Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Licht op het pad

Een uiteenzetting geschreven voor het persoonlijk gebruik van hen die onbekend zijn met de oosterse wijsheid, en die wereld wensen te betreden

Opgeschreven door M.C. met aantekeningen van de schrijfster

Deel 1

Deze regels zijn geschreven voor alle leerlingen: Schenk er aandacht aan.

Voordat het oog kan zien, moet het niet meer tot tranen zijn te bewegen. Voordat het oor kan horen, moet het niet langer gevoelig zijn. Voordat de stem kan spreken in tegenwoordigheid van de meesters, moet zij het vermogen om te kwetsen hebben verloren. Voordat de ziel kan staan in tegenwoordigheid van de meesters, moeten haar voeten worden gewassen in het bloed van het hart.

  1. Dood alle eerzucht.
  2. Dood het verlangen naar leven.
  3. Dood het verlangen naar een geriefelijk bestaan.
  4. Werk zoals zij werken die eerzuchtig zijn.
  5. Eerbiedig het leven zoals zij die ernaar verlangen. En wees gelukkig zoals zij die leven voor geluk.

    Zoek in het hart de wortel van het kwaad en roei het uit. Het draagt zijn vruchten zowel in het hart van de toegewijde leerling als in het hart van de mens die vol begeerten is. Alleen de sterken kunnen het doden. De zwakken moeten wachten op zijn groei, zijn bloei, zijn sterven. En het is een plant die door de eeuwen heen blijft leven en groeien. Zij bloeit wanneer de mens in zichzelf de ervaring van ontelbare levens heeft verzameld. Hij die het pad van macht wil betreden, moet dit kwaad uit zijn hart wegrukken. Het hart zal dan bloeden en het hele leven van de mens zal volkomen aan stukken gescheurd lijken. Deze beproeving moet worden doorstaan. Zij kan komen bij de eerste sport van de ladder vol gevaren, die leidt naar het pad van het leven; het kan ook zijn dat zij pas komt bij de laatste trede. Maar leerling, bedenk dat zij moet worden doorstaan en richt de krachten van uw ziel op deze taak. Leef niet in het heden, noch in de toekomst, maar in het eeuwige. Dit gigantische onkruid kan daar niet bloeien; deze smet op het bestaan wordt alleen al door de sfeer van het eeuwige denken uitgewist.

  6. Dood elk gevoel van afgescheidenheid.
  7. Dood het verlangen naar zintuiglijke gewaarwording.
  8. Dood de honger naar groei.
  9. Maar sta alleen en afgezonderd, want niets dat een lichaam heeft, niets dat zich bewust is van afgescheidenheid, niets dat buiten het eeuwige staat, kan u helpen. Leer uit de zintuiglijke gewaarwordingen en sla ze gade, omdat u alleen zo kunt beginnen met de wetenschap van zelfkennis, en uw voet kunt plaatsen op de eerste sport van de ladder. Groei zoals de bloem groeit, onbewust, maar vol verlangen haar ziel bloot te stellen aan de lucht. Zo moet u voorwaarts dringen om uw ziel open te stellen voor het eeuwige. Maar het moet het eeuwige zijn, dat uw kracht en schoonheid te voorschijn roept, en niet het verlangen naar groei. Want in het eerste geval ontwikkelt u zich in de weelde van zuiverheid, in het laatste verhardt u door een hartstochtelijk verlangen naar persoonlijke grootheid.
  10. Verlang alleen naar wat in u is.
  11. Verlang alleen naar wat hoger is dan u.
  12. Verlang alleen naar wat onbereikbaar is.
  13. Want in u is het licht van de wereld – het enige licht dat op het pad kan worden geworpen. Als u het niet in uzelf kunt waarnemen, heeft het geen zin er elders naar te zoeken. Het gaat u te boven, omdat u uzelf heeft verloren wanneer u het bereikt. Het is onbereikbaar, omdat het steeds terugwijkt. U zult het licht wel binnengaan, maar de vlam nooit aanraken.
  14. Verlang vurig naar macht.
  15. Verlang innig naar vrede.
  16. Verlang vooral naar bezit.
  17. Maar alleen naar dat bezit dat aan de zuivere ziel toebehoort en dus in gelijke mate het bezit is van alle zuivere zielen, en daarom het bijzondere eigendom van het geheel betreft als dat tot één is verenigd. Hunker naar die dingen die de zuivere ziel kan bezitten, opdat u rijkdom zult vergaren voor die verenigde geest van leven, die uw enige ware zelf is. De vrede waarnaar u moet verlangen, is die heilige vrede die door niets kan worden verstoord en waarin de ziel groeit, zoals de heilige bloem dat doet op stille wateren. En de macht die de leerling moet begeren, zal hem als niets doen schijnen in de ogen van de mensen.
  18. Zoek de weg.
  19. Zoek de weg door inkeer in uzelf.
  20. Zoek de weg door moedig naar buiten te treden.
  21. Zoek hem niet langs één bijzonder pad. Voor iedere gemoedsaard is er één weg die het meest begerenswaard schijnt. Maar de weg wordt niet gevonden door alleen toewijding, alleen religieuze contemplatie, door ijverig voort te gaan, door zelfopofferende arbeid, of door nauwgezet het leven waar te nemen. Geen van deze kan de leerling meer dan één stap verder brengen. Alle sporten zijn nodig om de ladder samen te stellen. De ondeugden van de mensen worden sporten van de ladder, de een na de ander, als zij worden overwonnen. De deugden van de mensen zijn inderdaad noodzakelijke treden die men niet kan overslaan. En toch, al scheppen ze een zuivere atmosfeer en een gelukkige toekomst, ze zijn van geen nut als ze op zichzelf staan. De aard van de hele mens moet wijselijk worden gebruikt door hem die het pad wenst te betreden. Ieder mens is voor zichzelf onvoorwaardelijk de weg, de waarheid en het leven. Maar hij is dit slechts wanneer hij heel zijn persoonlijkheid stevig ter hand neemt, en door de kracht van zijn ontwaakte geestelijke wil inziet dat deze persoonlijkheid niet hemzelf is, maar dat ding dat hij met moeite voor zijn gebruik heeft geschapen en door middel waarvan hij – naar mate door zijn groei zijn verstand zich langzaam ontwikkelt – het leven achter die persoonlijkheid probeert te bereiken. Wanneer hij weet dat zijn prachtige, ingewikkelde, afzonderlijke leven hiervoor bestaat, dan en eerst dan bevindt hij zich inderdaad op de weg. Zoek die weg door in de geheimzinnige en glorierijke diepten van uw eigen innerlijke wezen af te dalen. Zoek hem door alle ervaring te toetsen, door gebruik te maken van de zintuigen om de groei en de betekenis van de persoonlijkheid te doorgronden en ook de schoonheid en de onbegrijpelijkheid van die andere goddelijke fragmenten, die zij aan zij met u worstelen en de mensheid vormen waartoe u behoort. Zoek hem door de wetten van het zijn te bestuderen, de wetten van de natuur, de wetten van het bovennatuurlijke; en zoek hem door volledige gehoorzaamheid van de ziel te betonen aan de ster die zwak daarbinnen schijnt. Terwijl u waakt en haar vereert, neemt haar licht gestadig toe. Dan kunt u weten dat u het begin van de weg heeft gevonden. En als u het einde heeft gevonden, dan wordt zijn licht opeens het oneindige licht.
  22. Zoek naar de bloem die tijdens de stilte na de storm ontluikt, en niet eerder.
  23. Zij zal groeien, omhoogschieten, zal takken, bladeren en knoppen vormen, terwijl de storm aanhoudt, de strijd voortduurt. Maar niet voordat de hele persoonlijkheid van de mens is ontbonden en opgelost, niet voordat deze door het goddelijke fragment dat haar heeft geschapen, wordt gezien als slechts een voorwerp om mee te experimenteren en ervaring mee op te doen – niet voordat zijn hele aard zich heeft overgegeven en onderworpen is aan zijn hogere zelf, kan de bloem zich openen. Dan komt een kalmte, als in een tropisch land na zware regenval, wanneer de natuur zo snel werkt dat men haar activiteit kan volgen. Zo’n rust zal er over de gekwelde geest komen. En in de diepe stilte zal die geheimzinnige gebeurtenis plaatsvinden waaruit zal blijken dat de weg is gevonden. Geef er die naam aan die u maar wilt; het is een stem die spreekt waar er geen is om te spreken – een boodschapper die komt, een boodschapper zonder vorm of substantie; of het is de bloem van de ziel die zich heeft geopend. Het kan door geen enkel beeld worden beschreven. Maar het kan worden aangevoeld, er kan naar worden gezocht en naar verlangd, zelfs wanneer de storm raast. De stilte kan slechts een ogenblik duren, of ze kan duizend jaar duren. Maar er zal een eind aan komen. Toch zult u haar krachten in u dragen. Telkens weer moet de strijd worden gestreden en gewonnen. De natuur kan slechts tijdelijk doodstil zijn.

Wat hierboven is geschreven, zijn de eerste regels die op de muren van de Hal van Lering staan geschreven. Zij die vragen, zullen ontvangen. Zij die wensen te lezen, zullen lezen. Zij die wensen te leren, zullen leren.

VREDE ZIJ MET U.

Deel 2

Uit de stilte die vrede is, zal een helder klinkende stem zich verheffen. En deze stem zal zeggen: Het is niet goed; u heeft geoogst; nu moet u zaaien. En omdat u weet dat deze stem de stilte zelf is, zult u gehoorzamen.

U, die nu een leerling bent, in staat te staan, in staat te horen, in staat te zien, in staat te spreken, die de begeerte heeft overwonnen en zelfkennis heeft verworven, die uw ziel in haar bloei heeft gezien en deze heeft herkend en de stem van de stilte heeft gehoord, ga naar de Hal van Lering en lees wat daar voor u staat geschreven.

  1. Houd u afzijdig in de komende strijd; en hoewel u strijdt, wees niet de krijger.
  2. Zie uit naar de krijger en laat hem in u strijden.
  3. Ontvang zijn bevelen tot strijd en gehoorzaam deze.
  4. Gehoorzaam hem, niet als ware hij een generaal maar als ware hij uzelf en zijn gesproken woorden de uiting van uw geheime begeerten; want hij is uzelf, maar oneindig veel wijzer en sterker dan u. Zie naar hem uit, opdat u in de hitte en de verwarring van de strijd niet aan hem voorbijgaat; en hij zal u niet kennen, tenzij u hem kent. Als uw kreet zijn luisterend oor bereikt, zal hij in u strijden en de doffe leegte daarbinnen vullen. En als dit zo is, dan kunt u het gevecht kalm en onvermoeibaar doorstaan, u afzijdig houden en hem voor u laten strijden. Dan zal het u onmogelijk zijn ook maar één misslag te begaan. Maar als u niet naar hem uitziet, als u aan hem voorbijgaat, dan is er voor u geen bescherming. Uw brein zal weifelen, uw hart onzeker worden en in het stof van het slagveld zullen uw waarneming en zintuigen falen en u zult uw vrienden niet van uw vijanden kunnen onderscheiden.
  5. Hij is uzelf. Toch bent u slechts eindig en kunt u fouten maken. Hij is eeuwig en is betrouwbaar. Hij is eeuwige waarheid. Wanneer hij eenmaal in u is gevaren en uw krijger is geworden, zal hij u nooit geheel verlaten; en als de dag van de grote vrede aanbreekt, zal hij één met u worden.

  6. Luister naar het lied van het leven.
  7. Bewaar in uw herinnering de melodie die u hoort.
  8. Leer van haar de les van harmonie.
  9. U kunt nu rechtop staan, vast als een rots in de branding, en de krijger gehoorzamen die uzelf en uw vorst is. Onbekommerd om de strijd, tenzij om zijn bevelen uit te voeren; zich geen zorgen meer makend over de uitslag van de strijd, want slechts één ding is belangrijk: dat de krijger zal winnen; en u weet dat hij niet kan worden verslagen; gebruik, aldus staande, kalm en wakker, het vermogen om te horen dat u door lijden en door de vernietiging van het lijden heeft verkregen. Slechts fragmenten van het grootse lied bereiken uw oor, zolang u nog maar een mens bent. Maar als u ernaar luistert, bewaar dan getrouw de herinnering eraan, zodat niets van wat u heeft bereikt verloren gaat, en probeer daaruit de betekenis af te leiden van het mysterie dat u omringt. Zo zult u na verloop van tijd geen leraar meer nodig hebben. Want evenals het individu een stem heeft, heeft dat waarin het individu bestaat er een. Het leven zelf kan spreken en zwijgt nooit. En wat het uit, is niet – zoals u die daarvoor doof is misschien denkt – een kreet: het is een lied. Leer daaruit dat u een deel bent van de harmonie; leer daaruit gehoorzaam te zijn aan de wetten van die harmonie.
  10. Besteed ernstig aandacht aan al het leven dat u omringt.
  11. Leer met verstand in de harten van de mensen te zien.
  12. Schenk vooral aandacht aan uw eigen hart.
  13. Want door uw eigen hart komt het ene licht dat het leven kan verlichten en het voor uw ogen helder kan maken.
  14. Onderzoek de harten van de mensen, opdat u weet wat die wereld is waarin u leeft en waarvan u deel wenst uit te maken. Zie naar het voortdurend wisselende en bewegende leven dat u omringt, want het wordt door de harten van de mensen gevormd; en naarmate u hun aard en betekenis gaat begrijpen, zult u geleidelijk het meeromvattende levenswoord kunnen lezen.

  15. Spreken komt slechts door kennis. Verwerf kennis en u zult de spraak beheersen.
  16. Nu u de beschikking over de innerlijke zintuigen heeft verkregen, de verlangens van de uiterlijke zintuigen bedwongen, de begeerten van de individuele ziel heeft overwonnen en kennis heeft verworven, maak u nu klaar, o leerling, de weg daadwerkelijk te gaan bewandelen. Het pad is gevonden: maak u gereed het te betreden.
  17. Vraag aan de aarde, aan de lucht en aan het water naar de geheimen die zij voor u bewaren. Door het ontwikkelen van uw innerlijke zintuigen zult u dit kunnen doen.
  18. Vraag aan de heiligen van de aarde naar de geheimen die zij voor u bewaren. Het bedwingen van de verlangens van de uiterlijke zintuigen zal u het recht geven dit te doen.
  19. Vraag het meest innerlijke, het ene, naar het uiteindelijke geheim dat het door de eeuwen heen voor u bewaart.
  20. De grote, moeilijke zege, het overwinnen van de begeerten van de individuele ziel, is een werk van eeuwen; verwacht dus niet daarvoor te worden beloond voordat eeuwen van ervaring zich hebben opgestapeld. Wanneer de tijd is gekomen om deze zeventiende regel te leren, bevindt de mens zich op de drempel om meer dan een mens te worden.

  21. De kennis die nu de uwe is, is slechts van u omdat uw ziel één is geworden met alle zuivere zielen en met het meest innerlijke. Zij is aan uw zorg toevertrouwd door het allerhoogste. Verraad haar, misbruik uw kennis of verwaarloos haar, en het is voor u zelfs nu nog mogelijk vanuit de hoge staat die u heeft bereikt, neer te storten. Groten vallen terug, zelfs op de drempel; ze kunnen het gewicht van hun verantwoordelijkheid niet dragen, en zijn niet in staat verder te gaan. Zie daarom steeds met ontzag en beven uit naar dit ogenblik, en wees op de strijd voorbereid.
  22. Er staat geschreven dat er voor hem die op de drempel van het goddelijke staat, geen wet kan worden opgesteld, geen gids kan bestaan. Toch kan ter informatie van de leerling de laatste strijd aldus worden omschreven:
  23. Houd vast aan dat wat noch substantie noch bestaan heeft.

  24. Luister slechts naar de stem die geen klank heeft.
  25. Zie slechts naar dat wat onzichtbaar is voor zowel het innerlijke als het uiterlijke zintuig.

VREDE ZIJ MET U.

Aantekeningen

Deel 1

Aantekening bij Regel 1. – Eerzucht is de eerste vloek: de grote verleider van de mens die boven zijn medemens uitgroeit. Ze is de eenvoudigste vorm van het verlangen naar beloning. Voortdurend worden verstandige en krachtige mensen erdoor van hun hogere mogelijkheden afgeleid. Toch is ze een noodzakelijke lerares. Haar gevolgen vergaan in de mond tot stof en as; evenals dood en onderlinge vervreemding toont ze de mens ten slotte dat voor zichzelf werken betekent werken voor teleurstelling. Maar al schijnt deze eerste regel zo eenvoudig en gemakkelijk, toch moet u er niet snel aan voorbijgaan. Want deze ondeugden van de gewone mens maken een geraffineerde gedaanteverandering door en verschijnen in een andere vorm opnieuw in het hart van de leerling. Het is gemakkelijk om te zeggen: ik zal niet eerzuchtig zijn; het is niet zo gemakkelijk om te zeggen: wanneer de meester in mijn hart leest, zal hij constateren dat het volkomen zuiver is. De ware kunstenaar die uit liefde voor zijn werk werkt, bevindt zich soms meer vastberaden op de goede weg dan de occultist die zich verbeeldt dat zijn belangstelling niet langer op zichzelf is gericht, maar die in werkelijkheid de grenzen van ervaring en verlangen slechts heeft verruimd, en zijn belangstelling heeft verplaatst naar de dingen die het grotere tijdsbestek van zijn leven betreffen. Hetzelfde beginsel is van toepassing op de twee andere schijnbaar eenvoudige regels. Blijf er eens bij stilstaan en laat u niet gemakkelijk door uw eigen hart misleiden. Want nu, op de drempel, kan een fout nog worden hersteld. Maar als u haar met u meedraagt, zal ze groeien en tot bloei komen, of anders zult u bitter moeten lijden bij haar vernietiging.

Aantekening bij Regel 5. – Verbeeld u niet dat u zich afzijdig kunt houden van slechte of dwaze mensen. Zij zijn uzelf, hoewel in mindere mate dan uw vriend of uw meester. Maar als u toestaat, dat de gedachte afgescheiden te zijn van een slecht ding of slechte persoon in u wortel schiet, schept u daardoor karma dat u aan dat ding of die persoon zal binden, totdat uw ziel inziet dat ze niet kan worden afgezonderd. Bedenk dat de zonde en schande van de wereld uw zonde en schande zijn; want u maakt er deel van uit; uw karma is onontwarbaar verweven met het grote karma. En voordat u kennis kunt bereiken, moet u alle plaatsen hebben bezocht, zowel de reine als de onreine. Bedenk daarom dat het besmeurde kleed waarvoor u nu terugdeinst om het aan te raken, misschien gisteren het uwe was of in de toekomst van u kan zijn. En als u zich met afschuw ervan afwendt wanneer het op uw schouders wordt gelegd, zal het zich nog vaster aan u hechten. Wie vol eigendunk is, bereidt zich een bedding van slijk. Onthoud u omdat het goed is zich te onthouden, en niet om zelf rein te blijven.

Aantekening bij Regel 17. – Deze drie woorden lijken misschien te onbeduidend om op zichzelf te staan. De leerling zal zeggen: zou ik ooit deze gedachten bestuderen als ik niet de weg zocht? Ga echter niet haastig verder. Sta stil en denk eens even na. Is het de weg die u begeert, of is er in uw droombeelden een vaag vergezicht van grote hoogten die door uzelf moeten worden beklommen, of van een grootse toekomst die u eens zult bereiken? Wees dus gewaarschuwd. De weg moet worden gezocht ter wille van de weg zelf en niet opdat uw voeten hem zullen betreden.

Er is een overeenkomst tussen deze regel en de zeventiende van de tweede reeks. Wanneer na eeuwen worstelen en vele zeges de laatste strijd is gewonnen en het uiteindelijke geheim wordt opgeëist, dan bent u voorbereid voor een nog verder pad. Wanneer het uiteindelijke geheim van deze grote les u wordt onthuld, wordt daarin het mysterie van de nieuwe weg geopenbaard – een pad dat ons wegvoert uit alle menselijke ervaring en dat de gewaarwording of verbeelding van de mens volledig te boven gaat. Men moet bij elk van deze punten lang stilstaan en er goed over nadenken. Bij elk van deze punten is het nodig er zeker van te zijn dat de weg ter wille van de weg zelf wordt gekozen. De weg en de waarheid komen eerst en dan volgt het leven.

Aantekening bij Regel 20. – Zoek de weg door alle ervaringen te toetsen, en denk eraan dat als ik dit zeg, ik niet zeg: geef toe aan de verleidingen van de zintuigen om deze te leren kennen. Voordat u occultist bent geworden, kunt u dit doen, maar niet daarna. Wanneer u deze weg heeft gekozen en bent ingeslagen, kunt u aan deze verleidingen niet zonder schaamte toegeven. Toch kunt u ze zonder afschuw ervaren; u kunt ze overdenken, waarnemen en toetsen en vol vertrouwen geduldig wachten op het uur dat ze niet langer invloed op u hebben. Veroordeel echter niet de mens die eraan toegeeft; reik hem uw hand als aan een broederpelgrim van wie de voeten zwaar zijn geworden van het slijk. Bedenk wel, leerling, dat hoe groot de kloof ook is tussen de zondaar en de goede mens, zij groter is tussen de goede mens en hij die kennis heeft verworven; zij is onmetelijk tussen de goede mens en hij die op de drempel staat van het goddelijke. Wees daarom op uw hoede, opdat u zich niet te snel zult verbeelden dat u losstaat van de massa. Als u het begin van de weg heeft gevonden, zal de ster van uw ziel haar licht doen gloren; en door dat licht zult u merken hoe groot de duisternis is waarin het brandt. De ziel, het hart, het brein – alle zijn duister en donker totdat de eerste grote strijd is gewonnen. Laat u zich daardoor niet afschrikken en bang maken; houd uw blik gericht op het kleine licht en het zal groeien. Maar laat de duisternis daarbinnen u helpen de hulpeloosheid te begrijpen van hen die nog geen licht hebben gezien, van wie de zielen nog in diepe duisternis zijn gehuld. Maak hen geen verwijten, deins niet voor hen terug, maar probeer iets van het zware karma van de wereld te verlichten; help dan dat kleine aantal sterke handen die beletten dat de machten van de duisternis een volledige overwinning behalen. Dan wordt u deelgenoot van een vreugde, die inderdaad een enorme inspanning en diepe droefheid met zich meebrengt, maar ook een groot en steeds groeiend genoegen.

Aantekening bij Regel 21. – Het openen van de bloem is het glorieuze moment waarop de gewaarwording ontwaakt: daarmee komen vertrouwen, kennis, zekerheid. Het stilhouden van de ziel is het ogenblik van verbazing en daarop volgt een ogenblik van voldoening – dat is de stilte.

Weet, leerling, dat zij die door de stilte zijn gegaan en haar vrede hebben gevoeld en haar kracht hebben behouden, ernaar verlangen dat ook u daar doorheen zult gaan. Daarom zal de leerling in de Hal van Lering, wanneer hij in staat is die te betreden, altijd zijn meester vinden.

Zij die vragen, zullen ontvangen. Maar hoewel de gewone mens voortdurend vraagt, wordt zijn stem niet gehoord. Want hij vraagt alleen met zijn denken; en de stem van het denken wordt alleen gehoord op dat gebied waarop het denken actief is. Daarom zeg ik pas nadat de eerste eenentwintig regels zijn aangenomen: zij die vragen, zullen ontvangen.

Te lezen in de occulte zin is te lezen met de ogen van de geest. Te vragen is de honger van binnen te voelen – het verlangen van de geestelijke aspiratie. Te kunnen lezen betekent in geringe mate het vermogen te hebben verkregen om die honger te stillen. Wanneer de leerling gereed is om te leren, dan wordt hij aangenomen, geaccepteerd, erkend. Dit moet zo zijn, want hij heeft zijn lamp aangestoken en dit kan niet onopgemerkt blijven. Maar het is onmogelijk te leren tenzij de eerste grote strijd is gewonnen. Het denken kan de waarheid herkennen, maar de geest kan haar niet ontvangen. Wanneer de storm eenmaal is doorstaan en de vrede is bereikt, dan is het altijd mogelijk te leren, al zou de leerling weifelen, aarzelen of zich afwenden. De stem van de stilte blijft in hem; en al zou hij het pad geheel verlaten, toch zal zij eenmaal opnieuw weerklinken en hem in tweeën scheuren en zijn hartstochten scheiden van zijn goddelijke mogelijkheden. Dan zal hij terugkeren, waarbij het verlaten lagere zelf lijdt en wanhoopskreten uit.

Daarom zeg ik, vrede zij met u. ‘Mijn vrede geef ik u’, kan door de meester alleen worden gezegd tot de geliefde leerlingen die zijn zoals hijzelf. Er zijn enkelen, zelfs onder degenen die de oosterse wijsheid niet kennen, tot wie dit kan worden gezegd en tot wie het dagelijks meer en meer in de volle betekenis kan worden gezegd.

Besteed aandacht aan de drie waarheden. Ze zijn gelijkwaardig.

Deel 2

Aantekening bij Deel 2. – In staat zijn te staan betekent vertrouwen te hebben; in staat zijn te horen betekent de deuren van de ziel te hebben geopend; in staat zijn te zien betekent gewaarwording te hebben verworven; in staat zijn te spreken betekent het vermogen te hebben verkregen om anderen te helpen; begeerte te hebben overwonnen betekent te hebben geleerd hoe het zelf te gebruiken en te beheersen; zelfkennis te hebben verkregen betekent zich in de innerlijke burcht te hebben teruggetrokken van waaruit de persoonlijke mens onbevooroordeeld kan worden aanschouwd; uw ziel in haar bloei te hebben gezien betekent in uzelf een kortstondige flits te hebben aanschouwd van de gedaanteverandering die u na verloop van tijd tot meer dan een mens zal maken; deze te herkennen betekent de grote taak te volbrengen om in het vlammend licht te schouwen zonder de ogen neer te slaan en niet uit angst terug te deinzen, alsof het een afschuwelijke spookverschijning betreft. Dit overkomt een enkeling en daardoor gaat de zege, wanneer ze bijna is behaald, toch weer verloren; de stem van de stilte te horen betekent te begrijpen dat de enige ware leiding van binnenuit komt; naar de Hal van Lering te gaan betekent de toestand ingaan waarin leren mogelijk wordt. Dan zullen daar veel woorden voor u worden geschreven, geschreven in vurige letters die u gemakkelijk kunt lezen. Want als de leerling gereed is, is ook de meester gereed.

Aantekening bij Regel 5. – Stem eropaf en luister ernaar, eerst in uw eigen hart. Eerst zegt u misschien: het is er niet; wanneer ik zoek, vind ik slechts disharmonie. Kijk dieper. Als u opnieuw wordt teleurgesteld, wacht dan en kijk nog dieper. Er is een natuurlijke melodie, een verborgen bron in ieder mensenhart. Ze kan onderdrukt zijn en volkomen verborgen en tot zwijgen gebracht – maar ze is er. Aan de basis van uw natuur zult u geloof, hoop en liefde vinden. Wie het kwade kiest, weigert in zichzelf te zien, sluit zijn oren voor de melodie van zijn hart, terwijl hij zijn ogen blind maakt voor het licht van zijn ziel. Hij doet dit omdat hij het gemakkelijker vindt in zijn begeerten te leven. Maar door alle leven loopt de sterke stroom die niet tot staan kan worden gebracht; de grote wateren zijn daar werkelijk. Ontdek ze en u zult gewaarworden dat er niemand is, zelfs niet het meest armzalige schepsel, of hij maakt er deel van uit, hoe blind hij zich misschien ook houdt voor dit feit en voor zichzelf een denkbeeldige uiterlijke vorm van verschrikking bouwt. In die zin zeg ik tot u: Al die wezens, tussen wie u voortworstelt, zijn fragmenten van het goddelijke. En de illusie waarin u leeft, is zo bedrieglijk dat het moeilijk is te achterhalen waar u voor het eerst de liefelijke stem in het hart van de ander zult ontdekken. Maar weet dat ze beslist binnenin uzelf is. Zoek haar dus daar en heeft u haar eenmaal gehoord, dan zult u haar gemakkelijker ook om u heen herkennen.

Aantekening bij Regel 10. – Vanuit een volstrekt onpersoonlijk gezichtspunt, anders wordt uw waar neming gekleurd. Daarom moet onpersoonlijkheid eerst worden begrepen.

Een waar verstand is onpartijdig: niemand is uw vijand – niemand is uw vriend. Allen zijn evenzeer uw leraren. Uw vijand wordt een mysterie dat moet worden opgelost, zelfs al zou het eeuwen kosten: want de mens moet worden begrepen. Uw vriend wordt een deel van uzelf, een uitbreiding van uzelf, een raadsel dat moeilijk is te verklaren. Er is maar één ding dat moeilijker is te kennen – uw eigen hart. Pas wanneer de boeien van de persoonlijkheid zijn verbroken, kan men beginnen dat diepe mysterie van het zelf te zien. Pas wanneer u er afstand van kunt nemen, zal het zich op een of andere wijze aan uw verstand openbaren. Pas dan en niet eerder kunt u het begrijpen en er leiding aan geven. Pas dan, en niet eerder, kunt u al zijn vermogens op een waardige wijze gaan gebruiken.

Aantekening bij Regel 13. – Het is onmogelijk anderen te helpen voordat uzelf enige zekerheid heeft verkregen. Wanneer u de eerste eenentwintig regels heeft geleerd, de Hal van Lering heeft betreden met uw vermogens ontwikkeld en de zintuigen ongeboeid, dan zult u ontdekken dat er binnenin u een bron is waaruit het vermogen tot spreken zal opwellen.

Ik kan na de dertiende regel geen woorden toevoegen aan wat al is geschreven.

Mijn vrede geef ik u.

Deze aantekeningen zijn alleen voor hen geschreven aan wie ik mijn vrede geef: zij die van wat ik heb geschreven zowel de innerlijke als de uiterlijke betekenis kunnen lezen.


Licht op het pad & Door de gouden poort, blz. 1-25

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag