Theosophical University Press Agency

De kunst van het negeren

Willy Ph. Felthuis

Het principe van het negeren heeft iets fascinerends, want het bevat een paradoxaal, bijna tegenstrijdig element: het is waarnemen maar niets doen; weten maar doen alsof men niets weet; ergens van bewust zijn maar dat niet laten blijken. Bepaalde verborgen motieven die in een situatie spelen, die gewoonlijk een direct ingrijpen vereist, kunnen voeren tot een opzettelijke passiviteit die een innerlijke activiteit verbergt. Wie kinderen onder zijn hoede heeft gehad, kent de onschatbare waarde van het negeren op het juiste moment – en omdat het element van timing van belang is, kan het waarschijnlijk tot een kunst worden ontwikkeld: een die waardevol en nuttig is, of een uiterst wrede.

Om te beginnen het voorbeeld van het negeren van wat een kind doet. Goed gedrag negeren we niet – we erkennen dat en prijzen het zelfs, maar in het geval van ongewenst gedrag heb ik me vaak afgevraagd wat het geheim was: waarom het negeren zo doeltreffend was en in welke omstandigheden en situaties. Ik kwam tot de slotsom dat we ons op deze maatregel verlaten wanneer een kind iets doet alleen om onze aandacht te trekken – een hoop herrie maken, of iets doen waarvan het heel goed weet dat dit niet is toegestaan. Wij ouders gedragen ons plotseling niet zoals het behoort, we zeggen niets, we doen niets, we zien eenvoudig niet wat er gebeurt. Meestal zal het kind zijn onhebbelijkheid herhalen, meer herrie maken, met zijn potlood nóg een kras op het behang maken, en vol verwachting uitzien naar onze reactie. Maar als het stil blijft – wat dan?

Iets in het kind wordt geprikkeld. Tot dan toe speelde de ouder als het ware de rol van het geweten, was degene die corrigeerde, die maatregelen nam. Dit ‘geweten’ van buitenaf fluistert nu zelfs geen waarschuwing, het kind ondervindt geen correctie, er worden geen maatregelen genomen. Het is interessant te zien hoe het kind begint na te denken over dit vreemde verschijnsel. Iets in hem krijgt geleidelijk de overhand, vertelt hem dat hij alleen staat. In zijn denken werkt het kind dit natuurlijk niet welbewust uit, maar intuïtief voelt het het verschuiven van het machtsevenwicht. Iedereen die de vaak verrassende gevolgen heeft ervaren van dit negeren op het juiste moment (want ik zou de laatste willen zijn om te propageren het kind toe te staan het huis af te breken of alle muren te bekladden, terwijl wij erbij zitten te ‘negeren’) is waarschijnlijk onbewust getuige geweest van het ontwaken van het geweten, de geboorte van dat element in het kind dat min of meer gewillig de verantwoordelijkheid op zich neemt voor wat het doet.

Maar als we een volwassene negeren, is dat vaak met een minder onzelfzuchtige bedoeling; en we moeten goed op onszelf letten om er zeker van te zijn dat we met opzet onze ogen sluiten om te kunnen helpen, en niet uit zwakheid of omdat we niet willen zien. Ik ben er heel zeker van dat wij allemaal, bij een of andere gelegenheid, er dankbaar voor waren dat we als blijk van welwillendheid geen reactie kregen nadat we iets hadden gezegd of gedaan waarover we ons later schaamden en waarvan we dan spijt hadden. Dit vriendelijke negeren was nuttig omdat het ons in dezelfde positie bracht als het kind: alleen zijn met onszelf, alleen met dat deel van ons dat de verantwoordelijkheid op zich moet nemen voor al ons doen en denken. Negeren op het verkeerde moment kan echter heel onverstandig zijn; en wanneer dat met onvriendelijke bedoelingen gebeurt, kan het anderen diep kwetsen.

Bij wat we dagelijks meemaken zijn ook omstandigheden die ons hevig zouden treffen als we er te veel aandacht aan zouden schenken. Toch zou het dwaas zijn om ze te negeren. Het gaat hier weer om de ‘kunst’ van het subtiele verschil tussen het over het hoofd zien in de zin van niet zien, en het bewust negeren en dat betekent zien maar besluiten niets te doen. Er zijn natuurlijk bepaalde situaties waarin we in actie moeten komen, maar er zijn andere, misschien wel meer dan we zouden denken, waarop we geen enkele positieve invloed kunnen hebben. Maar hoe vaak staan we onszelf toe ons er vol angst en spanning over op te winden! Toch is het onze verantwoordelijkheid ze waar te nemen en ervan te leren, maar ook ze te negeren voorzover het onze eigen actieve betrokkenheid betreft. Op de lange duur zal deze instelling ons niet alleen voordeel brengen, omdat we onszelf niet hebben uitgeput door energie onnodig en onproductief te verbruiken, maar we zullen ook het voordeel leren kennen van het onafhankelijk en objectief waarnemen. Het is duidelijk dat negeren ook werkelijk handelen inhoudt – handelen door niet te handelen!

Er is een andere categorie – de minder prettige elementen in ons eigen karakter – die zeer gebaat zou zijn bij eenzelfde heilzame behandeling. Te zeggen dat we een tweevoudige natuur hebben, is een sterke simplificatie van onze ingewikkelde aard, maar voor onze uiteenzetting is dat voldoende. We voelen allemaal dat er een waarnemer in ons is, een deel dat toeziet terwijl we door het leven gaan, en de dingen goed of slecht doen, en goede, slechte, of neutrale gedachten hebben; een deel in ons dat onze karaktertrekken waarneemt en ofwel daardoor is geamuseerd of daarover teleurgesteld en soms zelfs vol afkeer is. We kunnen verschillende dingen doen om de ongewenste kant van ons wezen te verbeteren. Als we deze te streng disciplineren, proberen deze ‘met geweld’ uit ons te verwijderen, is dit volgens mij geen verstandige manier van handelen, omdat we ons dan niet de moeite geven de oorzaak ervan op te sporen. Er staan op z’n minst nog twee andere wegen voor ons open: de ene is uit te vinden wat er achter die negatieve neiging zit, proberen te begrijpen waarom die er is, en dan te trachten om de energie die erachter zit in betere banen te leiden, in waardevoller richtingen. Dit loopt bijna parallel aan het afleiden van de aandacht bij een kind. De andere manier is wijselijk negeren; ik ben ervan overtuigd dat ook dit in zo’n geval vaak effectief is. Als we een tekortkoming bestrijden, welk dan ook, verlagen we onszelf naar het niveau daarvan en hebben er zodoende geen greep meer op. Hoe meer aandacht we eraan schenken, des te sterker en hardnekkiger ze wordt. Maar als we het gebrek zien zoals het is, weten waarom het er is – precies zoals we wisten waarom het kind datgene deed wat wij negeerden – dan slaan we er eenvoudig geen acht op, in plaats van ons daarover druk te maken. Als we dan enige tijd later dat gebrek plotseling missen en het aandurven om ernaar te zoeken, kan het zijn dat we iets verschrompelds vinden wat we nauwelijks herkennen; door gebrek aan aandacht stierf het eenvoudig een natuurlijke dood.

Er is veel in ons dat net is als een kind: soms willen we dingen doen waarvan we weten dat het niet goed is, juist één stapje van het pad afwijken om ‘te zien hoe dat is’ – terwijl we al die tijd heel goed wisten wat er zou gebeuren: we zullen de verantwoordelijkheid zelf moeten dragen; vroeg of laat zullen we de krassen op het behang moeten verwijderen. Onderscheidingsvermogen en moed zijn nodig; gevoeligheid en standvastigheid, gevoel voor humor en een vleugje wijsheid kunnen niet worden gemist. Als het ons lukt om hiervan een beetje bijeen te brengen, kunnen we op z’n minst studenten in de kunst van het negeren worden genoemd.

Artikelen over psychologie


Uit het tijdschrift Sunrise mrt/apr 2005

© 2005 Theosophical University Press Agency