Brieven die me hebben geholpen / William Q. Judge

Deel 1 bevat brieven die werden gepubliceerd in The Path, december 1888 – maart 1890. Deze verschenen voor het eerst in boekvorm in 1891.

Vertaling van Letters That Have Helped Me, 1943

isbn 9789070328580, paperback, bestel boek

Eerste druk 2001

Uit deze uitgave mag alleen met toestemming van de uitgever iets worden overgenomen.

© 2001  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

 

   
      Inhoudsopgave     

 

Brief 13


Beste Jasper:

We zijn nu overgegaan van alleen maar de gewone en wereldlijke relaties tussen leraar en leerling naar de relatie met wat we voorlopig de loge zullen noemen.

Deze loge moet niet in de tang van kritiek worden genomen en worden geanalyseerd of vastgepind. Ze is tegelijk overal en nergens. Ze bevat binnen haar grenzen alle werkelijke meesters, leerlingen, gidsen en goeroes, van welk ras of geloof ook of zonder geloof. Er is hierover gezegd:

‘Voorbij de Hal van Lering is de loge. Ze omvat het geheel van alle wijzen in de hele wereld. Ze kan zelfs niet worden beschreven door hen die ertoe behoren, maar de leerling wordt niet verboden zich een voorstelling te maken van haar karakter.’

Dus daarom zal iedere van haar werkelijke leraren of leerlingen graag op ieder moment elke andere leraar of leerling helpen. Maar we moeten daaruit niet concluderen dat, omdat ze allen proberen de waarheid te verspreiden en de wereld te onderrichten, wij die onszelf aspirant-chela’s noemen of bekende chela’s van een bepaalde persoon die we goeroe noemen, onszelf op datzelfde moment kunnen plaatsen onder de directe leiding van meer dan één goeroe.

Iedereen die innerlijk heeft besloten het pad te betreden heeft een goeroe. Maar de tijd tussen dat besluit en het moment waarop hij de meester werkelijk zal kennen kan inderdaad lang zijn; in sommige gevallen is het heel kort.

We moeten nu een ogenblik enige aandacht besteden aan verdelingen.

Zoals de minste soldaat in het leger een generaal heeft die het geheel leidt maar die hij niet kan bereiken dan via de anderen die officieren zijn, zo vinden we in deze orde verdelingen van goeroes en ook verdelingen van discipelen.

Er is de grote goeroe, die dat is voor velen die hem nooit kennen of zien. Dan zijn er anderen die hem kennen, en die goeroes zijn voor een aantal chela’s, en zo verder tot we ons een chela kunnen voorstellen die een bekende goeroe is van een andere chela lager dan hij.

Dan kunnen er ook chela’s zijn die als goeroe optreden – niet erkend, omdat ze tijdelijk in functie zijn – voor een of meer andere chela’s.

Hij die het bovengenoemde besluit neemt, maakt daardoor een verbinding die op de hoogste Wet berust. Het is niet iets dat men lichtvaardig moet doen, omdat de gevolgen ervan van ernstige aard zijn. Niet ernstig in de zin van rampen of verschrikkelijke kwellingen of zoiets, maar ernstig met betrekking tot de helderheid en de zuiverheid van die stralen van waarheid waarvan we wensen dat ze ons zullen bereiken.

We hebben onszelf daardoor in zekere zin – de graad ervan wordt bepaald door de ernst en de kracht van ons motief – losgemaakt uit de gewone, omvangrijke, bewegende kudde van mensen die – in dit opzicht – leven als stomme dieren, en hebben geklopt op een deur. Als we eerbied hebben gehad voor onze leraar zullen we nu eerbied hebben voor onze onbekende goeroe. We moeten innerlijk een loyale houding aannemen. Want we hebben een beroep gedaan op het machtige karma, en omdat de goeroe karma is in de zin dat hij nooit tegen karma ingaat, moeten we ons vertrouwen geen ogenblik verliezen. Want dit vertrouwen laat daar de lucht opklaren, en stelt ons in staat vanuit alle hoeken hulp te krijgen.

Dan zal deze vastbesloten persoon of kandidaat of neofiet misschien voor zichzelf beslissen dat hij enige tijd als leraar of gids een andere chela zal aannemen van wie de leringen hem aanspreken. Het is niet nodig dat beiden openlijk enige woorden wisselen.

Maar nadat dit is gebeurd, zelfs in gedachten, zou hij zichzelf ijverig moeten toeleggen op de leer van die leraar, en niet veranderen totdat hij werkelijk ontdekt dat hij een andere leraar heeft of naar een andere klas is gegaan. Want als hij de ene leer alleen aanneemt om te twisten en te bestrijden – hetzij uiterlijk of innerlijk – dan ontstaat daardoor het gevaar dat hij zijn eigen denken volkomen verduistert.

Als hij merkt dat hij de dingen niet helder begrijpt, dan moet hij vol vertrouwen proberen ze te begrijpen, want als hij door liefde en vertrouwen doordringt tot de diepere bedoeling van zijn leraar, verheft zijn denken zich daardoor, en zo wordt een grotere vooruitgang geboekt.

We komen nu bij het mogelijke geval van een aspirant met dat koninklijke vertrouwen die op een of andere manier werkelijk iemand heeft gevonden die ver is gevorderd op het Pad. Bij deze persoon heeft hij aangeklopt en gezegd: ‘Kan ik worden aangenomen, en kan ik chela worden hetzij van u of van een ander?’

De persoon bij wie werd aangeklopt zegt dan misschien: ‘Niet bij mij; maar ik verwijs je naar een ander van dezelfde groep als jijzelf, en vertrouw je aan hem toe om zijn chela te zijn: wees hem van dienst.’ Daarmee gaat de aspirant bijvoorbeeld naar de aangeduide persoon, en beiden stemmen welbewust ermee in.

Hier is een geval waar de werkelijke meester de aspirant heeft aanbevolen aan een medewerker die mogelijk van een hogere graad is dan onze neofiet, en laatstgenoemde verkeert nu in een andere positie dan de vele anderen die in stilte streven en werken, en leren van welke leraar dan ook, maar die niet speciaal voor zichzelf een goeroe hebben. Deze neofiet en zijn ‘kleine goeroe’ zijn verbonden door een duidelijke en heilige band, of anders zijn beiden slechts liegende kinderen, die spelen en geen aandacht waard zijn. Als de ‘kleine goeroe’ zijn verantwoordelijkheid neemt voor degene die aan hem is toevertrouwd, houdt hij zich met hoofd en hart daarmee bezig, en beschouwt de chela tijdelijk als vertegenwoordiger van de mensheid.

We hebben gesteld dat deze ‘kleine goeroe’ verder was gevorderd dan de chela. Het kan dan gebeuren dat hij iets zegt dat soms niet duidelijk is voor zijn chela. Dit zal temeer het geval zijn als het onderwerp nieuw is voor zijn chela. Maar de chela heeft nadrukkelijk die goeroe gekozen, en moet proberen de leer van die leraar te begrijpen.

De juiste functie van de goeroe is om bij te stellen, en niet om enorme hoeveelheden kennis in heldere en gemakkelijk te begrijpen termen te gieten. Dit laatste zou dwaasheid zijn, hoe aangenaam ook, en geen steek hoger zijn dan een willekeurig goedgeschreven boek voor zijn lezer zou betekenen.

De trouw en de liefde die tussen hen bestaan werken als een stimulans voor beiden, en als een zuiveraar voor het denken van de chela.

Maar als de chela, na enige tijd, iemand anders ontmoet die evenveel schijnt te weten als zijn ‘kleine goeroe’ en dat in heel eenvoudige bewoordingen kan uitdrukken, en de chela besluit om hem als een leraar aan te nemen, dan begaat hij een fout. Hij kan naar zijn onderricht luisteren en het bewonderen en er voordeel van hebben, maar zodra hij in zijn denken besluit en dan met woorden de ander vraagt zijn leraar te zijn, begint hij de band die juist was gevormd te verbreken, en kan mogelijk de hulp van beiden geheel verliezen. Echter niet noodzakelijk; maar als hij zijn ‘kleine goeroe’ niet op de hoogte brengt van het aannemen van de nieuwe leraar, zal er veel verwarring zijn op dat gebied van het zijn waarin beiden hun werkelijke ‘werk’ verrichten; en wanneer hij zijn ‘kleine goeroe’ op de hoogte stelt van het feit van de nieuwe door hem aangenomen leraar, zal die oudere goeroe zich terugtrekken.

Niets van dit alles is bestemd voor die mensen die deze zaken niet als heilig beschouwen. Een goeroe is in die zin een heilig wezen. Natuurlijk niet in algemene zin – maar zelfs als hij zo wordt gezien wanneer hij waardig is, is dat beter voor de chela – maar voor alles wat het spirituele en werkelijke leven betreft. Voor de hooggestemde ziel is dit een kwestie van aannemen; een heel heilige en waardevolle zaak, die niet licht wordt opgevat of licht wordt opgegeven. Want de goeroe wordt tijdelijk de geestelijke vader van de chela; diegene die bestemd is om hem tot het leven te brengen of om hem te verwijzen naar Hem die dat zal doen.

Omdat de goeroe in werkelijkheid iemand is die bijstelt, schenkt de chela niet slaafs aandacht aan elk woord – tenzij bekend is dat de goeroe een grote wijze is of waar de chela dit van nature doet. Hij hoort het woord en probeert de achterliggende betekenis ervan in zich op te nemen; en als hij het niet kan begrijpen legt hij het opzij voor een geschikter moment, terwijl hij nu probeert te begrijpen wat hij kan. En zelfs als hij – zoals vaak het geval is in India – het helemaal niet kan begrijpen, is hij tevreden om dichtbij de goeroe te zijn en dat te doen wat voor hem juist is om te doen; want zelfs dan zal zijn aanhoudende vertrouwen uiteindelijk zijn denken helder maken; hiervan zijn vele voorbeelden, en hoe toepasselijk is in dat opzicht de volgende versregel:

‘Zij die alleen maar staan en wachten, ook zij dienen.’

Z.

 

 


Brieven die me hebben geholpen, blz. 65-70

© 2001  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag