Theosophical University Press Agency

Omslag Sacred GeographyEen sleutel tot het oude Griekenland

Sarah Belle Dougherty

Boekbespreking: Sacred Geography of the Ancient Greeks: Astrological Symbolism in Art, Architecture, and Landscape, Jean Richer; uit het Frans [in het Engels] vertaald door Christine Rhone, State University of New York Press, Albany, 1994, ISBN 0791420248, paperback.


Toen Jean Richer, hoogleraar in de letteren met speciale belangstelling voor symboliek, aan het einde van de jaren vijftig naar Delphi vertrok, was hij benieuwd naar het verband tussen Delphi, zetel van het voornaamste heiligdom en orakel van Apollo, en Delos, van oudsher de geboorteplaats van de god, en ook naar het verband met Athena die zo opvallend is vertegenwoordigd in de tempel. Terwijl hij in Athene was, kreeg hij in een droom inzicht: een gestalte van Apollo, die precies van hem wegkeek, draaide langzaam 180 graden om zich naar hem toe te keren. Toen hij weer wakker was, ging hij een landkaart halen en trok een rechte lijn die Delphi, Athene en Delos met elkaar verbond en een ruimtelijke relatie liet zien tussen deze heilige plaatsen.

In de loop van een aantal jaren bleef Richer tracés ontdekken door op de kaart lijnen te trekken die meetkundige figuren vormden; daarvan stelden vele kennelijk projecties voor of overeenkomsten op aarde van hemellichamen en -richtingen. Feitelijk ‘werd snel duidelijk dat de Grieken, evenals de oude Mesopotamiërs en Egyptenaren, van hun land een levend evenbeeld van de hemelen wilden maken’.1 Hij kwam al snel tot de overtuiging dat Griekenland was verdeeld in twaalf sectoren die correspondeerden met de twaalf tekens van de dierenriem, met Delphi als middelpunt of omphalos, de ‘navel’ van het Griekse vasteland. Toen hij kunst en kunstvoorwerpen uit steden en tempels in de taartpuntvormige sectoren onderzocht, ontdekte Richer dat de afbeeldingen, in plaats van willekeurige versieringen, grotendeels betrekking hadden op de jaargetijden, zonnewenden, hoofdwindstreken en tekens van de dierenriem die correspondeerden met hun specifieke sector in de ‘zodiak’ van Delphi.

Kaart 1

Kaart 1

Nader onderzoek bracht een tweede zodiakaal wiel aan het licht met Delos als centrum en dat de Egeïsche eilanden voorzag van heilige hemelse richtingen en correspondenties; en een derde, ouder wiel met als middelpunt Sardis, hoofdstad van Lydië (in het tegenwoordige Turkije); deze stad ligt op dezelfde breedtegraad als Delphi (zie kaart 1). Ten slotte vond hij een nog ouder stelsel in de Libische woestijn, met Ammoneion als middelpunt, het verblijf van het orakel van Ammon. Het deelde de noord-zuidas of poollijn met Delos en zijn sectoren omvatte objecten zoals de sfinx te Gizeh.

Wat was het doel van al deze zodiakale wielen die vanuit de hemelen zijn geprojecteerd op de geografie van het Middellandse-Zeegebied?

Het is sinds lang bekend dat de ontwikkeling van volkeren en beschavingen wordt beïnvloed door de grote ritmen van de aarde en van de hemellichamen. Zoals alle oude volkeren waren de Grieken zich hiervan bewust en wilden ze hun steden en tempels onder bescherming brengen van krachten die specifieke plaatsen en tijden, bergen, bronnen en rivieren beheersten. blz. 1

Deze methode van heilige geografie is ook op kleinere schaal van toepassing. Athene diende bijvoorbeeld als heilig centrum voor het gebied van Attica. In zijn Wetten beschrijft Plato de juiste werkwijze om een stad te stichten en hij gebruikte als zijn gezaghebbende bron de orakels van Delphi, Dodona en Ammon. Dit bevestigt voor Richer dat deze methode een codificatie van erg oude gebruiken is. Plato zegt dat de stadstaat een plaats moet krijgen in het centrum van het grondgebied en in twaalf stukken worden verdeeld die straalsgewijs vanuit een centraal heiligdom lopen, waarbij iedere sectie is gewijd aan een van de twaalf grote goden. De bevolking van de stad wordt verdeeld in twaalf stammen, één voor iedere god, en de mensen moesten twee woningen hebben in de sector die correspondeerde met hun godheid: één in de stad en een andere in het omliggende gebied. Plato dringt eropaan dat de staat en het volk vervolgens in verschillende gewesten worden verdeeld, alle in factoren van 5040; dit getal is het product van de eerste zeven cijfers en is deelbaar door 7 (de planeten), 12 (zodiakale tekens), 36 (decanaten), 72 (geesten) en 360 (graden van de dierenriem), en door 144 (12 x 12). Als we het doel en de methoden van de Griekse heilige geografie begrijpen, wordt de grondgedachte achter deze voorschriften duidelijk.

De schrijver noemt Sacred Geography of the Ancient Greeks ‘een lange overpeinzing over de vormen van religie en kunst van de Griekse oudheid’ (blz. xxi). Het is niet alleen een beschrijving en analyse van zijn bevindingen op het gebied van astrologische symboliek, maar ook een verslag van zijn onderzoek.2 Heel vaak hadden de tracés voorspellende waarde: wanneer hij ging zoeken in de richting die de lijnen aanwezen, vond hij dikwijls iets met de verwachte archeologische of mythische aansluiting. Zijn werkwijze wordt geïllustreerd in het volgende, dat betrekking heeft op kaart 2:

Ik had aangenomen dat breedtegraden waren afgebakend op grond van het bestaan van de aardlijn (Delphi-Sardis), de lijn van Hera-tempels, de zonnelijn (Hermione-Delos-Didyma), en de lijn van de Olympussen, en ik had alle breedtegraden volgens het pythagorische schema op een kaart van Griekenland getrokken.

Op een punt op de Peloponnesus, precies waar de zuid-noordas de hypothetische ‘lijn van Hermes’ snijdt, had ik het teken van Hermes ingeschreven: ☿.

Anderhalf jaar later, toen ik was begonnen de Homerische Hymnen systematisch te lezen, merkte ik op dat het punt dat ik had gemarkeerd de top was van de berg Cyllene, de geboorteplaats van de god. blz. xxiv

Kaart 2

Kaart 2

Deze tracés gebruikte hij ook om inzicht te krijgen in de schijnbaar willekeurige lokaties van verschillende tempels. De tempel van Tegea, bijvoorbeeld, ligt midden in een kleurloze vlakte; de positie ervan vormt echter een gelijkzijdige driehoek met Delphi en Athene. En ook bij het onderzoek naar de ‘abnormale’ tracés van de tempel van Apollo in Bassae, die uitziet op het noord-noordoosten, vond hij dat die was gericht op Delphi.

Wanneer werd dit astrologische stelsel door de Grieken overgenomen? Volgens Richer gebruikten astronomen vóór de achtste eeuw v.Chr. sterren van de eerste grootte als belangrijkste bakens aan de hemel. In de oude Egyptische kalender, bijvoorbeeld, ‘was de aanvang van het jaar verbonden met de opkomst van Spica in de ochtendschemering. Dit dateert uit een vroegere tijd, het tijdperk van Tweelingen’ (blz. xxxii), toen de nachteveningspunten voorkwamen in Tweelingen en Boogschutter, een periode die overeenkomt met ongeveer 6500 v.Chr. Het op sterren gebaseerde stelsel werd ten slotte ingepast in het zodiakale stelsel, dat in zijn huidige vorm in het oude Nabije Oosten teruggaat tot ten minste 2000 v.Chr. Mede op grond van correspondenties met de precessies gelooft Richer dat er tussen 2000 en 1900 v.Chr. een coördinatenstelsel gebaseerd op de vier jaargetijden en de vier windstreken in Griekenland werd ingevoerd, samen met een opstelling van breedtelijnen die aansluiten bij de heilige planeten (kaart 2 geeft die aspecten aan). De tekens van de dierenriem werden zeer waarschijnlijk in Griekenland geïntroduceerd vanuit Sumerië en Babylonië, waarbij de Hettieten en Feniciërs als tussenschakels fungeerden. Het aannemen van een volledige zodiakale projectie op het Griekse grondgebied schijnt te zijn samengevallen met het overnemen door de Grieken van het Fenicische alfabet tussen 1000 en 850 v.Chr.

De auteur bracht met zijn studie het bestaan van vele kalenders aan het licht; inderdaad: ‘Iedere stad en elke streek van Griekenland had zijn eigen kalender’ (blz. xxxii). Deze waren afkomstig uit verschillende tijdperken en gebaseerd op seizoensveranderingen of sterre-, maan- of zonnecyclussen. Ze hadden uiteenlopende indelingen en begonnen op verschillende tijden van het jaar, doorgaans bij een van de zonnestilstanden of nachteveningen. Veel Griekse kalenders dragen sporen van oude kennis over de precessie van de nachteveningen, het langzame proces waarin de zon zich achteruit door de tekens van de dierenriem lijkt te bewegen ten opzichte van het zonnejaar. Gedurende de laatste 2000 jaar of meer stond Vissen bij zonsopkomst aan de horizon op de eerste dag van de lente (de lentenachtevening). Ongeveer 2000 jaar daarvoor kwam de zon op in het teken Ram en daarvoor in Stier, enz. Toen de vier hoofdpunten van het jaar zich verplaatsten naar andere tekens van de dierenriem, wijzigden ook de symbolen die werden gebruikt om de jaargetijden in de Griekse kunst en mythen weer te geven. Symbolen die de verschuiving van de lentenachtevening van Stier naar Ram aanduidden, die ongeveer 2000 v.Chr. plaatsvond, vallen in het bijzonder op.

Zelfs de gebruikte dierenriemen varieerden in de loop van de tijd. De schrijver noemt een oude dierenriem met tien tekens die door het splitsen van één teken in Maagd en Schorpioen en door toevoeging van Weegschaal werd omgezet in twaalf tekens. De erg op elkaar lijkende symbolen voor Maagd ♍︎ en Schorpioen ♏︎ wijzen op dit oorspronkelijke een-zijn. In haar Geheime Leer verklaart H.P. Blavatsky dat twee zodiakale tekens ‘heel lang‘mysterietekens’ bleven’, en zegt ook: ‘Het denkbeeld dat er in de oudheid slechts tien tekens van de dierenriem waren, is onjuist. Er waren er slechts tien bekend bij het grote publiek, maar de ingewijden kenden alle tekens, vanaf de tijd van de scheiding van de mensheid in geslachten, toen Maagd-Schorpioen in tweeën werd gesplitst. Deze splitsing bracht, als gevolg van een toegevoegd geheim teken en de Weegschaal – die door de Grieken werd bedacht in plaats van de geheime naam die niet werd gegeven, het aantal tekens op 12’ (2:570 & vn). Bij een beschouwing over deze tekens zegt Richer dat het huwelijk van Cadmus (Schorpioen) en Harmonia (Weegschaal) ‘misschien het invoegen van het teken Weegschaal in de dierenriem herdenkt. Harmonia kwam oorspronkelijk uit Samothrace: in allegorische termen zou dit kunnen betekenen dat het priesterlijke college van dat eiland het eens was geworden over de zodiakale hervorming’ (blz. 115).

Geografie van de hemel was in de Griekse religie en filosofie een wezenlijk bestanddeel. De pythagorische voorstelling van de tocht van de ziel vanuit de onderwereld via de planeten naar de hemelen wordt bijvoorbeeld geprojecteerd op de wereld/poolas die via Delphi en de berg Olympus loopt (zie kaart 2). De daaruit volgende geografische overeenkomsten worden weerspiegeld in de positie van heilige plaatsen en in de mythologie, kunst en kunstvoorwerpen. Deze noord-zuid lijn symboliseert ook de afdalende en omhoogleidende doorgangen van de twee zonnestilstanden. Op dezelfde manier sloten de mysteriën van Agrae en Eleusis nauw aan bij de zodiakale verdeling van Attica en het verband ervan met het Delphische stelsel, waarin Athene 0° Virgo, het teken van Athena, voorstelde. Richer wijst erop dat ‘de grote en kleine mysteriën plaatsvonden op de solstitiale as van Attica en dat hun data die van de nachteveningen waren. Zo werden de vier essentiële tijden van het jaar weergegeven door één as’ (blz. 77).

Deze oude astronomische religie ligt ook ten grondslag aan mythen over de goden, halfgoden en helden. Het vereren van de Griekse helden – zoals Heracles (Hercules), Perseus, Theseus en Bellerophon – ging vooraf aan dat van de Olympische goden, en hun geschiedenis werd vaak vergeleken met die van de twaalf zodiakale goden. Een met Leeuw vereenzelvigde zonneheld, Heracles, dateert van het tijdvak van vóór 2000 v.Chr., toen de zonnestilstanden in Leeuw en Waterman waren. Zijn twaalf werken beschrijven

een verzameling overleveringen uit opeenvolgende stadia in de geschiedenis van een cultuur of beschaving die soms erg moeilijk zijn te rangschikken. . . . Diodorus van Sicilië zei dat er meer dan één Hercules was geweest, die zelf erfgenamen waren van een hele mythische geschiedenis die elementen van verschillende oorsprong bevatte. In India is bijvoorbeeld Hanuman ook zo’n held, evenals de Babylonische Gilgamesj, van wie de geschiedenis misschien door de Feniciërs aan de Grieken is overgebracht, en ook de Fenicische Melqart. blz. 97

Richer heeft nauwkeurig onderzoek gedaan naar de plaatsen en voorvallen in de tochten van Heracles, waarin veel astrologisch/mystieke betekenissen aan het licht worden gebracht.

Jaren van bestudering van munten, aardewerk, wapenschilden, tempels en hun beeldhouwwerken, andere archeologische overblijfselen, mythen, literatuur, religie en kalenders bevestigden Richers mening dat een heilige astrologische geografie en religie in het oude Griekenland algemeen voorkwam:

De plaatsing van de monumenten toont onweerlegbaar aan, hoewel dit nog niet goed wordt ingezien, dat de Feniciërs, de Hettieten, de oude Grieken, en daarna de Etrusken, de Carthagers en de Romeinen meer dan tweeduizend jaar geduldig een stelsel van correspondenties hadden gevlochten tussen de hemel, vooral de schijnbare gang van de zon door de dierenriem, de bewoonde aarde en de door mensen gebouwde steden.

Als deze conclusies worden aanvaard, hebben we het prille begin van een meta-archeologie. Het wordt in feite mogelijk, met eenvoudige meetkunde en door bekende plaatsen als uitgangspunt te nemen, bepaalde plekken in Griekenland en Anatolië te lokaliseren waar systematisch uitgevoerde opgravingen interessante resultaten zouden moeten opleveren. . . . Een groep deskundigen, waaronder astronomen, geografen, archeologen en geschiedkundigen, zouden veel profijt kunnen hebben van de ideeën die ik voorleg. blz. xxv

Dit boek toont overtuigend aan dat veel elementen in de oude Griekse cultuur daarin doelbewust aanwezig zijn – maar daaraan is voorbijgegaan omdat ze als willekeurig of onverklaarbaar zijn beschouwd – en laat tevens de complexe geografische en astronomische kennis zien die ten grondslag ligt aan zoveel aspecten van het leven van deze oude volkeren.

Noten

  1. Sacred Geography of the Ancient Greeks, blz. 11.
  2. Dit boek is het eerste van drie delen en behandelt astrologisch/geografische symboliek; de twee andere zijn op dit moment niet in het Engels verkrijgbaar. Het tweede gaat over dit thema in de Middellandse-Zeegebieden van het Romeinse Rijk en het derde in de christelijke kunst van de vierde tot de achttiende eeuw. Voor het eerste en het derde deel ontving de auteur een prijs van de Académie Française.

Oude culturen/beschavingen en hun spirituele tradities: Griekenland


Uit het tijdschrift Sunrise jan/feb 2001

© 2001 Theosophical University Press Agency