Theosophical University Press Agency

De oplossing van conflicten

Bernard S. Parsons

Er is in de oude literatuur of de moderne psychologie niet veel te vinden over het oplossen van conflicten – er is veel meer geschreven over het voorkomen van conflicten. Degene die optreedt als vredestichter heeft verschillende mogelijkheden tot zijn beschikking om iemand die echt vijandig is aan te pakken door gebruik te maken van woorden die aardig zijn en gramschap doen wijken, om een bijbelse uitdrukking te gebruiken. Als je bijvoorbeeld tegen een jongere, die wars is van alle autoriteit zegt, ‘Het is een mooie dag,’, zegt hij waarschijnlijk, ‘Nee, dat vind ik niet’, of ‘Wat dan nog’, en kijkt nors. Maar als je zegt ‘Heb ik gelijk als ik denk dat je het gisteren niet naar je zin had?’ geef je hem de kans om te ontkennen dat het gisteren een nare dag was, of om het met je eens te zijn. Dit waarborgt een positief antwoord. De Boeddha paste eenzelfde methode toe toen hij de Vier Edele Waarheden gaf in een onpersoonlijke vorm: we hebben moeilijkheden; alle moeilijkheden hebben een oorzaak; er is een weg om de oorzaken van moeilijkheden teniet te doen; deze weg is het Achtvoudige Pad.

Volgens mij zijn de methoden om conflicten op te lossen of te voorkomen en om de vrede te herstellen als er te veel spanning is tussen personen of landen dezelfde. Om erachter te komen of de processen van vrede bewaren en conflicten oplossen identiek zijn, kunnen we kijken naar de Zaligsprekingen uit het Evangelie van Mattheus.* Als inleiding van de Zaligsprekingen zegt Mattheüs eerst dat Jezus gezeten was, wat erop duidt dat hij iets belangrijks te zeggen had: tot op deze dag spreken we over de positie van een hoogleraar als een leerstoel, van welk leervak ook. Vervolgens zegt hij dat Jezus de mond opende, dat wil zeggen dat hij zonder voorbehoud zijn hart en geest opende, van geest tot geest; hij onderwees en verklaarde eerder dan dat hij predikte. Voor zijn discipelen, degenen die zich hadden verbonden, bracht hij de volgende dingen naar voren over het leven en hoe te leven: de Zaligsprekingen. Ze beginnen, ‘Gezegend’ – het Grieks is makarios – dat lijkt op het Hebreeuwse shalom, in het Arabisch salam (salaam) – een soort uitroep van vreugde, zoals ‘O! de zaligheid,’ de klare en zekere vreugde en vrede die hen niet kunnen worden ontnomen die dit pad volgen.

*Ik ontleen dit voor het grootste deel aan de knappe uiteenzetting van de Zaligsprekingen van Eerw. William Barclay, Moderator van de Presbyteriaanse Kerk van Schotland.

De eerste Zaligspreking luidt, ‘Zalig de armen van geest, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.’ Dit is geen verheerlijking van nijpende armoede: het betekent dat men zich ervan bewust is het bittere einde te hebben bereikt, en dat geen ankertouw of andere hulpmiddelen beschikbaar zijn. Het richt zich tot iemand die de broosheid van zijn persoonlijke ziel heeft aanvaard, de vluchtige aard van zijn hartstochten, zijn gebrek aan vastberadenheid en dan eerlijk over zichzelf oordeelt. Dit doet denken aan het zevende deel van het Achtvoudige Pad, als de Boeddha de nadruk legt op de ontwikkeling van juiste overpeinzing, juiste bezinning of zelfbewustzijn. Als we te maken hebben met een crisistoestand van vijandigheid, en we een open oog hebben voor de wildernis van onze eigen persoonlijkheid, dan vinden we genoeg zwakheden om medegevoel en mededogen te krijgen voor onze potentiële tegenstander.

De tweede Zaligspreking is, ‘Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden.’ Zij die ongevoelig zijn, niet kunnen treuren, kunnen geen uiting geven aan ware vreugde. We moeten onze natuur niet ongevoelig maken, zodat we met onverschilligheid kunnen kijken naar wreedheid of de ellende van anderen. Mededogen is een edel sentiment en is in geen enkel opzicht zelfzuchtig. Tranen zijn niet het einde, want handelen uit een geest van mededogen heeft ten slotte tot gevolg dat we moed en vrede vinden. De uitdaging is – zich bewust te zijn van de behoeften van anderen en bereid te zijn zich voor hen opofferingen te getroosten.

De derde Zaligspreking is, ‘Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten.’ Zachtmoedig is in oud Grieks praos, het midden russen twee uitersten, de middenweg tussen te veel en te weinig. Mozes, Jezus en de meesten van hun landgenoten konden woedend worden, maar het naar voren gebrachte ideaal was onzelfzuchtige woede wanneer anderen onrecht werd aangedaan of als het om een beginsel ging. Vergelijk dit met de Middenweg: de grote kracht van Boeddha’s oproep was zijn leer van matigheid.

De vierde Zaligspreking is, ‘Zalig die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.’ Dit doelt op hen die een brandend verlangen hebben het juiste en geschikte pad te vinden en te volgen. We moeten aan beginselen de voorkeur geven boven begeerten; daarvoor is nodig dat de ziel haar luide roepen opgeeft ter wille van de stille vrede van de geest. Hij die de waarheid werkelijk liefheeft zal bevredigd worden. Om te ontdekken wat juist is, is een goed onderscheidingsvermogen, geheugen en een goede intuïtie nodig.

De vijfde Zaligspreking is, ‘Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden,’ wat zijn weerklank vindt in het Onze Vader: ‘Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij onze schuldenaren vergeven.’ Vaak plaatsen we ons zelfverzekerd op de rechterstoel en spreken onze afkeer uit over de verdorvenheid van het gedrag van onze samenleving. Het boeddhisme en het hindoeïsme leren echter beide dat karma een universele wet is. De gevolgen van onze daden zijn onontkoombaar, en al wenden we ons ten slotte tot het licht, we blijven in de schuld staan bij hen die hebben geleden als gevolg van onze zelfzucht of ons gebrek aan vergevensgezindheid. Barmhartigheid is niet een populaire plant om te koesteren in onze ziel, maar het is er wel een die ons het meest afhoudt van de dierlijke elementen in de mens.

De zesde Zaligspreking is, ‘Zalig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.’ Rituele zuiverheid is niet genoeg: reiniging, vasten, onthouding voor een bepaalde tijd, en het doen van respectabele, menslievende en toegewijde daden zijn niet genoeg, hoewel hindoeïstische, islamitische en joods-christelijke wetten ze voorschrijven. In het Oude Testament was moord verboden, moorddadige woede was in het Nieuwe Testament verboden; overspel was verboden in het Oude, wellust was verboden in het Nieuwe. Om in vrede te verkeren, moeten we niet vervuld zijn van innerlijke conflicten. De barmhartige of spirituele kant van onze natuur moet actief zijn, meer en meer onze menselijk-dierlijke ziel beheersen en de kracht die daarachter staat is deze shalom kracht, de kracht van vreugde – vol vertrouwen, kalm, stille vreugde over de gerechtigheid van de wet, van mededogen, van schoonheid, van waarheid en van leven.

De zevende Zaligspreking zegt: ‘Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.’ Vrede is hier de positieve kreet van vreugde – O, hoe vreugdevol! – niet alleen het staken van vijandelijkheden, ze schept een dynamische toestand van vreugde, harmonie en evenwicht. Deze toestand ontstaat door de poging de boodschap van de andere Zaligsprekingen toe te passen: zelfonderzoek; ontvankelijkheid voor leed en vreugde; een evenwichtig oordeel; het stellen van beginselen boven begeerte; barmhartigheid; het kalm afwijzen van slechte gedachten; en het vinden en scheppen van vrede.

De achtste Zaligspreking, ‘Zalig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden, want voor hen is het koninkrijk van de hemel’ richt zich tot hen die het uiterste doen om trouw te blijven aan een beginsel. We leven in een enorme mengbak van overtuigingen en vaste meningen die ons willen doen aanpassen aan wat acceptabel wordt geacht, ons willen doen meelopen met de massa. Men wil dat we tot een bepaalde sekte behoren, een partij, een groep, dat we die gewoonte volgen, dat voedsel eten – eindeloos. Beginselen ontdekken is heel moeilijk en voortdurend ontstaan er aan alle kanten conflicten. Hoe onbeduidender het conflict is, hoe vaker het zich voordoet. Dat was het geval in het Romeinse Rijk, waar vele godsdiensten hun volgelingen hadden. De regering probeerde tot eenheid te komen door de Keizer te vergoddelijken. Daarvoor was niet meer nodig dan wat wierook in een vlam te werpen en de naam van de Keizer te mompelen, en dan kon men zijn eigen goden eren. De christenen weigerden dat en werden een tijdlang vervolgd. Dat was een conflict over een beginsel. Er was, zoals zij het zagen, geen andere weg dan zich schrap te zetten en overredingsmiddelen en dwang te weerstaan ter wille van de gerechtigheid. Dat is een toepassing van de achtste Zaligspreking. We moeten nagaan hoe de andere kunnen worden toegepast op de oneindig gevarieerde confrontaties en eisen waar het dagelijks leven ons voor plaatst.

Psychologen hebben ontdekt dat velen die een asociaal gedrag vertonen een heel minderwaardig beeld van zichzelf hebben, wat de oorsprong is van hun vijandige houding. Wat zou het een verschil betekenen als ze beseften dat in elk van hen een straal van het goddelijke leven woont en dat de motor of bron daarvan de menselijke geest is! Dat is de basis van alle pogingen de visie van de gemiddelde mens te verruimen. Die goddelijk-spirituele zijde van onze natuur is de bron van de vreugde in ons hart, ze schenkt ons wijsheid, onderscheidingsvermogen, het geweten, een gevoel van redelijkheid, integriteit, liefde voor de waarheid, begrip voor de noden van anderen, liefde voor schoonheid: ze geeft ons shalom, een verheven vrede en vreugde – de vrede die alle begrip te boven gaat.


Uit het tijdschrift Sunrise mrt/apr 1990

© 1990 Theosophical University Press Agency