Theosophical University Press Agency

Licht uit het oude Egypte

I.M. Oderberg

De oude Egyptenaren zagen mens en kosmos als een dualiteit: ten eerste, de hoge God of goddelijke geest die aan het begin van de openbaring opsteeg uit de oerwateren van de ruimte;1 ten tweede, het materiële aspect, dat tot uitdrukking brengt wat in de goddelijke geest aanwezig is en in een proces van voortdurende wording moet zijn. Met andere woorden, de kosmos bestaat uit lichaam en ziel. De mens, die verscheen als het beeld van de godheid, is ook dualistisch en het doel van zijn evolutie is een volledig bewuste terugkeer naar de goddelijke geest.

Groei komt tot stand door een opeenvolging van levens, een opvatting die men kan vinden in teksten en die is vervat in de symboliek. Herodotus, de Griekse historicus (5de eeuw v.Chr.), schreef dat

de Egyptenaren de eersten waren die leerden dat de menselijke ziel onsterfelijk is en na de dood van het lichaam overgaat in een ander levend iets, dat dan geboren wordt: en na door alle schepselen van het land, de zee en de lucht te zijn gegaan (een cyclus die in 3000 jaar wordt volbracht), treedt ze opnieuw een menselijk lichaam bij de geboorte binnen.2

De theorie van reïncarnatie wordt vaak toegeschreven aan Pythagoras, omdat hij enige tijd in Egypte doorbracht, zijn filosofie bestudeerde en volgens Herodotus ‘deze gedachte als de zijne overnam’.

Dr. Margaret A. Murray,3 die met prof. Flinders Petrie samenwerkte, illustreert het Egyptische geloof door te verwijzen naar de ka-namen4 van drie koningen; de eerste twee uit de twaalfde dynastie: die van Amonemhat de 1ste betekent ‘Hij die geboorten herhaalt’, Senusert de 1ste: ‘Hij wiens geboorten leven’, en de ka-naam van Setekhy de 1ste uit de 19de dynastie was ‘Herhaler van geboorten’.

Men heeft reïncarnatie in verband gebracht met de rituelen van Osiris, een van de mysteriën of inwijdingscyclussen die in Egypte gangbaar waren. Het begrip transformatie, zoals dat in de Egyptische teksten is vastgelegd, is op verschillende manieren geïnterpreteerd. De Brière spreekt erover in astronomische termen: ‘De bewuste ziel ging opnieuw door de poort van de goden of Capricornus, de Amenti, de waterige hemelen, binnen, waar ze altijd met vreugde verbleef, totdat ze, afdalend door de poort der mensen, of Cancer, een nieuw lichaam ging bezielen.’5

Herodotus schrijft over transmigratie, d.w.z. dat de ziel in verschillende dieren verblijft voordat ze in een menselijke vorm wordt herboren. Dit heeft geen betrekking op de menselijke ziel, maar op de moleculen, atomen en andere bestanddelen die haar bekleding vormen. Ze trekken naar die voertuigen, waarvan de eigenschappen lijken op die van hun vorige gastheer en worden magnetisch aangetrokken tot het nieuwe milieu door het stempel dat de menselijke ziel daarop heeft afgedrukt, of dit van fijne of grove aard is. Er komt uit het Dodenboek en andere teksten heel duidelijk naar voren dat de ziel zelf na de dood ervaringen ondergaat in Duat (Dwat) of de Onderwereld, het rijk en de toestand tussen hemel en aarde, of onder de aarde, waar de zon geacht werd doorheen te gaan tussen zonsondergang en zonsopgang.

De evolutie van het bewustzijn wordt gesymboliseerd door de zonneboot die door de Duat vaart. In dit verband stellen de ‘uren’ van de reis de ontwikkelingsstadia voor. Bika Reed schrijft dat in een bepaald ‘uur’ de mens de ‘Rebel in de Ziel’6 ontmoet, dat wil zeggen, in het ‘uur van spirituele transformatie’. En in zijn vertaling van de rol zegt Reed: ‘de ziel waarschuwt dat alleen als de mens zijn evolutie mag voortzetten, het intellect het hart kan bereiken’.

Eén tekst, die onlangs door Leonard H. Lesko werd vertaald als onderdeel van een dissertatie, is getiteld The Ancient Egyptian Book of Two Ways.7 Dit geschrift behandelt niet alleen de rituelen die op toestanden na de dood zouden slaan – in sommige opzichten overeenkomend met het Dodenboek – maar het doet ook sterk denken aan een ritueel dat verband houdt met de inwijding van het ene gebied van zelfwording naar een ander. Lesko ziet zijn werk als pioniersarbeid. Het vertalen en interpreteren van de teksten was extra moeilijk door de toevoeging van ‘ouder materiaal dat vaak was verminkt door fouten van kopiisten’ (blz. 3). Ondanks dat komt er een beeld naar voren van de ‘overledene’ of de kandidaat voor inwijding die een punt bereikt waar de weg zich in tweeën splitst, ‘De Twee Wegen ter Bevrijding’ genaamd, en hoewel beide de neofiet kunnen voeren naar de woonplaats van de Akhu (de ‘Gezegenden’) – een naam voor de goden en ook voor de succesvolle ingewijden – houden ze verschillende ervaringen in. De ene weg, die over land en water voert, is die van Osiris of de cyclische natuur en omvat vele incarnaties. De andere weg leidt door het vuur in een directe of verkorte reis langs de route van Horus, die in vele teksten de goddelijke vonk in het hart symboliseert.

In de Corpus Hermeticum8 was Thot – Tehuti – de geest van de godheid die de Alexandrijnse Grieken identificeerden met Hermes. Een van de voornaamste boeken van Hermetica is bijvoorbeeld de Poimandres verhandeling, of Pymander. De oude drie-eenheid Atum-Ptah-Thot werd in het Grieks weergegeven als theos (god) – demiourgos of demiourgos-nous (Demiurg of demiurgische geest) – nous, en logos (de geest en het Woord). De tekst zegt dat Thot, na het ontwerpen en bouwen van de kosmos, zich met de demiurgische geest verenigt. Er zijn andere uitdrukkingen die bewijzen dat de tekst van de Poimandres een Hellenistische versie is van de Egyptische leer. Een belangrijk begrip hierin is dat van het ‘weer-nieuw-maken’. De verhandeling vermeldt dat alle dierlijke en plantaardige vormen in zich ‘het zaad van opnieuw-worden’ bevatten – een duidelijke verwijzing naar wederbelichaming – ‘iedere geboorte van bezield vlees. . . . zal zich noodzakelijkerwijs vernieuwen’. G.R.S. Mead interpreteert dit als palingenese of reïncarnatie – ‘de vernieuwing op het karmische wiel van geboorte en dood’.9

Laten we eens kijken naar de vertaling van Walter Scott van de Poimandres.10 Boek 1, §24 zegt: ‘Bij de ontbinding van uw stoffelijk lichaam wordt eerst het lichaam zelf opgegeven ter verandering’, en het zal door de natuur worden opgenomen. De overige samenstellende delen van de mens keren terug naar ‘hun eigen bronnen, waar zij deel gaan uitmaken van het heelal en aan nieuwe combinaties beginnen om ander werk te doen’. Hierna ‘stijgt’ de werkelijke of innerlijke mens ‘opwaarts door de structuur van de hemelen’, waarbij hij in elk van de zeven zones bepaalde energieën en daarbij behorende substanties achterlaat. De eerste zone is die van de maan; de tweede, de planeet Mercurius; de derde, Venus; de vierde, de Zon; de vijfde, Mars, de zesde, Jupiter en de zevende, Saturnus. ‘Na zich te hebben ontdaan van alles wat hem was aangegroeid’ tijdens zijn vorige afdaling in incarnatie op aarde, gaat hij op naar de hoogste sfeer, ‘nu beschikkend over zijn eigenlijke kracht’. Uiteindelijk gaat hij het goddelijke binnen. ‘Dit is het Goede; dit is de vervulling voor hen die gnosis hebben verworven’.11

Iets verder, in Boek 10, §17, verklaart de Poimandres dat geest en ziel alleen verenigd kunnen worden door middel van een aardelichaam, omdat de geest dit alleen niet kan en een aards lichaam ‘de aanwezigheid van dat machtige en onsterfelijke wezen’ niet zou kunnen verdragen’ en ook een zo grootse kracht zich niet zou kunnen onderwerpen aan het contact met een lichaam dat bezoedeld is door begeerten. En daarom omhult de geest zich met de ziel’ (vert. Scott).

In Hermetica, Uittreksel 23, Isis tot Horus, staat:

. . . Want er zijn [in de wereld boven ons, twee goden] die de wachters zijn van de Voorzienigheid die alles regeert. Een van hen is de Bewaarder van de zielen: de ander is de Begeleider van de zielen. De Bewaarder is degene die de onbelichaamde zielen onder zijn hoede heeft: de Begeleider is degene die de zielen die van tijd tot tijd belichaamd zijn, naar de aarde zendt en ze hun verschillende plaatsen aanwijst. En hij die over de zielen waakt, en ook hij die ze uitzendt, handelen volgens de wil van God.

Er zijn veel teksten die de term ‘transformaties’ gebruiken en het volgende van R.T. Rundle Clark is een goede toelichting op dit begrip:

Om de hoogten van de hemel te bereiken, moet de ziel die transformaties ondergaan waar de hoogste god doorheen ging toen hij zich ontwikkelde van een geest in de oerwateren tot zijn uiteindelijke staat van zonnegod.12

Dit zou kunnen betekenen dat menselijke zielen, als ze zich in de stof openbaren, het pad volgen van de goddelijke en spirituele bouwmeesters van het heelal.

Er is reden om aan te nemen dat de avonturen van de ziel na de dood in de Duat of de Onderwereld ook werden ondergaan door een neofiet tijdens zijn inwijding. Als de beproeving met succes wordt bekroond, zal de ontwaakte mens daarna spreken met het gezag dat is ontleend aan directe ervaringen. In de alleroudste tijden van Egypte werd zo’n ingewijde een ‘zoon van de zon’ genoemd, want hij belichaamde de zonneglorie. Voor de rest van de mensheid gaat het langzamer, al gaat ze wel vooruit, maar geleidelijker, in de loop van vele levens. Het uiteindelijke doel is hetzelfde: het punt bereiken waarop de hoogste eigenschappen van het spirituele element dat besloten ligt in de strevende ziel naar buiten stralen.

Noten

  1. De ruimte, gesymboliseerd door de oerwateren, bevat de zaden en mogelijkheden van alle levende wezens in latente staat. Op het juiste ogenblik van ontwaken, nemen ze alle een vorm aan die past hij hun inherente eigenschappen. Of, om het anders uit te drukken, het Woord, uitgesproken door de goddelijke geest, roept het gemanifesteerde leven op tot een nieuw begin.
  2. Herodotus, uitg. Loeb, vert. A.D. Godley, herdruk 1981, boek 2, §123.
  3. Margaret A. Murray, The Splendour That Was Egypt, 1949, blz. 211.
  4. De ka-naam heeft betrekking op de vitale essentie van een mens.
  5. Geciteerd in James Bonwick, Egyptian Belief and Modern Thought, herdruk 1956, blz. 80.
  6. Rebel in the Soul, a sacred text of ancient Egypt, Bika Reed, vertaling van en commentaar op de Berlijnse Papyrus 3024, 1978, blz. 10, 114. De tekst werd eerst vertaald door Adolph Erman (in het Duits) in 1896 als ‘Een mens vermoeid van het leven in gesprek met zijn ziel’. Dr. Helmuth Jacobsohn, een Jung-psycholoog en Egyptoloog, onderzocht de tekst kritisch en publiceerde zijn eigen vertaling en commentaar in Timeless Documents of the Soul (1968) als ‘The Dialogue of a World-Weary Man with his Ba’. Hij concludeerde dat de schrijver van de tekst zelfmoord afwees, in plaats van die weg te volgen zoals sommige Egyptologen hadden beweerd. Dr. Jacobsohn wees erop dat de rol, die geschreven was in de hiëratische of priestertaal, in werkelijkheid ging over de unio mystica of ‘mystieke vereniging’ van de ziel met een god. Bika Reed ziet in de rol een ‘inwijdingstekst’ .
  7. The Ancient Egyptian Book of Two Ways, vertaling en commentaar van Leonard H. Lesko, 1977.
  8. Sommige geleerden menen dat de Corpus Hermeticum of Boeken van Hermes aan christelijke teksten zijn ontleend, maar de begrippen daarin zijn beslist Oudegyptisch van oorsprong, vertaald in Alexandrijns Grieks en Latijn.
  9. Thrice-Greatest Hermes, vertaling van de nog bestaande teksten en commentaren van G.R.S. Mead, 1964: herdruk van 1ste uitg. van 1906: deel 1, blz. 94; deel 2, blz. 55.
  10. Hermetica, The Ancient Greek and Latin Writings which Contain Religious or Philosophic Teaching, Ascribed to Hermes Trismegistus, uitg. en vert. Walter Scott, deel 1, blz. 517.
  11. Volgens Scott betekent gnosis in dit verband niet alleen kennis van het goddelijke, maar ook de relatie tussen het werkelijke zelf van de mens en de godheid.
  12. R.T. Rundle Clark, Myth and Symbol in Ancient Egypt, 1959, blz. 31.

Oude beschavingen: Egypte

Reïncarnatie en wederbelichaming

Artikelen van I.M. Oderberg


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 1985

© 1985 Theosophical University Press Agency