HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

2 – De bloeitijd van het spiritisme

 

Veel mensen hebben een weerzin tegen spiritualisme,* omdat het wordt geassocieerd met vreemde praktijken, maar het woord zelf treft geen schuld. Het is slechts het tegenovergestelde van materialisme, zoals HPB duidelijk maakt in haar Theosophical Glossary:

*Noot vert.: het Engelse woord spiritualism betekent zowel spiritisme als spiritualisme.

Spiritualisme. In de filosofie de geestestoestand tegengesteld aan materialisme of een materiële opvatting van de dingen. Theosofie, een stelsel dat leert dat al het bestaande bezield is of geïnspireerd wordt door de universele ziel of geest, en dat er geen atoom in ons heelal buiten dit alomtegenwoordige beginsel kan zijn – is zuiver spiritualisme. Wat het geloof betreft dat met spiritisme wordt aangeduid, nl. geloof in de voortdurende communicatie van de levenden met de doden, of dit nu door de eigen mediamieke krachten gebeurt of door een zogenaamd medium – dit is niets anders dan het materialiseren van het spirituele en het verlagen van de menselijke en goddelijke ziel. Wie in zulke communicaties gelooft, onteert zonder meer de doden en pleegt voortdurend heiligschennis. Met recht werd het in de oude tijd ‘necromantie’ genoemd. Maar onze hedendaagse spiritisten nemen er aanstoot aan als ze deze eenvoudige waarheid te horen krijgen.

Het moderne spiritisme begon in 1848 met wat bekendstaat als ‘de Rochester-klopverschijnselen’, of de paranormale verschijnselen rond de zusters Fox die in Hydeville, New York woonden, niet ver van Rochester.

In zijn tweedelige History of Spiritualism merkt Sir Arthur Conan Doyle op dat ‘deze kracht aanstekelijk was of anders . . . als een psychische wolk uit hogere sferen neerdaalde en aan die personen verscheen die ervoor ontvankelijk waren. . . . In ongelooflijk korte tijd raasde de beweging met allerlei buitenissigheden en vormen van fanatisme’ over het land.7 De orthodoxe religies hadden tot dan toe niet méér te bieden dan gemeenplaatsen over onsterfelijkheid en leven na de dood; de spiritisten geloofden dat ze bewijzen hadden.

Prof. R. Laurence Moore merkt op dat ‘het niet alleen halvegaren, onontwikkelden en goedgelovigen waren die bij seances of geestenkringen aanwezig waren. Het aantal vooraanstaande mensen dat spiritistische bijeenkomsten bijwoonde’ was indrukwekkend.8 Zelfs wetenschappers van naam raakten, zoals we zullen zien, overtuigd van de echtheid van de verschijnselen na gecontroleerde proeven te hebben uitgevoerd.

Het spiritisme bloeide niet alleen in de Verenigde Staten, maar ook in Engeland, Frankrijk, Duitsland en Rusland. Het beroemde medium Daniel Home was grotendeels verantwoordelijk voor het succes ervan in Europa. Conan Doyle schrijft dat ‘keizer Napoleon III, keizerin Eugenie, tsaar Alexander, keizer Wilhelm de Eerste van Duitsland en de koningen van Beieren en Württemberg allen even overtuigd waren van zijn buitengewone vermogens.’9

Spiritisme was de rage in Rusland in de jaren vijftig van de 19de eeuw, en Vera en Nadja hielden zich bezig met automatisch schrift en tafeldans (levitatie). Zelfs de bezadigde en heel fatsoenlijke tante Katharina sloot zich bij de kringen aan.10 HPB was toen ver van huis.

In de jaren zestig werden er seances gehouden in het Witte Huis. Eén daarvan wordt genoemd in Carl Sandburgs biografie van Abraham Lincoln. De president stond een verslaggever toe om daarbij aanwezig te zijn, samen met Stanton, de minister van oorlog, en Wells, de minister van marine. Sandburg citeert het uitvoerige nieuwsbericht dat in talrijke kranten werd afgedrukt onder de kop ‘Spiritisme in het Witte Huis’.11

Mw. Lincoln was een vurige spiritiste en door haar kwam de president in contact met een opmerkelijk medium, Nettie Colburn. Het schijnt dat hij haar raadpleegde toen er zich ernstige crises voordeden in de strijd om de unie te behouden en de slaven te bevrijden.12 Men vroeg hem eens wat hij dacht over de oorsprong van een ontvangen boodschap. Volgens een ooggetuige antwoordde hij: ‘Ik ben niet in staat de intelligentie die dit jonge meisje beheerst te beschrijven. Ze zou bij [waak-]bewustzijn beslist geen kennis kunnen hebben van de feiten die me werden meegedeeld, noch van wat zich voordeed in mijn kabinetsvergadering vóór ik me bij deze kring aansloot, noch van de stand van zaken aan het front, noch van gebeurtenissen die alleen aan mij bekend zijn en die ik niemand anders heb meegedeeld en die niet openbaar zijn gemaakt.’13

‘We herinneren ons’, merkte een getuige uit deze periode op, ‘wat een algemeen tumult in de publieke opinie en wat een onrust onder wetenschappers het spiritisme in die tijd teweegbracht. . . . Het vertegenwoordigde de stormram die de eerste bres sloeg in het materialisme waarvan het denken van de mens was doordrongen, en zette hen aan het denken. . . . Het geloof dat alleen de fysieke wereld bestond, wankelde.’14

HPB juichte het wetenschappelijke onderzoek van het spiritisme toe. In haar artikel ‘Getuigenis van de wetenschap’ in The Theosophist van juli 1881, bracht ze een indrukwekkende lijst bijeen van vooraanstaande wetenschappers op dit terrein. Eén van hen was Alfred Russel Wallace, die onafhankelijk van Darwin de evolutietheorie ontwikkelde. In zijn voorwoord van Miracles and Modern Spiritualism schrijft hij:

Totdat ik voor het eerst in aanraking kwam met de feiten van het spiritisme, was ik een overtuigd scepticus. . . . Ik was zo’n door en door overtuigd materialist dat er in die tijd geen ruimte in mijn denken was voor het denkbeeld van een spiritueel bestaan. . . . Maar feiten zijn hardnekkig. . . . De feiten zijn me de baas geworden. Ze dwongen me ze als feiten aan te nemen . . . [en] brachten me ertoe het spiritisme te aanvaarden.

Op HPB’s lijst stond ook de gevierde schei- en natuurkundige Sir William Crookes die, zoals de Encyclopaedia Britannica vermeldt, ‘zijn geloof in het werkelijke bestaan van occulte verschijnselen vanaf de jaren zeventig tot aan zijn dood behield’.15 In 1897 werd hij voorzitter van de Society for Psychical Research en hij werd in hetzelfde jaar tot ridder geslagen. Vijftig jaar na zijn overlijden schreef The Scientific American (april 1969): ‘In Sir William Crookes hebben we iemand die een directe afstammeling was van de reuzen van weleer, mensen die met evenveel gemak hun aandacht konden richten op verschillende takken van wetenschap en in elk ervan werk van blijvende betekenis tot stand konden brengen. Sir Williams opvallende combinatie van verschillende gaven, een scherp waarnemingsvermogen, zijn geduld en onuitputtelijke vermogen experimenten uit te voeren, naast de stralende geest en de verbeeldingskracht van een dichter, hebben hem voor altijd verzekerd van een vaste plaats op de lijst van grote Engelse wetenschappers.’

In zijn boek Researches in Spiritualism beschrijft Crookes dertien soorten verschijnselen waarvan hij getuige was, en merkt op: ‘Op heel weinig uitzonderingen na hebben de vele honderden feiten die ik bereid ben te bevestigen, allemaal plaatsgevonden in mijn eigen huis, op tijden die ik zelf heb vastgesteld en onder omstandigheden die het gebruik van de eenvoudigste hulpmiddelen absoluut uitsluiten. Het teweegbrengen van deze verschijnselen met bekende mechanische of fysieke middelen zou te veel gevraagd zijn van de vaardigheid van [de goochelaars] Houdin, een Boscoe of een Anderson, ook al hadden die alle steun van een ingewikkelde machinerie en een jarenlange ervaring.’16

Blavatsky, Olcott en Sinnett waren goede vrienden van Crookes. Crookes en zijn vrouw werden op 20 november 1883 lid van de Theosophical Society en het daaropvolgende jaar werd hij raadsman van de TS loge in Londen.17

HPB besluit haar artikel ‘Getuigenis van de wetenschap’ door uit het boek van prof. Zöllner over spiritisme, Transcendental Physics, de gepubliceerde bekentenissen te citeren van twee bekende goochelaars uit die tijd: ‘Maskelyne uit Londen en Samuel Bellachini, hofgoochelaar in Berlijn – die herhalen wat de gevierde Robert Houdin, de Franse illusionist, al eerder had verklaard; namelijk dat ‘levitatie zonder aanraking, zoals voortgebracht in aanwezigheid van mediums, prestaties zijn die het vermogen van de professionele goochelaar volkomen te boven gaan’; dat het niet gebeurde door menselijke tussenkomst, welke andere kracht het dan ook is geweest.’*

*Dit lijkt de veelvuldige grootspraak van een beroemde goochelaar uit onze tijd, James Randi, te ontkrachten of op zijn minst ernstig in twijfel te trekken; hij zegt dat hij op het toneel elk mediamiek verschijnsel precies kan herhalen en kan aantonen dat het bedrog is.

Maskelyne legt de nadruk erop dat hij ‘nooit heeft ontkend dat zulke manifestaties echt zijn, maar ik beweer dat ze geen jota bewijs bevatten dat geesten van overledenen niets beters te doen hebben dan meubilair rond te laten zweven’.

Het verschijnsel levitatie is niet moeilijk te verklaren, zegt HPB. Verander de polariteit van een voorwerp of van het menselijk lichaam en het zal omhooggaan, want de aantrekking ervan tot het magnetisch centrum van de aarde – dat de illusie van gewicht veroorzaakt – is verbroken.18 Men kan dit op verschillende manieren doen, waarvan er één door HPB in een brief van 3 april 1886 aan Hartmann is aangegeven. Het is op zijn plaats deze manier hier te herhalen, maar nu in de volledige context, omdat we de periode naderen waarin HPB Olcott voor het eerst ontmoette. Dat was in de beroemde boerderij van de familie Eddy in Vermont:

Ik werd opzettelijk naar Amerika en naar de familie Eddy gestuurd. Daar trof ik Olcott aan die dol was op geesten. . . . Ik had de opdracht hem te laten weten dat spiritistische verschijnselen zonder de filosofie van het occultisme gevaarlijk en misleidend waren. Ik bewees hem dat alles wat mediums konden doen met behulp van [zogenaamde] geesten, anderen geheel zonder geesten en naar willekeur konden doen; dat bellen en gedachtelezen, klopgeluiden en fysieke verschijnselen konden worden veroorzaakt door ieder die het vermogen had om, terwijl hij in zijn fysieke lichaam is, te handelen via de organen van zijn astrale lichaam. Ik had dat vermogen sinds ik vier jaar was, zoals mijn hele familie weet. Ik kon meubilair laten bewegen en voorwerpen schijnbaar laten rondvliegen, terwijl mijn astrale armen die ze droegen onzichtbaar bleven; en dit alles lang voordat ik over Meesters had gehoord. Wel, ik vertelde [Olcott] de hele waarheid. Ik zei hem dat ik adepten, de ‘Broeders’, had gekend, niet alleen in India en voorbij Ladakh, maar ook in Egypte en Syrië – want daar zijn ‘Broeders’ tot op de dag van vandaag.19

 

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 118-21

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag