Theosophical University Press Agency

De rajayoga-scholen van Point Loma

Bernard Parsons

Toen Katherine Tingley in 1896 op haar eerste theosofische tournee in het buitenland was, hoorde ze van haar vertegenwoordiger in de Verenigde Staten dat er op Point Loma, een schiereiland aan San Diego Bay, 53 hectare land beschikbaar was. Ze drong er bij hem op aan om het zonder uitstel te kopen en tegen het jaar 1900 waren het voormalige hotel en sanatorium verbouwd en werd de rajayoga-school geopend. Binnen een paar jaar zaten er driehonderd kinderen uit alle lagen van de samenleving en met twintig verschillende nationaliteiten in de schoolbanken. Op het hoogtepunt van haar activiteit had de Point Loma gemeenschap een kleuterschool voor drie- tot vijfjarigen, een basisschool, een middelbare school, een universiteit, een School of Antiquity, een afdeling wetenschappelijk onderzoek, een muziekschool met een volledig orkest, een strijkkwartet, zangkoren en een programma voor toneelkunst.

Academiegebouw, Internationaal Theosofisch Hoofdkwartier, Point Loma, Californië

Academiegebouw, Internationaal Theosofisch Hoofdkwartier, Point Loma, Californië

Om een idee te krijgen van de leidende beginselen die het beleid en het programma van de Point Loma scholen bepaalden, is het nodig enig begrip te krijgen van de term rajayoga, de ‘koninklijke’ methode toegepast in de eeuwige strijd van de menselijke ziel om haar zwakheden te beheersen en haar weg naar eenwording met zijn innerlijke god te verdienen. Studenten op dit pad moeten zich bewust worden van de innerlijke god die hun leraar is en van het lichaam dat als tempel van de geest sterk en fit moet worden gehouden. Zij moeten leren dat de zachte fluisteringen van de godheid in ons het best op momenten van stilte en oplettendheid worden herkend. Er is wetmatigheid in alle delen van het leven, en een van de vaardigheden van rajayoga is te ontdekken wat op een natuurlijke manier tot ons komt. Dit pad is voor de toegewijden; het is geen schoolse oefening in discussie, en ook niet een verzameling feiten. Het is geen pad om alleen over te lezen; het moet met wijsheid en kennis worden bewandeld, onderzocht en ervaren.

H.P. Blavatsky had een uitgesproken mening over onderwijs:

Als wij geld hadden, zouden wij scholen stichten die wat anders zouden opleveren dan toekomstige hongerlijders die kunnen lezen en schrijven. Aan kinderen moet bovenal zelfvertrouwen worden geleerd, liefde voor alle mensen, altruïsme, onderlinge verdraagzaamheid en in de allereerste plaats zelfstandig en logisch denken. Wij zouden het zuiver mechanische geheugenwerk tot een volstrekt minimum terugbrengen en die tijd besteden aan de ontwikkeling en oefening van de innerlijke zintuigen, vermogens en latente capaciteiten. We zouden ernaar streven ieder kind als een eenheid te behandelen en het zo opvoeden, dat zijn vermogens zich op de meest harmonische en gelijkmatige wijze ontplooien, opdat zijn bijzondere aanleg zich volledig en natuurlijk ontwikkelt.
De sleutel tot de theosofie, blz. 251-2

En voor haar leerlingen, jong en oud, herhaalde ze de woorden van haar eigen leraar:

Zie de waarheid voor je: een schoon leven, een open geest, een zuiver hart, een vurig intellect, een ongesluierde spirituele waarneming, een broederlijk gevoel voor onze medediscipelen, een bereidheid advies en instructies te geven en aan te nemen, een trouw gevoel van plicht aan de leraar, een gewillige gehoorzaamheid aan de opdracht van de waarheid, zodra we eenmaal ons vertrouwen in de leraar hebben gesteld en geloven dat hij in het bezit ervan is; het moedig ondergaan van persoonlijke onrechtvaardigheid, het dapper verkondigen van onze uitgangspunten, een heldhaftige verdediging van diegenen die ten onrechte worden aangevallen, en voortdurend een oog houden op het ideaal van de vooruitgang en vervolmaking van de mens zoals geschilderd in de geheime wetenschap (guptavidya) – dit zijn de gouden sporten van de ladder die de leerling kan beklimmen naar de tempel van goddelijke wijsheid. Zeg dit tegen hen die zich vrijwillig hebben aangemeld om door jou te worden onderwezen.
H.P. Blavatsky Collected Writings, 12:591

Dit zijn enkele van de beginselen waar de scholen en de gemeenschap in Point Loma zich op baseerden. Ze werden niet tevoorschijn getoverd uit het brein van Mw. Tingley. Ze gaf aan het westen een oude traditie door die langgeleden verloren was geraakt, en demonstreerde de ideeën en idealen waar Blavatsky en haar leraar over spraken. Hoe ging ze bij het leiden van haar scholen te werk om deze filosofie toe te passen? Soms werd ze beoordeeld als een autocraat. Woorden veranderen van betekenis en in haar tijd betekende het dat ze de zaak volledig onder controle had, dat ze deze controle uitoefende en dat ze vastbesloten was toe te zien dat haar plan goed werd uitgevoerd. Ze had haar levenswerk, en begon doelgericht om het tot stand te brengen. Haar leidende gedachte was een school van mededogen op te richten, en de mensen die haar kenden zeiden dat dit inderdaad de grondtoon van haar scholen was. Ze richtte een school op die om studenten draaide in plaats van om leraren en moedigde bij haar studenten een onafhankelijkheid van geest aan, waarvan werd gehoopt dat ze deze zouden verwerven door hun activiteiten te baseren op de influisteringen van binnenuit hun hart. Bij het ten uitvoer brengen van deze doelen zocht ze de bereidwillige medewerking van studenten, stafleden, ouders en samenleving.

Het is nooit gemakkelijk om beginselen naar de praktijk te vertalen; zwakheden, afkomst en de gewoonten van onze samenleving staan in de weg. Mw. Tingley zag heel duidelijk op wat voor manier de beginselen moesten worden toegepast. Ze was het met Blavatsky eens dat het niet genoeg is als de klaslokalen schoon zijn, licht en met bloemen, en vriendelijk van tint, zoals ze eindelijk begonnen te worden, of dat de schooldag werd opgevrolijkt met muziek en spelletjes. Het rooster op de Point Loma scholen hield rekening met Blavatsky’s uitspraak dat ‘Het echte gevaar bestaat uit het ontwikkelen van alleen het intellect als manier voor materiële vooruitgang, terwijl men de hogere natuur van de mens laat uitbloeien zonder ernaar om te kijken.’

Mw. Tingley ruimde het sterke element van competitie dat het onderwijs- en examensysteem van die tijd doordrong uit de weg, omdat ze vond dat het zelfzucht en jaloezie aankweekte. Ze bracht de beoefening van mededogen als ideaal naar voren en vroeg de leerlingen om attent te zijn voor alle anderen, in plaats van voor enkele zelf uitgekozen kinderen. De kinderen werd geleerd dat hun taak een bijzondere spirituele plicht was. Daarom zouden ze zich alleen met hun eigen werkzaamheden moeten bezighouden en anderen de ruimte geven voor die van henzelf. De school begon met het creëren en onderhouden van een prachtige werkomgeving. Ze had zoveel succes dat de eens dorre hectaren grond met bomen werden bedekt, met voldoende boomgaarden en tuinen om de scholen te voorzien van bloemen, fruit en groenten.

Het lesprogramma was uitgebalanceerd. Tegenover het theoretische stond het praktische; de nederige taken werden door iedereen gedeeld, ook door hen die van hoge komaf waren. De tempel van de geest werd goed gevoed en op passende manieren geoefend. Ze begon met de basis zoals het gezonde verstand die aangeeft: een goede lichamelijke ontwikkeling, goede gewoonten, juiste leefwijze, goede voeding, frisse lucht en geschikte oefeningen. Ze geloofde niet in het martelen van het vlees – nog minder in het zich eraan overgeven; maar ze stond op de noodzaak van een sterk gezond lichaam als een geschikte tempel voor de geest, een goed afgestemd instrument ter beschikking van de ziel.

Met voortdurende nadruk op de voorname plaats van de innerlijke godheid van de mens als bron van inspiratie, wijdde men zich op de scholen er volledig aan om dit tot een levend element in het dagelijks leven te maken. Mw. Tingley begon bij haar pupillen op heel jonge leeftijd een beroep te doen op zelfbeheersing. Zelfbeheersing komt ‘niet uit het brein maar uit het onsterfelijke, onvergankelijke deel van de mens. . . . Daar leeft de goddelijke wil, de spirituele wil’. Velen, zei ze, gebruiken in plaats daarvan de wil van het brein, de wil die hen – dat denken ze – het recht geeft te drinken, te gokken en hun fouten te maken wanneer ze willen. De kinderen waren zich wonderbaarlijk goed bewust van hun innerlijke gids en vriend, en dit gaf hen de zegeningen van hoop, vertrouwen en kalmte. Doordat ze werden geholpen hun concentratievermogen te oefenen, werden de leerlingen getraind in stille, intensieve, efficiënte studie.

Men ging ervan uit dat alle eigenschappen kunnen worden ontwikkeld. Elk kind kreeg les over muziek bijna nog voordat hij of zij kon spreken, op de kleuterschool op zo’n drie- à vierjarige leeftijd, en met het studeren op een instrument werd heel vroeg begonnen. In die tijd waren er weinig of geen schoolorkesten, en koren waren er alleen op een paar middelbare scholen. De school in Point Loma had een volledig orkest en verschillende koorgroepen.

Rajayoga-symfonieorkest, Academie Rotonde, 1912

Rajayoga-symfonieorkest, Academie Rotonde, 1912

Mw. Tingley zei over muziek dat ‘het een deel van het leven zelf wordt, en een van die subtiele krachten van de natuur die, wanneer juist toegepast, de goddelijke vermogens van de ziel opwekken’.

De wereld heeft geen juist idee van de grootsheid van muziek, en pas wanneer daarin verbetering is gebracht, kan ze begrijpen dat ware harmonie nooit kan uitgaan van iemand die deze harmonie niet in zichzelf bezit.

Er bestaat een zeer grote samenhang tussen muziek aan de ene kant, en gedachten en aspiraties aan de andere, en alleen die muziek verdient die naam, waarin de edelste en zuiverste aspiraties hun weerklank vinden.

Er bestaat een wetenschap van het bewustzijn, en daarin kan de muziek een grotere rol spelen dan men doorgaans vermoedt. Kennis van de levenswetten die een van de doeltreffendste krachten over het hoofd ziet, kan noch erg diepgaand, noch breed zijn.
Theosofie: Het pad van de mysticus, blz. 165-6

Op het gebied van muziek werden een goede smaak, een onderscheidingsvermogen en creativiteit aangemoedigd. Het resultaat was een heel gevoelig muzikaal vakmanschap van een kwaliteit waardoor één toehoorder, de grote operasopraan Nellie Melba, van vreugde huilde en zei, ‘slechts één keer eerder heb ik me in mijn leven zo gevoeld en dat was toen ik Parsifal voor het eerst hoorde’.

Katherine Tingley was zich bewust van de waarde van toneelkunst als middel tot het ontwikkelen van de verbeelding, het effectief gebruik maken van stem en gebaren, en het scherpen van ons waarnemingsvermogen. ‘Het ware toneel’, zei ze,

leidt juist de aandacht van onwerkelijkheden af en wijst op het ware leven van de ziel. . . . De tijd komt dat het toneel zijn rechtmatige plaats zal herwinnen als een van de grote verlossende krachten van de eeuw. . . .

Was het niet een van de wijzen uit de oudheid die leerde dat ‘alle vraagstukken van het leven voortkomen uit het hart?’ . . . Muziek en symbolische toneelkunst bereiken vooral het hart. Dat is het geheim van de kracht van deze kunsten om nieuw leven te kunnen inblazen.

Het oude Griekse Eumenides van Aeschylus was het eerste van vele toneelstukken die onder leiding van Mw. Tingley werd opgevoerd, en vaak werd de hele gemeenschap van jong tot oud erbij betrokken. Ook het niveau was erg hoog. Bij toneelstukken die een mystieke betekenis in zich droegen werd de hoofdgedachte door middel van alle voor de gelegenheid geschikte dramatische effecten benadrukt. Over één uitvoering schreef een theaterrecensent van de San Diego Union, ‘Yorrick’ (E.C. Clough): ‘De Benson Players zijn de beroemdste amateurtoneelspelers in de wereld. Zij wonen in Stratford upon Avon. Ik kan over deze amateurs uit San Diego niet anders zeggen dan dat ze wat betreft gratie in uitvoering, harmonieus woordgebruik en oog voor detail, de plaats van elke acteur in de Benson school zouden kunnen innemen.’

Finale van ‘De Eumenides’, Grieks Theater, Point Loma, 1922

Finale uit Katherine Tingley’s productie van ‘De Eumenides’, Grieks Theater, Point Loma, 1922

Iedereen die het leven van Katherine Tingley zelfs maar oppervlakkig bestudeert, zal inzien dat haar inspanning alle lagen van de bevolking omvatte – rijke en arme mensen, gevangenen, iedereen die wilde luisteren ongeacht ras of geloof. Ze was zich ervan bewust dat dezelfde vlam van intuïtie helder brandt in elk kind, of het nu in een sloppenwijk woont of in een paleis. Wanneer het daarbij wordt geholpen, zal elk kind, als het eenmaal heeft geleerd op zijn eigen innerlijke kracht te vertrouwen, levendig kunnen schrijven, met een goed gevoel voor toneel kunnen acteren en een goede smaak voor kunst ontwikkelen. Dit vertrouwen op het innerlijke zelf zou het onderwijs moeten aanmoedigen.

Met deze basis was het denken van de leerlingen, wanneer ze de jaren des onderscheids hadden bereikt, beter geschikt om open te staan voor waarheid. Ze hadden talen bestudeerd en velen van hen waren bedreven in meer dan één taal, omdat Mw. Tingley terecht het idee huldigde dat het leren kennen van een andere taal respect bijbracht voor andere culturen en mensen. Door deze kennis van andere talen werd het gevoel een wereldburger te zijn aangekweekt, terwijl een interesse op het gebied van literatuur, muziek, kunst, filosofie en toneel hen hoge normen en waarden meegaf. Bovendien werden ze door hun omgang met Mw. Tingley als leraar, vriend en gids, doordrongen van dat diepe gevoel van dienstbetoon aan de mensheid waarop alle werkelijke ethiek berust. Dit kwam goed tot uiting in wat ze hen gebood: ‘Wanneer jullie de wereld ingaan, streef dan naar een edel dienstbetoon aan alles wat leeft.’ Eén student, Iverson L. Harris, herinnerde zich:

Bij K.T. vormden de fundamentele, theosofische leringen niet alleen een intellectuele studie over de grote vraagstukken van leven, dood en onsterfelijkheid, en waren ze niet alleen onschatbare hulpmiddelen bij het tegemoet treden van de beproevingen en moeilijkheden van het aardse bestaan. Ze waren dit alles en nog veel meer. Ze waren het dagelijks pad met zijn ontelbare vertakkingen waarop zij talloze manieren vond om hen die door hun karma binnen haar invloedssfeer waren gebracht, te dienen, te bemoedigen, te louteren of te inspireren. Dit betrof zowel de jongste in haar school als mannen en vrouwen die internationaal bekend waren. Ter illustratie – de leer over de godheid en de vervolmaking van de mens was zo vanzelfsprekend voor K.T. dat ze alleen diegenen die hun inspanningen gericht op dit doel stopzetten als mislukkingen beschouwde, en alleen zij die dit voortdurend nastreefden succesvol vond.

Katherine Tingley bood diegenen hulp die haar leiding aanvaardden, en hield in hen een goddelijke ontevredenheid met de dingen zoals ze zijn levend – niet op grond van het doen en laten van andere mensen, maar zoals die dingen bij onszelf zijn, met hun eigen onvolmaaktheden en onontwikkelde mogelijkheden tot het goede. Ze was in de meest ware zin van het woord een opvoeder, één die het allerbeste in haar studenten opriep en hen voortdurend het vooruitzicht van oneindige, spirituele groei voorhield.

Katherine Tingley


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 1998

© 1998 Theosophical University Press Agency