn hand op mijn hoofd, maar keek naar mijn vader en zei toen langzaam en indringend: ‘Ik zal het je vertellen. De indianen hebben een manier om door de lucht te praten – het is alleen aan een paar oudere chiefs bekend. Niemand wordt toegelaten tot deze binnenste kring tenzij er een plaats vrijkomt doordat iemand is overleden. We wisten dat onze strijders de overwinning uitschreeuwden, maar we wisten ook dat onze vrouwen het lied van de dood van de Sioux en Cheyenne zongen. Daarom is ons hart zo bedroefd’.

Ver naar het zuiden, in Arizona, vroeg een Hopi-indiaan mij eens: ‘Heb je enig idee waarom de indianen in vroeger tijden hun stenen huizen hoog op de rotsen van het tafelland bouwden in plaats van dichtbij de rivier?’

‘Ik weet het niet’, antwoordde ik. ‘Vertel het me maar.’

‘Onze stamoudsten leefden daar zodat ze met anderen konden praten die zich mijlenver langs de bergketen bevonden. Ze raakten dit vermogen kwijt toen ze onder elkaar ruzie begonnen te maken en hun heilige leringen gingen verwaarlozen’.

Aanwijzingen, fragmenten van een oudere en vergeten kennis zoals deze, die in elk land kunnen worden gevonden, duiden erop dat gedachteoverbrenging die in onze tijd tot stand komt met behulp van ingewikkelde apparatuur die door de wetenschap wordt verschaft, ooit eenvoudiger en directer moet hebben plaatsgevonden. Het is zelfs mogelijk dat we door te veel te steunen op boeken en op de schrijfkunst, andere even belangrijke vermogens hebben verwaarloosd.


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 2006

© 2006 Theosophical University Press Agency