Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

De krachten van het heelal

Voor een volledig begrip van de gedachte die ten grondslag ligt aan iedere oude kosmologie, is het nodig alle grote religies van de oudheid in een vergelijkende analyse te bestuderen, want alleen op deze manier kan de grondgedachte duidelijk worden gemaakt. Als de exacte wetenschap bij het herleiden van de werkingen van de natuur tot hun uiteindelijke en oorspronkelijke bronnen zo’n hoge vlucht zou kunnen nemen, zou zij deze gedachte de hiërarchie van krachten noemen. Er was oorspronkelijk één transcendentale en filosofische opvatting. Maar de hoofdgedachte werd geleidelijk versluierd door een weelderig groeiende menselijke verbeelding, naarmate de stelsels iedere eeuw meer en meer de eigenaardigheden van de volkeren begonnen te weerspiegelen en naarmate de laatsten na hun scheiding verschillende groepen gingen vormen, waarvan elk zich ontwikkelde volgens eigen nationale of stamtraditie. Terwijl in sommige landen aan de krachten, of liever aan de intelligente machten van de natuur goddelijke eer werd bewezen, waarop zij nauwelijks aanspraak konden maken, wordt in andere – zoals nu in Europa en de beschaafde landen – zelfs de gedachte dat een dergelijke kracht ‘intelligent’ zou kunnen zijn, absurd gevonden en voor onwetenschappelijk uitgemaakt.
De Geheime Leer, 1:465

Ik vraag me af hoevelen van ons werkelijk weten wat we bedoelen als we spreken over de ‘krachten van het heelal’. Men zit er zeker naast als men denkt dat we bij het gebruik van de term ‘krachten van het heelal’, de zogenaamde wetenschappelijke energieën van de wereld bedoelen. Dat is niet zo. Waarom? Omdat de energieën van de wetenschap zielloos zijn, levenloos, zonder intelligentie, op goed geluk werken, bij toeval; hoe het ter wereld mogelijk is dat deze knappe koppen harmonie, symmetrie, mathematische perfectie in het heelal kunnen rijmen met toeval, is iets dat ik met geen mogelijkheid kan verklaren! Ik geloof niet dat ze erover hebben nagedacht.

Als we spreken over de ‘krachten van het heelal’, bedoelen we levende wezens, even levend als wij mensen levend zijn. Zoals ieder van u een levend wezen is, een samengestelde entiteit, met een innerlijk leven, met een geest, een ziel en al uw innerlijke vermogens die door een stoffelijk voertuig of omhulsel werken, zo is er ook een verheven godheid, een hiërarch, die het bezielende beginsel is van ons melkwegstelsel of thuisheelal. Maar hij of het is er slechts één van een reeks anderen die andere soortgelijke melkwegstelsels in de grenzeloze oneindigheid bezielen. De goden zijn oneindig in aantal en wij zijn embryogoden. Als men het heelal wil begrijpen, moet men proberen zichzelf te begrijpen, omdat we een kopie zijn van het heelal. Het heelal herhaalt zichzelf in elk van zijn atomen, dat wil zeggen in elk van zijn samenstellende elementen, in elk van zijn bouwstenen.

Zoals de mens wordt bezield door het goddelijke in of boven hem – beide; zo wordt het heelal bezield door het goddelijke, daarin of daarboven – beide. En zoals de mens meer is dan één, omdat hij een hele menigte entiteiten is, die alle hun wezen en bestaan ontlenen aan zijn meest innerlijke kern, zijn goddelijke monade, precies zo zijn alle krachten van het heelal ontleend aan de kosmische goddelijke entiteit.

Neem mijn lichaam als voorbeeld. Het leeft, net als uw lichaam. Het leeft omdat het bestaat uit levende dingen, levende cellen. Om te beginnen zijn deze cellen opgebouwd uit verzamelingen atomen, die als ze dood zouden zijn een dode verzameling zouden opleveren; maar het feit dat ze een levende verzameling voortbrengen is een bewijs dat ze zelf leven, levend zijn. De atomen leven dus en ze leven omdat de bouwstenen waaruit ze bestaan leven: de elektronen en protonen.

Dat bedoelen we als we spreken over de krachten van het heelal. In laatste instantie bedoelen we goden, levende goden die tot uitdrukking komen op een manier waarvan we enig idee krijgen als we opzien naar de sterrenhemel, of overdag naar de zon kijken of de wereld om ons heen zien en alles wat daar plaatsvindt, de groeiende planten, de dieren en de stenen. Ze leven allemaal.

Wat is een aardbeving? Iets dat zomaar, toevallig gebeurt? Als men dat gelooft wijst dat op intellectuele luiheid of gebrek aan verstandelijk doordenken. Ik geloof niet dat er een enkele toevallige werking in de oneindigheid plaatsvindt. Ik kan toeval niet met wetmatigheid verzoenen, want toeval betekent het ontkennen van wetten en wetten betekenen orde, symmetrie, harmonie, wiskundige verbanden. Het heelal leeft omdat het vol levende wezens, vol goden is. Het stoffelijke heelal is het lichaam van de god, zoals mijn lichaam het lichaam van mij is. Het idee heeft totaal niets te maken met de moderne wetenschappelijke theorie over energieën. Wetenschappers verwerpen nu zelfs de term ‘krachten’. Die is te mysterieus, te bijgelovig.

De manier om met deze wetenschappelijke denkers om te gaan is ze met de neus op de feiten te drukken. Laat u niet afleiden door gepraat. Vraag om een verklaring waarom u een levend wezen bent. Wees niet tevreden met een verhaal over chemische acties en reacties. Dat betekent niets. Toon mij één chemische verbinding, die beweegt en denkt en voelt, en die door de mens in een laboratorium kan worden gemaakt! En hier zijn wij, levend en bewegend, denkend en voelend, waarmee we aantonen dat alles wat we doen, dat elke gedachte die we denken, dat elk gevoel dat we hebben bewustzijn is. Het is zelfs zo dat de grootste wetenschappelijke denkers van nu over bewustzijn spreken als de fundamentele essentie van het heelal, iets wat ze tenslotte toegeven! Wat betekent dat? Dat deze zogenaamde energieën die ze in één afdeling van hun hersenen bewaren eenvoudig voorbeelden zijn van wat ze in de andere waterdichte compartimenten van hun hersenen bewaren – bewustzijn, bewustzijnen.

Het feit alleen al dat het heelal bestaat uit verzamelingen individuen is een bewijs voor polytheïsme, wat eenvoudig betekent dat het heelal vol goden is en dat aan het hoofd van elk heelal een verheven godheid staat; zoals bij de mens, die een microkosmos of klein heelal is, zijn eigen goddelijke hiërarch, zijn wezenlijke fundamentele zelf aan het hoofd staat. Maar elk heelal is slechts één van een oneindig aantal andere. Dat bedoelen we met de krachten van het heelal. Ik noem ze goden, want het zijn goden. Als de zon morgenochtend opkomt, kijk dan eens naar vader-zon en bedenk dan dat die stralende godheid een levend wezen is, de bron van uw eigen wezen in zekere zin, en dat u in uw kern even groot bent, want beide zijn uitingen van een inwonende godheid, de geest van de grenzeloze oneindigheid, de essentie van de grenzeloze oneindigheid, die een deel van zichzelf in die zon tot uitdrukking brengt, in die sterren, in de planeten en alle entiteiten die de ruimte vullen, hoog, laag en daartussenin.

De enige reden waarom de wetenschap is misleid en in het verleden de waarheid niet zag is het feit dat de mens door de godsdienst honderden jaren lang verkeerd werd voorgelicht, niet werd gevoed met waarheid – al berust de christelijke godsdienst op waarheid – maar met menselijke ideeën over de waarheid, theologische ideeën over de werkelijkheid. Toen de mensen begonnen na te denken en het heelal om hen heen begonnen te onderzoeken, ontdekten ze dat die ideeën niet in overeenstemming waren te brengen met wat ze als feiten in het heelal zagen. Daarom verloren ze het vertrouwen in al het religieuze denken. Ze kenden geen andere religieuze filosofieën of filosofische religies waarvoor ze enig respect hadden. En in plaats van zelfstandig te denken, en hun eigen intuïtie te volgen, de geest van de levende god in hun hart, zeiden ze: ‘Dat zal in het wetenschappelijke denken allerlei vormen van anarchie brengen. Laten we vasthouden aan de enige dingen die we als feiten kennen, de feiten van het stoffelijke heelal.’ Omdat ze niet een ziel konden vinden in het levende vlees (eigenlijk wisten ze niet waar ze naar zochten), zeiden ze: ‘De mens is niet meer dan een levend mechanisme.’ Maar wat is een levend mechanisme, een levende machine? Leg dat eens uit. Het waren slechts woorden.

Wij leven in de levenssfeer, de fohatische sfeer, de pranische sfeer van de godheid van ons zonnestelsel, een godheid die de bron is van alle christussen en boeddha’s die de mensheid van tijd tot tijd voortbrengt. Alle bewegingen van de wereld die we om ons heen zien: de aardbevingen, de meteorologische verschijnselen, regens, bliksem, de beweging van wolken, onweer, hagelbuien, zonnige, heldere dagen en bewolkte dagen – al deze zijn bewegingen van de levensessentie van de planeetgeest die werkt in, en in samenwerking met de zonnegeest of godheid, zoals die zonne-geest of godheid zich beweegt binnen de levenssfeer van een nog groter wezen, de godheid van de melkweg, die op haar beurt zich beweegt binnen de levenssfeer van een nog grotere godheid – precies zoals de levende cellen die het lichaam van de mens vormen in zijn lichaam leven en bewegen en hun bestaan hebben, en dat lichaam is het voertuig van de heilige tegenwoordigheid, dat is zijn geest, de god, de hiërarch van zijn constitutie. Het is een prachtige gedachte die de geest van de mens van eerbied vervult voor de symmetrie en harmonie, de majesteit en schoonheid van het heelal. Het stemt hem tot eerbied, het maakt dat hij zijn medemensen respecteert; want de groten die de mensheid eens heeft voortgebracht, zal ze nog vele keren voortbrengen.

Bedenk dat telkens wanneer u de werking van een natuurkracht waarneemt, u de automatische werking ziet van de levenskracht van onze eigen bijzondere planetaire, of mogelijk zonnegodheid. De enige reden dat we het niet in verband kunnen brengen met menselijke emoties en menselijke gedachten die ons vertrouwd zijn, is dat de werking ervan zich voltrekt op kosmische schaal en ons begrip zover te boven gaat dat we er als het ware slechts een klein deel van kunnen zien. Het kleine deel van het web of patroon van ons denken kan de rest niet bevatten en daarom zien we wat ons een zuiver mechanische werking toeschijnt.

Ik zal dit illustreren: Een op een elektron levende entiteit, die helpt om een van de atomen van mijn lichaam te vormen, zou geen begrip of voorstelling hebben van het opheffen van mijn hand of van een beweging van mijn been en nog minder van mijn bedoeling als ik spreek; niettemin beïnvloeden alle onderling verbonden krachten – die mijn lichaam leven schenken – iedere molecule, ieder atoom, ieder elektron in mijn lichaam, vernietigen ze miljoenen ervan en doen miljoenen geboren worden. Op precies dezelfde manier hebben de goden, de krachten van de natuur, een werkingssfeer die zo enorm groot is en een intellect zo verreikend, een levenskracht van een zo alomvattend bereik en een tijdschaal – dit is de sleutel – zo immens, dat ons begrip ze niet kan vatten; en wat we doen, evenals de geleerden, is zoeken naar menselijk bewustzijn in de bewegingen van de planeten en de zonnen, en naar menselijke handelingen of oorzaken, zoals menselijke functies, in aardbevingen en onweer en een bliksemstraal. De schaal is te groot, net zoals de schaal van mijn spreken, mijn lopen, het opheffen van mijn hand te groot is om door een bewoner van een elektron van een van de atomen van mijn lichaam te worden begrepen. Hij neemt het vagelijk waar, als dat al gebeurt, als een invloed van de stof.

De grote Griek Pythagoras sprak over de ‘muziek der sferen’, de samenklank en samenzang van de planeten in een hemelse harmonie tijdens hun kringloop om de zon: de schaal is voor het menselijk oor te groot om deze te vatten, want het menselijk oor is door de evolutie zo gevormd dat het slechts een klein deel van het geluidsbereik kan waarnemen; en rechts en links van dat bereik ligt praktisch een oneindigheid. De trillingen aan weerszijden daarvan zijn voor ons oor volkomen onkenbaar; hetzelfde geldt voor ons gezichtsorgaan. Hoe klein is het deel van de stralen dat in ons oog een beeld voortbrengt, hoe klein is het deel van het hele trillingsgebied waarvan we ons via de ogen bewust zijn!

Nog een voorbeeld om aan te geven hoe enorm groot de schaal is waarop het heelal is gebouwd: Er zijn bepaalde sterren waarin de stof, en dus ook het daaruit voortvloeiende spel van energieën en krachten, zo enorm dicht is, dat ze een miljoen keer zo dicht is als alles wat wij in onze laboratoria kunnen voortbrengen of vinden. En ook in de andere richting, in de gebieden van de kosmische ruimte, zijn er nevelvlekken zo ijl en etherisch dat ze een miljoenste keer zo dicht zijn, dus, met andere woorden, een miljoen keer zo ijl als de meest ijle stof die wij in onze fysische laboratoria kunnen voortbrengen of kennen. Miljoen keer miljoen is biljoen – miljoen miljoenen; en één biljoenste deel van deze schaal kunnen wij in onze chemische laboratoria onderzoeken – stoffelijke materie, gas, enz. Denk daar eens aan, één op de biljoen! Een enorme dichtheid aan de ene kant en een onvoorstelbare etherische ijlheid aan de andere kant. De stof zoals we die in al haar vormen op deze aarde kennen is daarvan slechts een nietig deel; en dat vormt het hele terrein van ons onderzoek.

Dat bedoel ik met een schaal zo ontzagwekkend groot dat ons menselijk denken die niet kan vatten. Het intellect erkent dat deze uitersten bestaan. Heel goed. Ga in gedachte naar deze uitersten. Bedenk dat ze evengoed deel uitmaken van het heelal als dit kleine beetje dat we in het laboratorium kunnen testen; dat wij slechts één deel kennen uit een biljoen, wees daarom bescheiden! Afgezien van andere zaken heeft het mij altijd erg verbaasd dat men pas kortgeleden is gaan inzien dat de mens een integrerend deel is van het heelal waarin hij leeft, zich beweegt en zijn bestaan heeft, en waaraan hij alles ontleent wat hij is. Zowel theologen, wetenschappers als filosofen hebben op een of andere onverklaarbare wijze hun intellectuele onderzoek altijd gebaseerd op de dwaze gedachte dat de mens essentieel verschilt van het heelal; en deze foutieve opvatting werkt door in alle begrippen van ons denken, zoals subject en object.

Dit is een voorbeeld van de grote ketterij, omdat we er telkens door worden misleid – onszelf in denken en voelen te scheiden, los te koppelen van het heelal waarin we leven, en waarvan we een bestanddeel, een onafscheidelijk deel zijn. Iets dat essentieel van een mens verschilt kan hij nooit kennen. Er kan geen enkele verbinding zijn. Hij kan slechts kennen wat hijzelf is of wordt. Ware kennis, ware wijsheid komt om de belachelijke uitdrukking van de westerse filosofie te gebruiken (al is de conclusie juist): als ‘het subject zich identificeert met het object’, en ontdekt niet twee maar één te zijn.


Aspecten van de occulte filosofie, blz. 266-71

© 1999 Theosophical University Press Agency

Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag