Theosophical University Press Agency

De Papyrus van Ani – Inwijding en het leven na de dood

Gerald J. Schueler

Het denkbeeld dat de mens een onsterfelijke spirituele natuur bezit, of tenminste een etherisch lichaam dat de dood overleeft, is door de eeuwen heen op velerlei manieren tot uitdrukking gebracht. Een belangrijk uitvloeisel van dit denkbeeld is het bestaan van een reeks gebieden of werelden, die hun oorsprong hebben in spirituele hoogten en in stoffelijkheid toenemen totdat onze aarde, de laagste en meest vaste wereld, is bereikt. Voorts heeft de mens een reeks subtiele lichamen die met deze gebieden overeenstemmen: een stoffelijk lichaam op het stoffelijke gebied, een mentaal lichaam op het mentale gebied, enzovoort.

Het bewustzijn overleeft de dood en ondergaat ervaringen in geëigende toestanden na de dood, die het gevolg zijn van het karma dat tijdens het leven is gemaakt. Om zich op deze ervaringen na de dood voor te bereiden zonder te sterven, werd een proces van training ontwikkeld dat als inwijding bekendstaat. In de oude wereld nam het blijkbaar de vorm aan van een ‘drama’, waarin de kandidaat voor inwijding in de mysteriën een reeks ontmoetingen onderging die een psychische en spirituele dimensie hadden. Verhalen en tekeningen van mensen die door de onderwereld werden geleid, vormden tevens het patroon voor inwijdingsplechtigheden. G. de Purucker geeft de volgende uitleg:

Inwijding is een soort tijdelijke ‘dood’ van de gehele lagere mens, een ‘slaap’ van de lagere psychische natuur, en een magische intense bewustwording van het hogere psychische deel, waar het innerlijke licht van het monadische bewustzijn van de mens dan op straalt.
Bron van het occultisme, blz. 677-8

Inwijding is dus een middel waardoor men zich bewust kan worden van de innerlijke gebieden of werelden, die we iedere nacht in de slaap en periodiek in de dood binnengaan. Kortom, het proces van inwijding, hoewel voor het overige gelijk aan de dood en de slaap, wordt in het volle bewustzijn en met behoud van de herinnering ondergaan.

Eén van de bekendste schilderingen van de toestanden na de dood is waarschijnlijk die van de oude Egyptenaren. Zij geloofden dat iedereen werd geoordeeld in een plaats, Amentet genaamd. In de Papyrus van Ani bijvoorbeeld ziet men hoe de schrijver Ani in zijn etherisch lichaam (ka) Amentet binnengaat. Hier hanteert de god Anubis, die het hoofd van een jakhals heeft en de zoon van Osiris en Nephthys is, een grote weegschaal waarop Ani’s hart, dat zijn vroegere gedachten en daden symboliseert, tegen een veer wordt gewogen. Deze waardebepaling moet plaatsvinden voor hij op de hogere gebieden een ‘goddelijk hart’ kan ontvangen. De veer is het symbool van gerechtigheid en waarheid, gepersonifieerd door de godin Maat, die overeenkomt met karma in zijn universele (macrokosmische) en individuele (microkosmische) aspecten, die beide in het woord maati besloten liggen. Het hart (ab) staat voor de persoonlijkheid, die de emoties van de ka verbindt met de gedachten van de ba (ziel of hoger denkvermogen).*

*De ka komt overeen met kamarupa, het begeertelichaam van de theosofie; de ab met kama-manas, het begeerte-verstand; en de ba met buddhi-manas, het verlichte denkvermogen.

Boven Ani en de weegschaal bevindt zich het gezelschap van de goden dat toeziet op deze weging, terwijl aan de andere zijde van de weegschaal Thoth met het ibis-hoofd de uitslag optekent. Thoth is de god van wijsheid, gemaal van de godin Maat. Achter Thoth wacht een ongewoon schepsel, Amemit geheten, dat tracht ‘krachtige heerschappij’ over de overledene te verkrijgen. Het voorste deel van het lichaam van Amemit is dat van een krokodil, het middelste deel dat van een leeuw, en het achterdeel dat van een nijlpaard. Zijn naam kan betekenen ‘de honger van de doden’, de belichaming van onverzadelijke begeerte. Dit monster van zijn eigen angsten en hartstochten moet de overledene onder ogen zien en overwinnen of anders zal het zeker hem overwinnen.

Dit tafereel geeft niet alleen een beeld van de ervaringen waarmee de overleden schrijver Ani in Amentet wordt geconfronteerd, maar symboliseert ook de inwijding. In dit ritueel moet een kandidaat zijn stoffelijk lichaam (khat) tijdelijk verlaten en in zijn etherisch lichaam (ka) naar Amentet reizen, waar hij het proces van weging ondergaat. Als hij zegeviert, wordt hij één met Osiris, de god die heerst over de cyclus van wedergeboorte. (Deze functie ligt besloten in de betekenis van het woord asar, waaraan de naam Osiris is ontleend.) Evenals Osiris wordt Ani zo op bewuste wijze herboren.


Het wegen van Ani’s hart

Wegen van het hart

Beneden het gezelschap van de goden betreden Ani en zijn vrouw de Hal des Oordeels. Op pylonen ziet men aspecten van de ziel van Ani, terwijl Anubis de weegschaal beproeft en Thoth de uitslag optekent van het wegen van Ani’s hart tegen de veer van waarheid. Achter Thoth wacht het monster Amemit.

Osiris Ani

De Osiris Ani wordt door Horus in tegenwoordigheid van Osiris gebracht. Hij knielt voor het heiligdom waar Osiris op een troon zit, geflankeerd door Isis en Nephthys. De vier zonen van Horus bovenop de lotus stellen de vier windstreken voor.


De tekst bij Ani luidt:

Uit te spreken door de Osiris Ani:
Mijn hart (ab), mijn moeder, mijn hart, mijn moeder,
Mijn uiterlijk hart (hati-ab) dat ik heb omgevormd;
Sta op voor mij in potentiële vorm.
Keer tot mij terug voor de goddelijke chefs (Tchatchau).*
Word geen last voor mij in tegenwoordigheid van de Wachter van de Weegschaal (Anubis),
U bent mijn ka die in mijn lichaam woont en de samenstellende delen van mijn lichaam krachtig bijeenvoegt,
Dat u zonder beletsel naar voren mag treden naar de plaats van schoonheid en harmonie, in mijn naam van Shenit,**
Opdat ik kan blijven spreken met de god van schoonheid en harmonie.
Dat u dit mag horen.
Pert em Hru, hfst. 30b***

*E.A. Wallis Budge vertaling: ‘Moge er geen weerstand tegen mij bestaan in het oordeel. / Moge er geen afkeer tegenover mij bestaan bij de goddelijke chefs.’ The Egyptian Book of the Dead, blz. 11.
**De Shenit waren speciale functionarissen van de koning. Volgens Budge waren ze de ‘ambtenaren aan het Hof van Osiris’ (Osiris and the Egyptian Resurrection, deel 1, blz. 333). Er kan evenwel een diepere betekenis aan het beeldschrift worden ontleend, want shenit bevat shen (cyclus) en ser (vorst of groot man). De hiëroglief kan dus ‘cyclussen van de vorst’, betekenen, waarin vorst, evenals moeder, een symbool is voor het reïncarnerende ego.
***Letterlijk ‘Het naar voren treden in de dag’; de titel Book of the Dead (Dodenboek) werd door moderne Egyptologen aan deze verzameling papyrussen gegeven.

Het oordeel in Amentet is een eerste vereiste om verder te kunnen gaan. Alleen iemand wiens hart even zuiver is als de waarheid (maat) kan dit stadium verlaten en naar hogere gebieden of werelden gaan.

Thoth, de optekenaar, staat tegenover Ani, terwijl hij de uitslag noteert. De tekst bij hem luidt:

Uit te spreken door Thoth, ontsluiter van de waarheid, tot het grote gezelschap van de goden dat in tegenwoordigheid van Osiris is;
Dat u deze woorden mag horen die in waarheid bestaan over de weging volgens het hart van hem die Osiris is geworden.
Zijn ziel (ba) verrees in de potentiële vorm (getuigenis) voor hem ten tijde van de waarheid op de Grote Weegschaal.
Hij bleek geen enkel kwaad te hebben bedreven.
Hij koesterde geen onvervulde begeerten.
Zijn Bron van Licht is niet gespleten.
Hij is niet beïnvloed door de overgang.
Hij zal aan u onderworpen zijn tot hij kan bestaan als een Meester van de Aarde.

Het hart (ab) van de kandidaat bleek zuiver te zijn en het karmische overblijfsel van zijn leven kan boven zijn ka oprijzen tot zijn ba. Waren er onzuiverheden geweest, dan zou het karmische overblijfsel (potentialiteiten voor verdere ervaringen) te zwaar zijn geweest om op te stijgen en zou de weegschaal naar de verkeerde kant hebben doen doorslaan.

Bovenop de weegschaal zit Thoths Aap met de hondenkop. Omdat Thoth de goddelijke intelligentie is, stelt zijn ‘aap’, het verwrongen beeld van de goddelijke intelligentie, de menselijke intelligentie voor, de logica en de rede van het menselijk verstand.

Het gezelschap van de goden legt dan eensgezind de volgende verklaring voor Thoth af:

Wat uw mond heeft uitgesproken is waar ten aanzien van de potentialiteit van de Osiris schrijver Ani, die waarheid-sprekend is.
Hij heeft geen kwaad bedreven.
Hij heeft geen overtredingen tegenover ons begaan.
Hij heeft zich hier niet met geweld laten overmeesteren door Amemit.
Moge hij gevoed worden en het hem vergund zijn naar voren te treden in tegenwoordigheid van Osiris in het rijk dat gevestigd is in Sekhet-Hetepet (‘Velden van Vrede en Voeding’) geschikt voor de volgelingen van Horus.

Deze uitspraak door het gezelschap van de goden staat de kandidaat toe naar het volgende stadium te gaan, de confrontatie met Osiris, de Heer van Amentet. De god Horus, zoon van Osiris en Isis, leidt Ani nu naar de troon van Osiris. Horus richt zich tot zijn vader en zegt dat het wegen had plaatsgevonden overeenkomstig de goddelijke wet en dat de kandidaat zonder kwaad bleek te zijn. Op dit punt moet de Osiris Ani tot zijn eigen verdediging spreken. Hij zegt tegen Osiris:

Dat u mij mag toelaten in uw tegenwoordigheid, O goddelijke heer van Amentet.
Er zijn geen gebreken in mijn lichaam, noch in mijn spraak [die mij zouden beletten] volledig het bewustzijn te bewaren.
Niet één! Niet één!
Moge mij daar een bestaan geschonken worden gelijk aan dat van de gunstelingen die bij u verblijven, O Osiris.
Moge ik zeer begunstigd worden door de schitterende god, en bemind door de Heer van de Twee Landstreken.

Kort samengevat, de oude Egyptenaren geloofden in reïncarnatie (Osiris) en karma (Maat), en in een oordeel na de dood (Anubis) over wat van één leven was opgetekend (Thoth), gevolgd door de assimilatie van de persoonlijkheid (ab). Ze waren van mening dat wanneer het bewustzijn het lichaam (khat) bij de dood verlaat in een subtiel lichaam (ka), dit van aangezicht tot aangezicht kwam te staan met zijn eigen onvervulde begeerten (Amemit). Ze betoogden dat de toestand na de dood (Neter-khert) werd gekenmerkt door sterke krachten van ontbinding (Set) en gebrek aan samenhang (Apep), terwijl een tegenwicht werd gevormd door de complementaire krachten van cohesie en creativiteit (Isis). Als ze op zichzelf waren aangewezen, zouden de meeste mensen onder deze krachten bezwijken en het bewustzijn verliezen. De hele toestand na de dood, die volkomen karmisch van aard is, zou daardoor in een droomachtige bewusteloosheid worden doorgebracht en wedergeboorte zou plaatsvinden zonder enige herinnering aan het vorige leven. Maar ze geloofden ook dat de overledene deze processen niet alleen hoefde te ondergaan. Indien hij dit waardig was, kon hij door telepathische gemeenschap met een nog op aarde zijnde Kher-heb priester geholpen worden, die hem herinnert aan zijn ware spirituele essentie (Horus), aan die hogere tegenhanger in hemzelf die niet sterft (Osiris) en niet onderworpen is aan de vreselijke krachten die hem nu omringen (Nephthys). Het doel, dat alleen door de verst gevorderden ten volle kan worden bereikt, is het handhaven van de continuïteit van het bewustzijn tijdens het gehele proces en te worden herboren met een heldere herinnering aan het vorige leven. Iemand die daarin slaagde werd een ‘Meester van de Aarde’ genoemd.

Hoewel er in onze tijd weinig mensen zijn die zich zorgen maken over een ontmoeting met godheden of monsters, zijn de leringen van de Egyptenaren misschien niet zo verouderd als ze op het eerste gezicht lijken. Volgens de oude traditie zijn slaap en dood broeders. Als dit zo is, dan heeft de ontmoeting met Amemit zijn tegenhanger in het verschijnsel van de nachtmerrie, en heeft het proces van het wegen van Anubis zijn tegenhanger in de nachtelijke werkingen van het menselijk geweten, waarin Thoth de vorm aanneemt van ons geheugen en de Aap van Thoth als ons rationaliseren optreedt.

Volgens de Egyptenaren is de enige manier om veilig door deze angstaanjagende processen heen te komen zich tijdens het leven hierop voor te bereiden. Inwijdingen, zoals die welke werd beschreven voor Ani, vormden een essentieel deel van de Egyptische cultuur, en de verworven inzichten hebben bijgedragen tot de lange levensduur van dat land. Deze inzichten waren niet louter een verzameling uiterlijke gegevens, maar eerder het bewust tot uitdrukking brengen van het goddelijk potentieel van de aspirant. Inwijding moet niet lichtvaardig worden ondernomen, want het vergt vele lange jaren, doorgaans levens van voorbereiding, voor men in staat is om zelfs inleidende beproevingen met goed gevolg te doorstaan. Alleen hij die geheel vrij is van zielsgebreken kan Osiris worden. Het sublieme doel van de kandidaat is eens een Meester van de Aarde te worden, zodat hij op zijn beurt anderen kan helpen zich bij het gezelschap van de goden te voegen.

Oude beschavingen en hun spirituele tradities: Egypte

Artikelen van Gerald J. Schueler


Uit het tijdschrift Sunrise jul/aug 1982

© 1982 Theosophical University Press Agency