Theosophical University Press Agency

‘Een boek dat een revolutie inhoudt’*

Michael Gomes**

*De titel van een voorbespreking van Isis ontsluierd door Alexander Wilder, Banner of Light, 30 december 1876, blz. 5.
**Overgenomen met toestemming van The Theosophical Publishing House, Wheaton, IL, en van Michael Gomes.

Boekbespreking: Isis ontsluierd: Een sleutel tot de mysteries van oude en moderne wetenschap en religie, H.P. Blavatsky.


[Leest men het boek van Michael Gomes, The Dawning of the Theosophical Movement, dan wil men veel meer weten over H.P. Blavatsky en de drijvende kracht achter de publicatie van haar tweedelige boek van 1600 bladzijden, getiteld Isis ontsluierd, binnen twee jaar na de Stichting van de Theosophical Society. In deel iii van zijn hoofdstuk III geeft Gomes een kleurrijk en zorgvuldig gedocumenteerd verslag van enkele gebeurtenissen die onmiddellijk voorafgingen aan en volgden op de publicatie. Omdat de beperkte ruimte ons slechts toestaat gedeelten uit zijn verslag over te nemen, wijzen [. . .] aan waar gedeelten zijn weggelaten. We hebben ook de erboven geschreven nummers, die naar gegevens over zijn bronnen verwijzen, geschrapt, want de schrijver geeft de identiteit hiervan grotendeels aan in de tekst. Red.]

Isis ontsluierd: Een sleutel tot de mysteries van oude en moderne wetenschap en religie door H.P. Blavatsky, met een opdracht van de schrijfster aan de Theosophical Society, werd op 29 september 1877 ingeschreven in het Copyright Office van de Library of Congress, Washington, D.C., . . . maar mededelingen, aankondigingen en zelfs gedeeltelijke recensies van het boek waren al maanden tevoren verschenen.

De New Yorkse World bevatte al op 23 januari 1877 een interview met de schrijfster onder de kop ‘Een boeddhistisch boek op komst. ‘De sluier van Isis’ en de dame die het schrijft.’ De verslaggever, die haar in 302 West 47th Street bezocht, zegt dat er ‘honderden en nog eens honderden met de hand geschreven vellen papier op de tafel en het schrijfbureau lagen opgestapeld en dicht over de vloer waren verspreid, en in de beperkte ruimte op de tafel, vrijgehouden om te lezen en te schrijven, lagen drukproeven en nog meer manuscripten en schrijfmateriaal.’ Ze verklaarde zelf boeddhist te zijn toen naar haar religie werd gevraagd, . . .

De dag nadat ze de redacteur van het blad schreef dat ze bezwaar maakte tegen enkele fouten die in dit interview waren geslopen, verscheen er een gematigder aankondiging van het in uitvoering zijnde boek. ‘Hoewel het een boeddhistische strekking heeft en door een beëdigd boeddhist is geschreven, is het niet alleen een verhandeling over het boeddhisme, maar een ambitieuze poging om de zogenaamde dwalingen en verkeerde voorstellingen van de hedendaagse wetenschap en het christendom aan de kaak te stellen.’ . . .

Toen de boeddhistische auteur van het ‘op komst zijnde boeddhistische boek’ in mei werd bezocht door een boeddhistische reiziger, Wong Chin Foo, stond ook dit in de dagbladen. De New Yorkse Sun van 6 mei ruimde twee volle kolommen in voor een gesprek over het boeddhisme, dat Mw. Blavatsky definieerde als

de ‘wijsheid-religie’ die ten grondslag ligt aan alle religies in hun zuivere vorm. Het is volmaakt monotheïsme, want het aanvaardt één grenzeloos, oneindig, onbegrijpelijk beginsel, dat het intellect van de mens niet kan vatten. Het is zowel een filosofie als een religie, en men moet ervoor waken de filosofie niet te verwarren met de mythen, de dogma’s, de inconsequenties en ongerijmdheden waarmee het bijgeloof van vele generaties van gelovigen het heeft bezwaard. . . .

In de hele laatste week van juni begonnen er aankondigingen van Isis ontsluierd te verschijnen in bladen van uiteenlopende aard, zoals de Publishers Weekly, Commercial Advertiser, Home Journal, de Bostonse Herald, de Tribune in Chicago en de Plain Dealer in Cleveland. Aan de hand van het voorbericht en de inleiding van het boek kon de New Yorkse World omstreeks 23 augustus een voorlopige recensie plaatsen, getiteld ‘De sluier van Isis opgelicht. Mw. Blavatsky verschaft een universele sleutel tot oude mysteriën.’ Deze werd snel gevolgd door een aankondiging vooraf van dr. G. Bloede uit Brooklyn op de voorpagina van de Banner of Light van 8 september 1877, en een van Stainton Moses in het Londense spiritistische tijdschrift Human Nature van september 1877.

Deel 1, met 800 bladzijden, in rode band met de titel in goud en op de rug een afbeelding van de godin op een sfinx, werd tegen eind september de wereld ingezonden en met respect door alle New Yorkse kranten besproken, met uitzondering van de Times, waarvan de recensent aan Bouton [de uitgever] schreef: ‘Het spijt me dat we ons niet met Isis ontsluierd kunnen inlaten. We hebben een heilige afschuw van Mw. Blavatsky en haar brieven.’ Maar de meeste recensenten waren van oprecht ontzag vervuld, en adjectieven als ‘monumentaal, verbazingwekkend, opmerkelijk, wonderbaarlijk, kolossaal’ waren er in overvloed. De Herald van 30 september verklaarde dat zij de Duizend-en-één-Nacht had overtroffen. Tegen oktober berichtte de American Bookseller ‘De verkoop van Mw. Blavatsky’s Isis ontsluierd is voor een boek van dergelijke aard ongekend, want de hele editie is binnen tien dagen na zijn verschijnen uitverkocht.’ Een tweede druk verscheen tegen november, en de schrijfster kon aan Mordecai Evans, een vooraanstaand theosoof in Philadelphia, schrijven: ‘Dankzij Brahma en de hele heilige godenfamilie die in moksha verblijft, wordt de tweede editie van Isis even snel verkocht als de eerste. Deze ‘bevat een inhoudsopgave’ – een hele verbetering. De Londense uitgever Quaritch heeft zojuist om een vierde zending gevraagd en de boot van morgen brengt de eerste zending naar de Corresponderende Leden van de Theosophical Society in India.’

Toen H.P.B. een exemplaar aan de antropoloog Alfred Wallace als geschenk aanbood, verklaarde zij,

Mijn titel is eigenlijk een verkeerde benaming, want ik onthul niet de verborgen geheimen van de gevreesde godin – Isis. Het is onnodig u, die in het Oosten hebt gewoond, te zeggen dat de laatste mysteriën en geheimen nooit aan het gewone publiek worden meegedeeld. Het boek zou ‘De sluier van Isis’ zijn gaan heten en, omdat aan het eerste deel al een vaste vorm was gegeven voor ik vernam dat Mr. Winwood Reade mij vóór was geweest, moest ik mijn best doen de titel van mijn boek te wijzigen. . . . Al neem ik de sluier van de Saïtische godin niet geheel weg, ik hoop althans in voldoende mate te hebben aangeduid waar de Sluier van haar heiligdom kan worden opgelicht door hen, die bereid zijn zich te houden aan de vier hoofdregels van de zogenaamde ‘magische’ of occulte psychologie – Weten, Willen, Durven en Zwijgen. Achter de sluier ligt de sleutel tot de moderne spiritistische verschijnselen, en alleen daar kan het geheim der geheimen worden ontdekt: wat de mens is, zijn oorsprong, zijn vermogens en zijn bestemming.

Wallace, aan wie de ontdekking van de theorie van de natuurlijke selectie mede wordt toegeschreven, antwoordde op zijn beurt:

Ik sta verbaasd over de enorme geleerdheid die in [uw boeken] ten toon wordt gespreid en de grote betekenis van de onderwerpen die ze behandelen. Bovendien is uw beheersing van alle finesses van onze taal zodanig, dat u op dat punt geen kritiek hoeft te vrezen. Uw boek zal voor veel spiritisten een hele wereld van nieuwe denkbeelden doen opengaan en zal stellig van de grootste waarde zijn bij het onderzoek dat nu zo serieus aan de gang is.

Epes Sargent, een Amerikaanse onderwijskundige, die enkele standaard leesboeken voor schoolkinderen had geschreven, was eveneens onder de indruk toen hij een voorontwerp van het boek las. ‘Waar hebt u de beheersing over zo’n krachtige, heldere, meesterlijke stijl opgedaan?’ schreef hij terug. ‘Het is allemaal prachtig onder woorden gebracht, en wat meer is, met kracht.’

Tegen 1879 werd het boek als een representatief voorbeeld in zijn soort vermeld in de tabellen van afleidingen en bijdragen tot de taal in de Origin, Progress and Destiny of the English Language and Literature [Oorsprong, vooruitgang en bestemming van de Engelse taal en literatuur]. De schrijver, John Weisse, die Blavatsky in West 47th Street had bezocht, noemde Isis ontsluierd een ‘schatkamer van nieuwe spreekwijzen en feiten, die op zo levendige wijze met elkaar in verband zijn gebracht, dat zelfs de oningewijde ze met belangstelling kan lezen.’

In 1895 publiceerde de Londense Society for Psychical Research als bijvoegsel bij Vsevolod S. Soloviovs boek A Modern Priestess of Isis [Een moderne priesteres van Isis], een bespreking van een recensent die bepaald niet zo’n gunstige indruk had gekregen. De strekking van William Emmette Colemans ‘The Sources of Madame Blavatsky’s Writings [De bronnen van de geschriften van Mw. Blavatsky] was dat ‘er in Isis ongeveer 2100 aanhalingen uit en verwijzingen naar boeken voorkomen, die zijn overgenomen uit andere dan de originele boeken; en van dit aantal worden slechts ongeveer 140 toegeschreven aan de boeken waaruit Mw. Blavatsky ze uit de tweede hand overschreef.’ Haar andere boeken werden op soortgelijke wijze afgedaan. ‘Geen regel van de aanhalingen in Isis van de oude mystici, Paracelsus, Von [sic] Helmont, Cardan, Robert Fludd, Philalethes, Gaffarel en anderen, werd uit de originele werken overgenomen; alles hiervan werd overgeschreven uit andere boeken, die verspreide aanhalingen van die schrijvers bevatten,’ luidde de beschuldiging van Coleman. Hetzelfde gold voor haar aanhalingen van de oude kerkvaders en klassieke schrijvers; Coleman beweerde dat ze meestal uit negentiende-eeuwse vertalingen waren overgenomen.

Hij zei de 100 boeken, waaruit H.P.B’s bronnen waren gelicht, te hebben geïdentificeerd. . . .

Hoe deugdelijk zijn de kritische opmerkingen van Coleman over de samenstelling van Blavatsky’s boeken? Als hij haar beschuldigt van ‘literair plagiaat’ laakt hij Blavatsky wegens het feit dat ze niet telkens en telkens weer melding maakt van de 100 boeken, waarvan hij geloofde dat ze de citaten voor Isis ontsluierd verschaften. Maar ze noemt wel degelijk enkele van de boeken die hij als de bronnen van haar informatie opgeeft, soms in de tekst of aan het begin van het hoofdstuk, en ze betuigde haar erkentelijkheid voor andere, zoals ‘de onschatbare en nauwkeurige vertalingen van de Vedische boeken en de persoonlijke onderzoekingen van dr. [Martin] Haug’ (Isis, 1:60), J.W. Drapers History of the Conflict between Religion and Science [Geschiedenis van het conflict tussen godsdienst en wetenschap], C.J. Bunsens Egypt’s Place in Universal History [Egyptes plaats in de algemene geschiedenis], en de werken van markies de Mirville. Bij het verifiëren van Colemans beschuldigingen van plagiaat, die in hun meest gedetailleerde vorm in zijn Golden Way artikelen van 1891 worden vermeld, constateerde ik dat de citaten in kwestie vaak slechts uit enkele woorden of een zin bestonden, die bijna altijd zinspeelden op een onbekende tekst uit de middeleeuwse of klassieke periode. Wanneer deze in Isis worden gebruikt, zijn ze volstrekt niet woord voor woord overgenomen zoals hij suggereert. Er bestaat een overeenkomst met een oorspronkelijke bron en dat is alles. . . .

. . . Er is inderdaad reden zich te verbazen over een werk dat in het eerste deel meer dan 1000 voetnoten bevat en meer dan 1400 in het tweede deel. Hoe accuraat zijn de bronnen geciteerd? In 1919 bracht de Aryan Theosophical Press in Point Loma, Californië, een grondig gecontroleerde en herziene druk van Isis ontsluierd uit. Met de taak van de revisie hadden zich belast prof. William E. Gates, een pionier in Maya-studies in Amerika en voormalig hoogleraar in de archeologie in Point Loma, en prof. F.J. Dick, hoogleraar in de wiskunde en astronomie aan de School of Antiquity (later de Theosophical University). Zij rapporteerden:

Het werk verbonden aan de voorbereiding van deze editie was zeer omvangrijk. Het omvatte het verifiëren en vertalen van vele oude, middeleeuwse en moderne werken, geschreven in bijna iedere levende of dode taal van Azië, Europa, Centraal-Amerika enz., van Chinees en Sanskriet tot Quiché. Veel oude boeken moesten worden aangeschaft, maar in sommige gevallen kon verificatie slechts plaatsvinden door werken te raadplegen die nergens anders te vinden waren dan in het Britse Museum. Daarom heeft het werk van het verifiëren en revideren veel tijd in beslag genomen, maar het opmerkelijke feit deed zich voor dat er in de duizenden citaten uit al deze werken nauwelijks sprake is van één geval waarin een essentieel punt, na uiterst grondig te zijn onderzocht, onjuist werd geciteerd.

Dit is onlangs bevestigd door dr. Graham Hough, emeritus hoogleraar in de Engelse taal aan de Universiteit van Cambridge, die zegt, ‘wanneer zij [H.P.B.] een autoriteit aanhaalt van wie de identiteit kan worden vastgesteld – bijvoorbeeld een neoplatonische filosoof – blijkt in het algemeen dat ze een zuiver beeld geeft van wat hij werkelijk heeft gezegd.’

Beatrice Hastings, de befaamde literaire criticus van de vroegere New Age in Londen, meende dat Coleman ‘geen rekening hield met het feit dat H.P.B. juist ‘autoriteiten’ citeerde om haar te steunen in haar speurtocht naar de draad van de occulte wetenschap, die zich uitstrekte van de alleroudste tot de moderne tijd. Ze citeerde uit een oud boek of uit een New Yorkse krant zolang de inhoud aan haar doel beantwoordde. Het kwam de heer Coleman zeer gelegen het feit te negeren dat ze aanhoudend namen en autoriteiten citeert. De waarheid is dat er bijna geen bladzij in het boek is dat geen naam vermeldt; men wordt van de ene autoriteit naar de andere gevoerd en op geen enkele wijze in het onzekere gelaten dat ze haar onderwerpen verzamelde en wilde aantonen dat ze die niet verzon. Ze had nauwelijks nog vaker namen kunnen aanhalen zonder de lezer te vermoeien. Weten waar men moet ophouden, zoals zij deed, vereist literaire tact. . . . Wat kon men met een enorme boekerij met verspreide informatie beter doen dan het essentiële ervan in één boek samenbrengen?’ . . .

Een meer realistische en bekwame beoordeling van haar boeken wordt gegeven door hen die, anders dan Coleman, werkelijk op de hoogte waren van de literatuur uit de oudheid die ze citeerde. In de jaren zeventig van de vorige eeuw was in haar kring Charles Sotheran het best toegerust om hiervan te getuigen. Hij was een vrijmetselaar van hoge graad en lid van het Engelse Rozenkruisers Genootschap, en werkte als redacteur van de American Bibliopolist, een literair register en maandelijkse catalogus van oude en nieuwe boeken. . . .

Na de publicatie van Isis ontsluierd schreef Sotheran dat het boek ‘voor velen een openbaring’ zou zijn ‘wat de occulte filosofie betreft, en dat veel dat voordien duister was, duidelijk wordt gemaakt of enigszins kan worden begrepen.’ Dertien jaar later, toen hij ten tijde van H.P.B.’s dood werd geïnterviewd door de New Yorkse Herald in 1891, het sterfjaar van H.P.B., herinnerde hij zich haar nog als een

vrouw met een zuivere geest en een groot hart. . . . Daargelaten wat u en ik van haar esoterische positie weten, zijn de tegen haar ingebrachte beschuldigingen van vervalsing en bedrog volslagen absurd. Haar intellectuele prestaties zoals die blijken uit haar gesprekken en geschriften, bewijzen dat ze onbetwistbaar een van de grootste geleerden en bekwaamste schrijvers is geweest, niet alleen van deze eeuw maar ook van dit tijdperk, en dit wordt openlijk erkend door allen die in staat zijn haar gedachten en werk te begrijpen.

Sotheran had met geestdrift over haar geschreven aan zijn medevrijmetselaars in Engeland, onder wie John Yarker, Grootmeester van de ‘Ancient and Primitive Rite of Freemasons’. Uit waardering voor de eruditie die in Isis aan de dag wordt gelegd, reikte Yarker aan Blavatsky het certificaat uit van de hoogste graad in de adoptieve vrijmetselarij, die van een Gekroonde Vorstin. De adoptie-ritus was een tak van de Riten van Memphis en Mizraim, in het leven geroepen voor de echtgenoten en dochters van prominente vrijmetselaars, en Sotheran deelde de lezers van de Banner of Light plechtig mee ‘Geen hoger blijk van maçonnieke eer zou aan een vrouw kunnen worden verleend, en de toekenning ervan moet als een historische gebeurtenis van gewicht in de herinnering van de vrijmetselarij blijven bestaan.’ Toen haar geschiktheid om deze graden te ontvangen werd betwijfeld, verklaarde Yarker zelf ‘Ik verleende Mw. Blavatsky geen graden behalve die welke ze gerechtigd was te ontvangen volgens alle internationale voorschriften en reglementen van wat de vrijmetselarij van de hogere graden wordt genoemd. Tegelijkertijd ben ik mij er heel goed van bewust, dat zij veel bezat uit oudere bronnen dat niet door mijzelf werd gegeven.’

Ondanks de aanvechtbare onvolkomenheden van Isis ontsluierd, zou dit boek een van de belangrijkste informatiebronnen op occult terrein blijven. Als een encyclopedie van uitdrukkingen wordt het alleen overtroffen door het in 1888 verschenen vervolg hierop, De geheime leer, dat aanvankelijk was bedoeld als een revisie van het eerdere boek. Al mag ze Isis dan niet hebben ontsluierd, Mw. Blavatsky lichtte de sluier voldoende op om ‘in elementaire vorm de eerste filosofie van de psychische en spirituele evolutie die in het moderne Westen aan de dag zou treden’,* te onthullen, en gaf zo de stoot tot de moderne occulte beweging in Amerika.

*Theodore Roszak, Unfinished Animal, 1975, blz. 118.

Artikelen over H.P. Blavatsky


Uit het tijdschrift Sunrise jul/aug 1989

© 1989 Theosophical University Press Agency