Mensen hebben zingeving in hun leven nodig die verder gaat dan bezit,
wereldlijk succes of een zelfzuchtig levensdoel dat door de dood wordt
vernietigd. Tegelijkertijd negeert de materialistische wetenschap elke
ruimere betekenis van het leven en kan zij geen bevredigend antwoord
geven op vragen zoals ‘Wie ben ik?’ en ‘Waarom zijn
wij hier?’ Hoewel velen intuïtief aanvoelen dat er meer is,
worden ze door de confrontatie met deze beperkte visie mogelijk gedeprimeerd
of wanhopig. Kan een op materialisme gebaseerde psychotherapie tegemoetkomen
aan de werkelijke behoeften van deze mensen?
In The Observing Self [Het waarnemende zelf]1
bespreekt dr. Arthur J. Deikman verschillende aspecten van menselijk
bewustzijn en psychotherapie in het licht van de mystiek. Als leraar,
auteur en praktiserend psychotherapeut omschrijft hij zichzelf als onderzoeker
van de wetenschap van de mystiek, wat niet, zoals velen denken, een
mix van exotische en buitenissige praktijken, voorschriften en voorwerpen
is. Over ware mystiek wordt in de hele wereld al eeuwen onderwezen,
geschreven en studie gemaakt, en het feit dat de inhoud van zulke geschriften
in essentie identiek is onthult hun blijvende universaliteit. Om zijn
overtuiging kracht bij te zetten citeert dr. Deikman de Upanishads uit
India, boeddhistische leringen, Griekse filosofen, joodse rabbi’s,
soefi’s en Hopi-indianen. Hij heeft het gevoel dat het cultuurgebonden
uiterlijke gewaad, waardoor sommige mensen worden aangetrokken en dat
bij anderen weerstand oproept, alleen maar de aandacht afleiden omdat
‘de waarde van de mystieke traditie voor de westerling ligt in
de visie op het zelf en de zin van het menselijk bestaan’ (blz.
vi). Evenzo
ligt de waarde van mystiek voor de psychotherapie
niet in haar toepassing van technische middelen op patiënten,
alsof die middelen een mentaal antibioticum of een buitengewoon goed
kalmeringsmiddel zouden zijn, maar in de verandering die de mystieke
wetenschap kan brengen in het wereldbeeld en de opvattingen van de
psychotherapeut over de mogelijkheden in het menselijk leven.
– blz. 173
Vanuit dit ruimere en meer optimistische perspectief kan de therapeut
zijn patiënten effectiever behandelen.
Dr. Deikman verdeelt bewustzijn in vier categorieën: denken, voelen,
het vermogen om te functioneren, en het waarnemend centrum of het zelf,
die alle voortkomen uit een onderliggende bron, aangeduid met termen
zoals het zelf, waarheid, of kennis. Te vaak verwarren we de inhoud
van ons bewustzijn met onszelf, omdat we ons niet realiseren dat wij
in feite het onderliggende bewustzijn zijn. Dit waarnemende zelf is
de bron van intuïtieve kennis, die door het denkende zelf ontoegankelijk
wordt gemaakt wanneer we ons met onze gedachten en gevoelens vereenzelvigen
in plaats van met het waarnemende centrum. De schrijver illustreert
het verband tussen deze verschillende aspecten van het menselijk bewustzijn
aan de hand van een analogie:
Stel u zich een vijver voor die grenst aan en in
verbinding staat met de oceaan. Ons bewustzijn, het waarnemende zelf,
is het oppervlak van de vijver. Gedachten, gevoelens en andere mentale
activiteiten zijn als het geplons en de rimpelingen in het water,
alsof er vanaf de kant steentjes in worden geworpen. Als die activiteit
is weggeëbd is het oppervlak van de vijver glad, heerst er rust
en is het water als een spiegel; op zulke momenten wordt het waarnemende
zelf belangrijker, treedt het op de voorgrond en is dit zelf het voornaamste
aspect van bewustzijn. Op andere momenten, wanneer gedachten de oppervlakte
in massa’s golven en rimpelingen hebben veranderd, lijkt het
alsof de waarneming is verdwenen en het bewustzijn alleen de bewegingen
van de verstoring in het water omvat . . .
Als het water tot rust is gekomen en de rust zich
tot een zekere diepte heeft uitgebreid, begint de vijver te resoneren
met de grotere ritmische bewegingen afkomstig van de oceaan. Als rust
en activiteit in een juiste balans zijn, weerspiegelt de toestand
van de vijver de subtiele bewegingen die gewoonlijk verborgen blijven
en door de rimpelingen aan de oppervlakte worden verstoord.
– blz. 103-4
Er wordt veel aandacht besteed aan de uiteenzetting over de verschillende
functies van de twee voorhoofdskwabben van de menselijke hersenen. De
linker- of de objectieve hersenhelft is bepalend voor het logische,
redenerende verstand dat nodig is voor activiteiten zoals het rijden
in druk verkeer, het formuleren van wiskundige theorieën of schaakspelen.
De bespiegelende rechterhelft komt tot activiteit als we naar muziek
luisteren, poëzie lezen, aandachtig een bijzonder schilderij bestuderen
of naar een mooie bloem of zonsondergang kijken. Beide aspecten zijn
noodzakelijk, maar als de objectieve hersenhelft de bespiegelende hersenhelft
te veel gaat overheersen, wordt de spirituele intuïtie belemmerd.
Dat intuïtie kennis is die veeleer voortkomt uit een wordingsproces
dan uit waarneming heeft belangrijke consequenties. Zulke intuïtieve
kennis
vereist een metafysica waarin elk individu op een
of andere manier met al het andere is verbonden; het impliceert een
veldtheorie waarin geen absolute barrières tussen entiteiten
bestaan, maar waarin alle entiteiten op elkaar reageren en zijn verenigd
in het veld. In zo’n interpretatie van de werkelijkheid heeft
het bewustzijn op een bepaald niveau hetzelfde bereik als dat veld.
Als we kunnen deelhebben aan een bewustzijn dat niet door het fysieke
brein wordt beperkt maar dat zich uitstrekt over al het leven, dan
zijn subject en object één, en kunnen we weten door
ons in het object te verplaatsen. In het westen wordt zo’n bewering
als absurd beschouwd omdat het niet kan worden begrepen door te refereren
aan de objectieve wereld, de wereld van afzonderlijke begrensde dingen.
De mystieke opvatting gaat uit van een andere structuur van de werkelijkheid,
die eerder uit gradiënten dan uit begrenzingen bestaat. Ze veronderstelt
een voortdurende stroom waarin entiteiten bestaan, niet los van elkaar
maar zoals golven die hun individuele bestaan hebben en tegelijkertijd
onlosmakelijk zijn verbonden met elkaar en met de oceaan die ze doet
ontstaan en waarin ze weer opgaan. De mystieke opvatting gaat nog
een stap verder en ziet dat elke golf tegelijkertijd elke andere golf
is, zowel in tijd als in ruimte niet te scheiden.
– blz. 55-6
Intuïtie komt voort uit ons waarnemingscentrum, dat de immanente
christus, de innerlijke boeddha of het hogere zelf is genoemd. Ze is
iedereen aangeboren, hoewel slechts enkelen het bestaan en de werkelijkheid
ervan beseffen, behalve af en toe in een intuïtief gevoel of in
een droom. De schrijver gelooft dat georganiseerde vormen van religies
dit gebrek aan waarneming bevorderen door God buiten in plaats van binnen
ons te plaatsen. Traditionele religies verschillen als geloofssystemen
sterk van mystiek, dat een wetenschap van de psyche is. In religies
is bijvoorbeeld het motief voor juist gedrag het krijgen van een beloning,
‘het verzamelen van hemelse verdiensten, nauwkeurig bijgehouden
door een goddelijke boekhouder, in een plan dat wordt opzij gelegd voor
het leven na de dood’ (blz. 77). Daarentegen is voor de mysticus
deugdzaamheid noodzakelijk voor de ontwikkeling van intuïtieve
waarneming. ‘Het vermogen om Kennis te ontvangen is een functionele
aangelegenheid die niets van doen heeft met beloning of straf in de
gebruikelijke betekenis. Daarom ‘verdient’ iemand niet de
verlichting, maar wordt in staat deze te ontvangen’ (blz. 78).
De staat van intuïtief kennen, in tegenstelling tot het intellect
en de zintuiglijke waarneming, scheidt mensen van de dieren en andere
minder ontwikkelde levensvormen. Het fundament van de menselijke ontwikkeling
is niet een geslaagde voortplanting, maar bewuste evolutie:
‘mensen brengen zich tot ontwikkeling door middel van een bijzondere
soort kennis die zij wensen te verwerven’ (blz. 167). Een vereiste
is dat wij onszelf als meer dan alleen objecten beschouwen en dat inzicht
hooghouden. Zoals de soefi-mysticus Rumi het verwoordde: ‘Nieuwe
organen van waarneming komen tot bestaan als gevolg van een behoefte.
Daarom, o mens, vergroot uw behoefte, opdat uw waarneming zich verruimt.’
Helaas leven de meesten van ons routinematig, half in slaap, verzonken
in fantasieën voortgebracht door onbewuste behoeften en begeerten.
Zulke beperkende illusies overwinnen is niet gemakkelijk, omdat we een
innerlijke drang moeten hebben om onze prioriteiten hoger te willen
stellen. Een succesvolle manier is om het eigenbelang, de bron van zelfzucht,
voortdurend te laten afnemen want elke oprechte poging in deze richting
stelt ons open voor de helende invloed van het waarnemende zelf.
Om bewustzijn en intuïtie te doen toenemen beveelt de schrijver
meditatie aan, maar hij wijst erop dat het doel en de vereisten van
hen die oorspronkelijk de meditatiestelsels invoerden vaak worden genegeerd,
vooral wat de motivatie betreft. Traditionele scholen begonnen met loutering
en het ontwikkelen van een onzelfzuchtige gerichtheid voordat bijzondere
vermogens werden nagestreefd, een proces dat jaren van inspanning met
zich mee kon brengen. Men is nu geneigd deze stap over te slaan. Bovendien
stoppen veel mensen die aan meditatie beginnen ermee zelfs als ze profijt
ervan hebben gehad, anderen misbruiken haar om zich uit de maatschappij
of van de mensen om hen heen te kunnen terugtrekken of zijn uit balans
geraakt door gewijzigde bewustzijnstoestanden. De schrijver gelooft
dat vooral psychologen de technieken grondig met behulp van gekwalificeerde
leraren moeten leren kennen en zich niet alleen met het zorgvuldig uitkiezen
van een paar mystieke oefeningen dienen bezig te houden, en de rest
van het stelsel buiten beschouwing te laten. Het is vooral essentieel
dat zij ‘het praktische belang erkennen van het wijzigen van een
hebzuchtige in een op ervaring en dienstbaarheid gerichte instelling’
wanneer ze zulke oefeningen toepassen (blz. 151). Anders zullen mensen
die aan meditatie doen tot de ontdekking komen dat hun inspanning tot
resultaat heeft dat er ‘wanorde binnenkomt en wanorde naar buiten
gaat’.
Bij het bespreken van de menselijke ontwikkeling benadrukt dr. Deikman
eveneens het belang van de deugden. Ethiek is niet iets willekeurigs
want
de eenheid van alle mensen, hun onderlinge verbondenheid
en onderlinge afhankelijkheid is het belangrijkste inzicht van de
mystiek. Ze zegt dat de deugd die mystici beoefenen niet alleen noodzakelijk
is omdat het van praktisch nut zou zijn maar omdat deze in overeenstemming
met de werkelijkheid is. Een mens zou een ander moeten behandelen
zoals hij zichzelf zou behandelen omdat we onder de oppervlakte allemaal
aspecten van één wezen zijn; de gulden regel is niet
een willekeurige door cultuur bepaalde moraal maar een uitdrukking
van de werkelijke aard van de wereld. Ons ononderbroken bestaan als
soort en onze verdere ontwikkeling hangen af van ons vermogen deze
werkelijkheid te herkennen ondanks de onweerstaanbare invloed van
het uiterlijke zelf. – blz. 85
– dat wil zeggen, het zelf dat zich identificeert met de voorwerpen
van waarneming. Moreel relativisme heeft de belangrijkste reden voor
ethiek en het herkennen van een onderliggende werkelijkheid ondermijnd;
maar de traditionele deugden ‘dragen nog altijd de mogelijkheid
in zich om die werkelijkheid te kennen. Deugden bereiden de
geest voor op een diepere waarneming’ (blz. 89). Eén methode
vindt de schrijver bijzonder bruikbaar voor het doen ontwaken van inzicht,
en dat is het vertellen van verhalen, vooral de verhalen van de soefi’s
die volgens hem een grote aantrekkingskracht op mensen van deze tijd
hebben.
Dr. Deikman besluit door de mystiek te vergelijken met het bereiden
van brood: het land moet worden geploegd, het graan gezaaid, geoogst,
verwerkt tot meel, gemengd met zout en gist en tenslotte worden gebakken.
Deze stadia zijn zowel van toepassing op individuen als op beschavingen
omdat
De noodzakelijke basis in de beschaving aanwezig
moet zijn, de tijd gunstig moet zijn, en een geschikt aantal bevoegde
personen moet samenwerken om op de juiste wijze het werk van geestelijke
ontwikkeling te kunnen uitvoeren. Op dit moment is onze maatschappij
ongetwijfeld in een fase waarin het nodig is dat de akker moet worden
geploegd of het graan moet worden gezaaid. Tegen deze achtergrond
kunnen individuele onderzoekers van de mystiek behulpzaam zijn bij
dat proces, zelfs als het brood pas door latere generaties wordt gebakken.
. . . Als we voortgaan in de richting die door de
mystieke traditie is aangegeven, zullen we nog lange tijd genoeg werk
te doen hebben om onze energie aan te besteden. Het is niet nodig
het exotische, het buitenissige, na te streven. Er is behoefte aan
om een beter gebruik te maken van wat onze wetenschappen ons hebben
geleerd en om de kennis en het perspectief van de mystieke traditie
in de psychologie en de maatschappij van het westen te assimileren.
De oogst van onze inspanningen zal een dieper inzicht zijn in het
leven van de mens en het vermogen om zijn evolutie te bevorderen.
Verwijzing
- Beacon Press Books, 1983; 194 blz.,
isbn 0-8070-2951-3, softcover.