De oorzakelijke aard van cyclussen
Cyclussen is een van de belangrijkste leringen
uit het hele kosmische spectrum van de esoterische filosofie, omdat
herhaalde of ritmische werking in de natuur fundamenteel is. Ieder wezen
en ding dat bestaat, is in feite een uitdrukking van een ritmische trilling:
we zijn niet alleen de kinderen van cyclussen groter dan wijzelf, maar
we belichamen in werkelijkheid cyclussen in ons eigen wezen, omdat we
in al onze levensprocessen cyclisch zijn. Dezelfde regel geldt met gelijke
kracht voor elke entiteit in de grenzeloze oneindigheid, of dit nu een
melkwegstelsel of een atoom is.
We nemen cyclussen waar
door het terugkeren van bewegende wezens en dingen in onze wereld, en
denken ten onrechte dat deze herhalingen worden veroorzaakt door een
ongrijpbare grootheid, tijd genaamd, terwijl ze in werkelijkheid worden
veroorzaakt door de cyclische bewegingen van de lichamen of van het
bewustzijn van entiteiten. Het wentelen van de planeten om de zon is
een voorbeeld; het wordt niet veroorzaakt door de tijd. Het
zijn de bewegende entiteiten zelf die in ons de tijd-illusie teweegbrengen,
als gevolg van ons onvolmaakte begrip van hun werkingen in de duur.
Zoals een van de Stanza’s van Dzyan zegt: ‘De tijd was niet,
want hij lag in slaap in de oneindige schoot van de duur’ –
omdat er toen geen bewegende dingen meer bestonden.
Een mens is een cyclus;
een atoom is een cyclus – in deze technische zin. We zeggen dat
de zon ’s morgens opkomt en ’s avonds ondergaat, en we noemen
het een cyclus, een dag. De tijd-illusie, veroorzaakt door het bewegende
voorwerp – in dit geval onze aarde – geeft ons het idee
dat een dag wordt voortgebracht door een absolute grootheid, tijd genaamd,
of een onlosmakelijk deel is van zo’n afzonderlijke entiteit.
Cyclussen zelf worden niet
als kleinere tijdseenheden door de tijd veroorzaakt. Waar geen ruimte
is, is geen tijd; waar geen tijd is, is geen ruimte. Ruimte is een substantiële
entiteit in het occultisme en een van haar mayavische kenmerken is wat
wij tijd noemen. Omdat de Ruimte eeuwigdurend is, is dit de oorzaak
van de tijd-maya. Dat betekent niet dat tijd niet bestaat, maar los
van de dingen is er geen absolute entiteit die Tijd wordt genoemd, en
ook niet waar geen wezens zijn om hem waar te nemen.
Alle verschillende en uiteenlopende
verschijnselen uit de oneindig kleine werelden van de scheikunde; alle
bewegingen in de hele natuur, zelfs de astronomische en meteorologische
verschijnselen, zoals stormen, perioden van droogte, elektromagnetische
uitbarstingen, zoals het noorder- en zuiderlicht; periodieke epidemieën
van ziekten – deze zijn alle ritmisch, want ze zijn cyclisch.
Het kloppen van het bloed in het menselijk lichaam en de hartslag zijn
evenzeer uitingen van cyclussen als de perioden van de zonnevlekken,
of de precessie van de equinoxen, of de wervelingen van de rivieren
van levens langs de circulaties in het heelal. De nooit eindigende opeenvolging
van manvantara’s en pralaya’s, hetzij kleinere of grotere,
de ronden en verduisteringen, enz. – ze zijn alle cyclisch.
Wat brengt de verschillende
cyclische processen, volgens welke de bewegingen van de werelden verlopen,
op gang in het universele zijn? De oorzaken van deze verweven
cyclussen liggen in het feit dat de svabhava van het kosmische leven
zelf pulserend, ritmisch, is.* Maar als we zonder meer zeggen dat het
kosmische leven eeuwig pulseert, is dat niet volledig als we niet daaraan
toevoegen dat die ritmisch vibrerende activiteit de belichaming en uitdrukking
is van de beweging van kosmische intelligentie.
*Zie de tweede grondstelling in De Geheime Leer
(1:46-7).
Gezien als een structuur
kan het kosmische leven zelf worden beschouwd als een onbegrijpelijk
groots geheel dat bestaat uit kleinere wezens en dingen; en elk van
deze samenstellende entiteiten of dingen is in essentie een druppel
van het kosmische leven en de kosmische intelligentie, en is dus de
belichaming van zijn eigen relatieve deel van alle kosmische krachten
en vermogens. We hebben dus de vibrerende en ritmische bewegingen van
het kosmische leven; en daarnaast bestaan alle andere met elkaar vervlochten
cyclussen van de ontelbare menigten entiteiten daarvan, en elk van deze
is op zichzelf cyclisch van aard. Er zijn cyclussen binnen cyclussen:
cyclussen binnen andere nog grotere; of omgekeerd, cyclussen met een
toenemende trillingsfrequentie die zich uitstrekken tot het uiterst
kleine.
Hieruit zien we dat iedere
cyclus de levensbeweging is van de hartenklop en dus van de spirituele
hartslag van een kosmisch, subkosmisch of infrakosmisch wezen of entiteit.
De draaiing van een melkwegstelsel is een uiting van het ritmisch kloppende
leven van de galactische hiërarch op alle gebieden van zijn, dat
zich, astronomisch gesproken, op het fysieke gebied manifesteert als
het cyclisch wentelen van het galactische lichaam. Datzelfde geldt voor
de wereld van het oneindig kleine, zoals de wervelingen van de elektronen
in het atoom.
Cyclussen, op welke schaal
en van welke grootte of op welk hiërarchisch gebied ook, zijn uitdrukkingen
van het kloppende leven en denken van de hiërarchische menigten
– van het web van met elkaar verweven werelden – die niet
alleen het heelal vullen, maar het in werkelijkheid zijn. Kortom,
cyclussen zijn de inherente levensritmen.
Bron van het occultisme, blz. 174-6
© 2006 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag