Theosophical University Press Agency

Tegen de doodstraf*

Katherine Tingley

*Een kort overzicht gegeven op een bijeenkomst van de Men’s International Theosophical League of Humanity, op 31 maart 1914. Opgenomen in To Abolish Capital Punishment: A Plea to the Citizens of Every Country, Point Loma, Californië, 1914.


De doodstraf is een barbaars overblijfsel uit een minder verlichte en verfijnde tijd; ze is strijdig en onverenigbaar met onze huidige stand van beschaving en menselijkheid. Ze is in vele staten en landen afgeschaft, en we zien uit naar de dag dat de andere regeringen dit voorbeeld zullen volgen.

De argumenten tegen de doodstraf zijn vele en ze zijn overtuigend, terwijl de pleidooien ten gunste ervan pover en misleidend zijn.

Bestraffing is bedoeld als bescherming van de maatschappij en ter verbetering van de boosdoener. De strekking ervan is de maatschappij te beschermen door te voorkomen dat dezelfde misdadigers hun misdaad herhalen, en om andere, toekomstige misdadigers af te schrikken. De doodstraf is in dat opzicht een grandioze mislukking. Ze ontneemt inderdaad de boosdoener de mogelijkheid om zijn misdaad te herhalen; maar dit is van weinig belang gezien het feit dat moorden zelden bij herhaling worden gepleegd door dezelfde persoon, maar als afzonderlijke daden door verschillende individuen worden bedreven. Daarom is het niet waarschijnlijk dat de man die we van het toneel doen verdwijnen degene is die, als hij mocht blijven leven, onze veiligheid in gevaar zou brengen.

Ook als afschrikwekkend voorbeeld voor andere moordenaars bleek de doodstraf een verkeerd signaal te zijn, zoals kan worden vastgesteld door de misdaadstatistieken van die landen waar de straf van kracht is te vergelijken met die in landen waar ze is afgeschaft. De reden voor dit falen is al evenmin ver te zoeken. Moorden worden bijna altijd gepleegd in plotselinge vlagen van hartstocht of tijdelijke verstandsverbijstering, wanneer geen overwegingen van gezond verstand of van eigenbelang de pleger kunnen aanspreken. Als gevolg van de natuurlijke aarzeling en de geneigdheid tot mededogen van rechter en jury in verband met de kans op gratie en strafvermindering – gaat de voltrekking van de doodstraf ook gepaard met een zodanige onzekerheid dat deze straf veel minder afschrikwekkend is dan straffen die, hoewel minder hard, daarentegen zekerder zijn. Tenslotte hebben we nog niet de vraag beantwoord of er geen andere en meer doeltreffende en afschrikwekkende middelen zijn; en dergelijke middelen zijn er, in vergelijking waarmee de doodstraf uiterst onbeholpen en vruchteloos blijkt te zijn.

Over de kans om zich door de straf te verbeteren, hoeft nauwelijks te worden vermeld dat de doodstraf die mogelijkheid letterlijk wegneemt. Door de boosdoener van het leven te beroven, wordt hem de gelegenheid om zich te verbeteren ontnomen en worden wij ontslagen van de plicht hem tot een beter mens te maken.

De doodstraf is onherroepelijk, en rechterlijke dwalingen kunnen niet ongedaan worden gemaakt. Elke mogelijkheid om het vonnis te herroepen is weggenomen. Onschuldigen zijn opgehangen en de rechter, de jury en de hele daarbij betrokken gerechtelijke macht worden daardoor medeplichtig aan de misdaad die ze wilden bestraffen. Gezien het zeer twijfelachtige en onvolkomen karakter van ons menselijke pogen om rechtvaardige straffen uit te delen, dienen geen van onze maatregelen zo onherroepelijk te zijn. Zo complex en onzeker is het proces van het ziften waarbij tenslotte enkele personen worden geselecteerd uit de veelheid en worden aangewezen voor bestraffing, dat de selectie veel weg heeft van willekeur en we zien dat de aldus veroordeelden niet slechter zijn, en soms zelfs beter, dan velen die nooit met justitie in aanraking kwamen. Welk principe van billijkheid en redelijkheid kan rechtvaardigen dat wij door zo’n lukrake methode voor onze wreedste behandeling enkelen uitkiezen voor wie in de meeste gevallen geen speciale redenen zijn aan te geven waarom zij en zij alleen zo moeten worden behandeld?

Katherine Tingley en George P. Hunt, 1914

Katherine Tingley en haar gezelschap met de Gouverneur van Arizona, George P. Hunt, die de doodstraf in zijn staat afschafte. Hunt stuurde zijn foto daarna naar ‘Madame Katherine Tingley, mijn voortreffelijke vriend en medewerker’. (1914)

De doodstraf schiet het meest tekort door de dader de gelegenheid te ontnemen zich te beteren. Als zwakkere broeder, die is gevallen door oorzaken die inherent zijn aan onze sociale structuur, en waarvoor wij allen min of meer verantwoordelijk zijn, heeft hij recht op onze zorg en bescherming. Onze plicht tegenover de maatschappij hebben we vervuld als we de mens die gevaar oplevert afzonderen zolang hij gevaarlijk zou kunnen zijn. Wat betreft de afschrikwekkende middelen, deze moeten niet door angst worden ingegeven, maar zijn gericht op hervormende en beschermende maatregelen in onze sociale politiek. De enige manier om een misdadiger uit de weg te ruimen is door de misdadige mens te hervormen. Het vernietigen van zijn lichamelijk bestaan is niets anders dan een stompzinnige blunder.

Als het fysieke bestaan van een misdadiger door dit snelle en onnatuurlijke middel wordt afgesneden, maken we daarmee geen eind aan de kwaadaardige hartstochten die tot de misdaad voerden. Die zijn niet gedood; ze blijven bestaan. En omdat ze zich niet langer in een lichaam bevinden, moeten ze rondzwerven en zullen op de gemeenschap azen en de zwakke en onevenwichtige naturen die ze obsederen, aanzetten tot nieuwe afgrijselijke daden. Dit verklaart de geheimzinnige misdadige uitbarstingen die gekenmerkt zijn door de veel voorkomende bekentenis: ‘Ik weet niet waarom ik het deed, maar iets overviel mij’. Met het oog op dit feit is de dwaasheid van de doodstraf flagranter dan ooit.

De doodstraf komt neer op een ontkenning van de goddelijke aard van de mens. Op grond van welke religieuze of filosofische principes kunnen we een beleid rechtvaardigen waarbij een mens zoals wijzelf van alle mogelijkheden om zich te verbeteren wordt beroofd? Als wij belijden een God van genade en gerechtigheid te eren, en als we zelf smeekbeden richten tot en vertrouwen op die goddelijke genade en gerechtigheid, hoe kunnen we het dan in overeenstemming brengen met onze plicht als mensen geschapen in Gods beeld om een medemens zo ruw uit ons midden te verwijderen en hem naar de Godheid te sturen die we dan geweld aandoen? Het is ongetwijfeld onze plicht en ons voorrecht een instrument te zijn van goddelijke gerechtigheid en genade, en onze godgegeven vermogens tot het uiterste in te zetten om te pogen onze gevallen broeder weer op de been te helpen.

Het ligt zonder meer in het vermogen van de bestaande regeringen om de middelen te verschaffen waardoor moordenaars en andere criminelen kunnen worden afgezonderd in instellingen waar ze als patiënten of als verstandelijk gehandicapten menswaardig kunnen worden behandeld. En dit moet deel uitmaken van een algemene campagne voor een opvoedkundige en remediërende behandeling van de misdaad buiten de gevangenismuren. Anders worden gevangenissen – wat ze maar al te vaak zijn – plaatsen voor het uit de weg ruimen van het materiaal dat we erbuiten voortbrengen. Dit proces van het eerst zorgvuldig produceren van misdadigers om die vervolgens te doden, is een belediging van onze intelligentie en beschaving. We moeten ophouden ze voort te brengen en mochten ze toch zijn gemaakt, dan moeten we ze verbeteren.

De leden van de Universele Broederschap en Theosophical Society hebben een uitgebreide ervaring in het gevangeniswerk, en die ervaring heeft aangetoond dat de meest schijnbaar hopeloze gevallen goed zullen reageren op een juiste behandeling. De enige reden waarom dergelijke gevallen niet eerder hebben gereageerd is dat ze de juiste behandeling nooit hebben ondergaan. Maar al te vaak is hun toch al zo aangetaste zelfrespect helemaal weggenomen door de steeds maar weer herhaalde verzekering dat ze verdorven en hopeloos zijn. Hun is zondigheid aangepraat, en zo is de gevangenis een oord geworden voor de vernietiging van de persoonlijkheid. Theosofie begint met het vaststellen van het feit dat alle mensen goddelijk zijn, en dat geen enkel geval hopeloos is. De boosdoener wordt gezegd dat hij een goddelijk vermogen tot verbetering in zich heeft en wordt getoond hoe dat op te wekken. Zo wordt zijn verloren zelfrespect hersteld en vanaf die tijd wordt hij aangemoedigd zich te vermannen en zijn zwakheden te overwinnen. Katherine Tingley en zij die met haar hebben gewerkt in gevangenissen, kunnen veel verhalen vertellen over herstelde mensen die tot de allerergsten behoorden en die een bron van verwondering werden voor hun bewakers, en hulpkrachten voor hun medegevangenen. Met overtuiging wensen deze werkers in de gevangenis aan zoveel mogelijk mensen de doeltreffendheid van deze manier van gevangenenzorg aan te tonen, zodat barbaarse straffen niet langer kunnen worden verontschuldigd, en onze beschaving als geheel een misdaadbeleid kan hebben dat de huidige stand van onze cultuur waardig is.

De wereld maakt een kritieke periode door en de nieuwe geest van vriendelijkheid en begrip worstelt om zichtbaar te worden. Een nieuwe gedragscode voor menswaardig leven is ons opgelegd en neemt de plaats in van de oude ideeën die ons in het verleden tijdelijk van dienst waren. Het wezen van deze code is mededogen, broederschap. Maar de mensheid heeft hulp nodig en verlichting bij haar pogen de praktijk aan te passen aan haar nieuwe en ruimere principes, haar betere gevoelens. Deze hulp kan de theosofie bieden. Door de doodstraf af te schaffen waar die nog bestaat, kan de maatschappij als geheel op veelzeggende wijze protest aantekenen tegen alles wat onbroederlijk is, in de grond lafhartig, meedogenloos, onwetend. De nieuwe code die wij allen erkennen staat geen straf toe – anders dan in herstellende zin.

Woede en angst zijn zwakheden, en vergelding kan men gerust overlaten aan de eeuwige gerechtigheid. Waarom zouden we dan doorgaan met het rechtvaardigen van een handelwijze die, als we ze privé zouden toepassen, zonder meer moord zou zijn? Waarom zou de staat, die het volk vertegenwoordigt, in koelen bloede daden blijven uitvoeren die een misdadiger alleen in de hitte van hartstocht en krankzinnigheid begaat? Er kunnen in werkelijkheid geen geldige redenen ter rechtvaardiging worden aangevoerd, behalve redenen die berusten op het verwerpen van onze goddelijkheid en van onze verantwoordelijkheid als goddelijke wezens tegenover onze medemens. Theosofen doen daarom een beroep op de mensheid om haar angsten, vooroordelen en boosheid opzij te zetten en te vervangen door een ruimhartig begrip; en om het vertrouwen te herwinnen in de onweerstaanbare invloed van een krachtig en zuiver motief. In plaats van zijn toevlucht te nemen tot tactloze en onwerkzame methoden om het kwaad uit de weg te ruimen dat we nu laten groeien, moesten we rustig en manhaftig het hele vraagstuk aanpakken, en onze gevallen broeder op alle mogelijke manieren bijstaan, in plaats van hem op te zadelen met nieuwe narigheid en belemmeringen.

Sociale en maatschappelijke vraagstukken: de doodstraf

Katherine Tingley


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 1998

© 1998 Theosophical University Press Agency