Theosophical University Press Agency

Het onsterfelijke verhaal

E.A. Holmes

U brengt me in een moeilijk parket! Mijn eigen schuld natuurlijk, want ik bracht de gedachte naar voren dat het christelijke bijbelverhaal misschien veel meer inhoudt en een veel ruimere spirituele betekenis heeft dan de meesten van ons mensen tegenwoordig schijnen te denken. De geboorte uit een maagd, de kruisiging, de opstanding en de hemelvaart zijn begrippen waarover allang werd gesproken vóór het christendom ze overnam. Augustinus besefte dit toen hij schreef:

Datgene wat nu de christelijke godsdienst wordt genoemd, was beslist aan de Ouden bekend en heeft op geen enkel moment ontbroken vanaf het begin van de mensheid tot aan het moment dat Christus in het vlees verscheen; daarna begon men deze ware godsdienst, die daarvoor al bestond, christelijk te noemen.
Retractationes, I, xiii, 3

Men hoeft het christendom slechts wat nader te bezien om tot de ontdekking te komen dat er heel wat gedachten uit andere religies in zijn verweven, hetzij in gelijke bewoordingen of in sommige details wat afwijkend. In de Egyptische versie van de allegorie, bijvoorbeeld, werd Osiris in stukken gedeeld in plaats van gekruisigd. Hij wordt ook afgebeeld waarbij een of andere soort tarwe of koren uit zijn lichaam groeit – en eten de christenen bij het avondmaal niet het brood van hun Heer? Niemand twijfelt eraan dat het Egyptische verhaal ouder is dan de christelijke versie. Houdt dat in dat het christelijke verhaal onwaar is? Helemaal niet; het wil alleen zeggen dat het geen unieke gebeurtenis in de geschiedenis betreft. Ze heeft eerder plaatsgevonden en zal opnieuw plaatsvinden en de betekenis ervan reikt verder dan de letterlijke interpretatie.

Wat betekent het verhaal dan, los van de algemeen aanvaarde opvatting? En hier sta ik weer! Eerlijk gezegd ben ik er niet zo zeker van, want alleen zij die de werkelijkheid hebben ervaren kunnen weten wat het betekent en zulke mensen zouden onder ons niet lang kunnen blijven leven, daarvan ben ik overtuigd. Zij hebben een evolutiestadium boven dat van de mensheid bereikt, zoals de mens op een hogere sport van de ladder leeft dan de dieren. Zij hebben ongetwijfeld een ‘hemelvaart’ meegemaakt en vanuit ons standpunt gezien ‘verkeren ze met God’.

Toch zijn er volgens mij wel enige aanwijzingen over de betekenis van dit alles. De grote leraren hebben gesproken over een wereld die boven, buiten of binnen deze ontwakende wereld van ons bestaat – een wereld van de geest, de antithese van het fysieke bestaan. Sommigen hebben ook gesproken over tussenliggende gebieden: ‘In mijn Vaders huis zijn vele woningen.’

Laten we eens uitgaan van de mogelijkheid van een andere bestaanstoestand, waar een ander stel waarden gelden dat onze aardse doelstellingen en ambities in het niet doet verzinken, een gebied waar persoonlijkheden niet van belang zijn, waar onze verlangens, angsten, afkeer en andere onbetekenende gevoelens tot rust zijn gebracht, waar vreugde alleen ontstaat door de glimlach op het gelaat van een ander en waar kennis en begrip de oorzaak en de zin van het lijden aan het licht hebben gebracht.

Laten wij eens proberen ons die bestaanstoestand in te denken, waarin de Bergrede niet alleen een stel mooie clichés is maar de natuurlijke leefwijze; waar bijvoorbeeld ‘zachtmoedigheid’ geen deugd is die men wantrouwt. Ik weet niet of de uitdrukking ‘arm van geest’ een nauwkeurige vertaling is van de oorspronkelijke vermaning, maar wij zouden in onze materialistische wijsheid eerder denken dat ‘sterk van geest’ een deugd moet zijn. De vertalers zijn er echter in geslaagd een uitdrukking te vinden die sterk de atmosfeer ademt van deze andere wereld, die ons zo vreemd is. ‘Zijn leven opgeven voor een vriend’ is onder ons stervelingen inderdaad een ‘grotere liefde’ maar in dit andere gebied van ervaring zou dat de norm zijn. Deze andere wereld is inderdaad onbegrijpelijk maar toch wordt erdoor op een of andere manier een diepe snaar van verlangen in ons geraakt.

De oude overleveringen zeggen ons dat er een daad van verzaking is, die de grens vormt tussen onze wereld en de wereld van de geest. Geef uw leven op als u het wilt behouden, zei Jezus en ik geloof niet dat hij bedoelde dat we onze verantwoordelijkheden en plichten moeten opgeven. De vervulling daarvan vraagt meer verzaking van ons, al hongert onze ziel naar vrede, dan het reiken naar de geest en het onbetaald laten van onze schulden. Het zijn veeleer het in ruimere mate betalen van deze schulden, een groter gevoel van onze verantwoordelijkheid, een meer intensieve plichtsbetrachting, die deze vrede tot stand zullen brengen – en dit hoort tot het goddelijk absurde, waarvan paradoxaal gesproken veel meer kracht uitgaat dan van de logica van het eigenbelang. Het is dit goddelijk absurde dat ons zegt: ‘Treed uit het zonlicht in de schaduw om meer plaats voor anderen te maken.’ ‘Verkoop al wat u heeft en geef het aan de armen.’ ‘Niet mijn wil, o Heer, maar de Uwe.’

Deze andere wereld is voor mij even vreemd als ze misschien voor u is. Als een mens slechts een weinig in die richting gaat, steekt hij met kop en schouders boven ons uit. Als hij verdergaat, verdwijnt hij uit ons gezicht, zoals geluid dat ultrasonisch wordt. Maar de volmaakte mens heeft evenmin als ultrasonisch geluid, opgehouden te bestaan. Hij kan niet uit het heelal verdwijnen. Hij heeft de diepte van menselijke ellende gezien en ervaren en heeft gezworen niet ‘één traan van smart’ te laten drogen vóór hij hem ‘van het gezicht van iemand die lijdt heeft afgewist’, evenmin zal hij een ‘brandende menselijke traan’ van zijn hart afwissen ‘voordat het leed dat hem deed vloeien is weggenomen’. Zijn taak onder de mensen is fundamenteel, hoewel onzichtbaar, geworden. Zijn bewustzijn heeft zich meer en meer met de mensheid vereenzelvigd naarmate hij zijn uiterlijke verschijning er geleidelijk uit terugtrok. Zijn geest heeft zich meer en meer over hen uitgespreid, in een essentie van mededogen en liefde. Misschien hebben wij op subtiele wijze deelgehad aan die liefde en is onze last daardoor lichter geworden. Hij is een van de heilanden van de wereld geworden, geboren in de geest zonder zichtbare vader.

En zo zal het onsterfelijke christelijke en voor-christelijke verhaal opnieuw worden verteld.

We kunnen de schoonheid en toepasselijkheid van deze gedachten waarderen en zien dat er in de lange eeuwen van de prehistorie meer dan één heiland kan zijn geboren, maar toch heeft men het gevoel dat dit verhaal voor ons alleen op langere termijn van belang is. Misschien is dat zo. Misschien zijn we nog niet rijp om over volmaking na te denken. We begrijpen het niet en waarom zou het voor ons dan enige betekenis hebben?

Ja, waarom? Ik geloof dat de boodschap van de orthodoxe kerken op dit punt tekortschiet. Christus stierf voor onze zonden en om onze ziel te redden, wordt ons verteld, maar nog steeds zijn we niet zonder zonden en de gedachte van het hellevuur houdt in deze tijd weinig dreiging in. Wat voor godheid zou dat zijn, die ons vraagt volmaakt te worden en ons met fysiek geweld bedreigt als we weigeren? Zelfs onze wereldse gerechtshoven zijn wijzer.

Ik geloof dat er een antwoord is. Ons wordt verteld dat het Koninkrijk der Hemelen in ons is, dat wil zeggen, in ieder van ons. Als dat zo is, dan zijn we een wereld in onszelf – in feite twee werelden, een hemelse en een andere die overeenkomt met die om ons heen. In het hemelse deel van ons zetelt dat goddelijk absurde, waaraan dat verlangen en die vreemde drang ontspringt om in strijd met ons eigenbelang te handelen.

U en ik geloven misschien dat we ons in deze ‘andere’ wereld niet thuis zouden voelen. Hoeveel minder moet ons ‘betere zelf’ zich thuis voelen in onze eigen wereldse sfeer, want het wordt ongetwijfeld erdoor beïnvloed, evenals wij lijden onder de knagingen van het geweten die van ‘boven’ komen. Stelt u zich eens voor wat dat deel van onze natuur, dat liever zou sterven dan zelfs de geringste onder Gods schepselen kwaad te doen, doormaakt wanneer wij ons midden in een oorlog bevinden of wanneer verschrikkelijke gruweldaden plaatshebben. Dat moet voor dat deel de hel betekenen, verscheuring, kruisiging.

Nu ik erover nadenk, zonder ons betere zelf met zijn vermaningen en aansporingen zouden we slechts berekenende schurken zijn, zonder beginselen en scrupules. Is het niet mogelijk dat ergens in onze constitutie een deel van ons op dit moment ter wille van ons duizend doden sterft? Misschien begint het ons te dagen dat wij bezig zijn de voorbereidingen te treffen voor een herhaling van dit onsterfelijke verhaal. Is het niet waarschijnlijk dat wijzelf, of liever een aspect van ons, in deze nieuwe versie de centrale figuur zullen zijn? Maar in plaats dat de centrale figuur uit onze gezichtskring verdwijnt, is het deze keer de schaduw van ons vroegere zelf die zich van ons losmaakt, terwijl wij de ‘vrede die alle begrip te boven gaat’ tegemoet gaan.

Voeg hierbij het feit dat in de meeste niet-christelijke versies van het verhaal de mens vele levens op aarde worden toegedacht, levens van pogen en falen en opnieuw pogen en falen totdat hij uiteindelijk slaagt en dan beginnen we misschien in te zien dat het verhaal voor ieder van ons inderdaad grootser is en meer spirituele betekenis heeft dan wij schijnen te denken.


Uit het tijdschrift Sunrise mei/juni 2001

© 2001 Theosophical University Press Agency