Brief 20
Ja, je hebt gelijk. Ik verkeer in gevaar, maar dat gevaar is niet aan de buitenkant, hoewel pogingen aan de buitenkant zichtbaar worden. En in zekere zin zijn al mijn medestanders ook in gevaar. Het is een gevaar van –– dat altijd de schreden van hen die vooruitkomen probeert te dwarsbomen.
Dus ook jij, mijn beste, verkeert in hetzelfde soort gevaar. Maar hoewel het gevaar er is, houdt het feit op zichzelf toch een bemoediging in. Want we zouden niet in die positie zijn gekomen als we niet zo gelukkig waren dat we door werk en door geduld tot het punt waren gevorderd waar –– genoeg in ons ziet om te proberen de vooruitgang tot staan te brengen en ons werk te belemmeren. Daarom, als ze zien dat ze ons niet kunnen tegenhouden, proberen ze allerlei methoden uit om ruzie uit te lokken om ons werk teniet te doen. Maar we zullen slagen, want omdat we het gevaar kennen, nemen we maatregelen daartegen.
Ik ben vastbesloten niet te mislukken. Anderen doen dat misschien; maar –– en ik zullen dat niet. Laten we daarom al het lijden met vertrouwen en hoop tegemoetzien. Het feit alleen al dat je zoveel lijdt, is een objectief bewijs van vooruitgang, al is het zo pijnlijk, niet alleen voor jou maar voor hen die van je houden. Dus terwijl ik niet zeg ‘lijd verder’, vind ik troost in de kennis dat het voor een groot goed in de toekomst zal zijn. Dus ik schrijf dit, in plaats van het te typen, zodat je de kracht van mijn liefde en kameraadschap zult voelen.
Laten we allen in ons denken, ons hart, onze ziel en ons handelen dichter tot elkaar komen, en op die manier proberen ware broederschap te scheppen; en alleen daardoor kan onze universele en bijzondere groei tot stand komen.
Aan jou, houder van de vlam, stuur ik mijn groet. Wel, ik ga weer, maar ik zal nooit vergeten. Mijn hoogste liefde en zegen zend ik jou. Ik kan over die dingen niet spreken, maar jij kent ze.
En nu, zoals vroeger, en zoals nu, en zoals voor eeuwig en altijd.