Brief 4 – 1891
Vijfde jaarlijkse conventie, 26-27 april
Amerikaanse afdeling van de Theosophical Society
Steinert Hall, Boston, Massachusetts
Brief van H.P. Blavatsky voorgelezen door Annie
Besant, middagzitting, 26 april
Vertaald op basis van de oorspronkelijke getypte
brief in het archief van de Theosophical Society, Pasadena
Aan de conventie in Boston, TS, 1891
Voor de derde keer sinds mijn terugkeer naar Europa
in 1885 ben ik in staat mijn broeders in de theosofie en medeburgers
van de Verenigde Staten een afgevaardigde uit Engeland te zenden om
de jaarlijkse theosofische conventie bij te wonen en mijn groeten en
warme gelukwensen mondeling over te brengen. Terwijl ik voortdurend
lichamelijk lijd, bestaat mijn enig overgebleven troost uit de berichten
over de vooruitgang van de heilige zaak waaraan ik mijn gezondheid en
kracht heb gegeven; maar waaraan ik, nu deze afnemen, nog slechts mijn
hartstochtelijke toewijding en nooit verslappende goede wensen voor
succes en voorspoed kan bieden. Daarom is het nieuws dat mij met elke
post uit Amerika bereikt over nieuwe branches en weloverwogen en geduldig
uitgewerkte plannen voor de verbreiding van theosofie, waaruit deze
groei blijkt, een vreugde en bemoediging die met geen pen zijn te beschrijven.
Medetheosofen, ik ben trots op uw edele werk in de Nieuwe Wereld; zusters
en broeders van Amerika, ik dank en zegen u voor uw aanhoudende inspanningen
voor de gemeenschappelijke zaak die ons zo dierbaar is.
Laat ik u nogmaals eraan herinneren dat zulk werk
nu meer dan ooit nodig is. De periode die we nu hebben bereikt in de
cyclus die zal eindigen tussen 1897-8, is en blijft er een van grote
conflicten en voortdurende spanning. Als de TS goed erdoorheen kan komen,
mooi; zo niet, dan zal, hoewel de theosofie ongeschonden blijft, de
Society te gronde gaan – misschien hoogst oneervol, en zal de
wereld schade lijden. Ik hoop vurig zo’n ramp in dit lichaam niet
te zullen meemaken. De kritieke aard van het stadium dat we nu zijn
ingegaan is aan de krachten die tegen ons vechten even goed bekend als
aan die welke aan onze kant strijden. Geen gelegenheid zal ongebruikt
worden gelaten om tweedracht te zaaien, om misbruik te maken van verkeerde
en onberaden stappen, om twijfel te zaaien, moeilijkheden te vergroten
en achterdocht in te blazen, teneinde de eenheid van de Society met
welke middelen ook te breken en de gelederen van onze leden uit te dunnen
en in wanorde te brengen. Nooit was het voor de leden van de TS zo noodzakelijk
zich de oude parabel van de bos takken ter harte te nemen als nu: gescheiden
zullen ze onvermijdelijk één voor één worden
gebroken; verenigd is geen kracht ter wereld in staat onze broederschap
te vernietigen. Nu heb ik tot mijn verdriet geconstateerd dat zowel
onder u als onder de theosofen in Europa en India de neiging bestaat
over kleinigheden te twisten, en u juist door uw toewijding aan de zaak
van de theosofie tot verdeeldheid te laten leiden. Geloof me dat, los
van die natuurlijke neiging, die voortvloeit uit de ingeboren gebreken
van de menselijke natuur, onze steeds waakzame vijanden vaak gebruikmaken
van uw edelste eigenschappen om u te verraden en te misleiden. Sceptici
zullen lachen om deze uitspraak, en zelfs sommigen van u hechten misschien
weinig geloof aan het feitelijke bestaan van de schrikwekkende krachten
van deze mentale, en dus subjectieve en onzichtbare, maar niettemin
levende en machtige invloeden die ons allemaal omringen. Maar ze zijn
er, en ik weet dat meer dan een van u ze heeft gevoeld en in feite werd
gedwongen deze van buiten komende mentale druk te erkennen. Op diegenen
van u die oprecht en onzelfzuchtig de zaak zijn toegewijd, zullen ze
weinig of geen indruk maken. Op sommige anderen, die hun persoonlijke
trots hoger stellen dan hun plicht tegenover de TS, zelfs hoger dan
hun gelofte tegenover hun goddelijk zelf,
is de uitwerking in het algemeen rampzalig. Het is meer dan ooit nodig
zichzelf in het oog te houden wanneer persoonlijk verlangen om leiding
te geven en gekwetste ijdelheid zich tooien met de pauwenveren van toewijding
en altruïstisch werk, maar in de huidige crisis in de Society zal
een gebrek aan zelfbeheersing en waakzaamheid in alle gevallen noodlottig
worden. Maar deze duivelse pogingen van onze machtige vijanden –
de onverzoenlijke vijanden van de waarheden die nu worden bekendgemaakt
en daadwerkelijk worden verdedigd – kunnen worden verijdeld. Als
ieder lid van de Society er vrede mee had een onpersoonlijke kracht
ten goede te zijn, onverschillig voor lof of blaam zolang hij de doeleinden
van de Broederschap dient, zouden de gemaakte vorderingen de wereld
verbazen en de ark van de TS buiten gevaar stellen. Neem daarom als
motto voor uw optreden in het komende jaar, ‘Vrede met iedereen
die oprecht de waarheid liefheeft’, en de conventie van 1892 zal
op schitterende wijze getuigen van de kracht die uit eenheid wordt geboren.
Uw positie als voorlopers van het zesde onderras
van het vijfde wortelras heeft zowel haar eigen specifieke gevaren als
specifieke voordelen. Paranormale vermogens met al hun verlokkingen
en gevaren ontwikkelen zich nu onvermijdelijk onder u en u moet oppassen
dat de psychische ontwikkeling de manasische en spirituele niet overtreft.
Als paranormale vermogens volledig onder controle worden gehouden –
worden beheerst en geleid – door het manas-beginsel, dan zijn
ze waardevolle hulpmiddelen voor onze ontwikkeling. Maar als deze vermogens
vrij spel krijgen, leiding nemen in plaats van geleid te worden, gebruiken
in plaats van gebruikt te worden, brengen ze de onderzoeker tot heel
gevaarlijke waanvoorstellingen en de zekerheid van morele ondergang.
Volg deze ontwikkeling die in uw ras en evolutieperiode onvermijdelijk
is daarom nauwlettend, zodat ze ten slotte ten goede en niet ten kwade
zal uitwerken; en ontvang bij voorbaat de oprechte en krachtige zegeningen
van hen van wie de welwillendheid u nooit zal teleurstellen, als uzelf
niet tekortschiet.
Ik ben blij u uit Engeland een gestage en snelle
groei te kunnen melden. Annie Besant zal u details over ons werk meedelen,
en zal u vertellen over de groeiende kracht en invloed van onze Society;
de verslagen die ze meebrengt van de Europese en de Britse afdelingen
en die een beeld geven van de activiteiten, spreken voor zich. De Engelse
aard, die moeilijk is te benaderen, maar wanneer hij eenmaal is wakker
geschud, degelijk en vasthoudend is, voegt een waardevol element toe
aan onze Society, en er wordt in Engeland een sterke en stevige basis
gelegd voor de TS van de 20ste eeuw. Hier, zowel als bij u, worden met
succes pogingen gedaan om hindoedenkbeelden in het Engelse denken te
introduceren, en veel van onze hindoebroeders schrijven nu voor Lucifer
korte en duidelijke artikelen over de Indiase filosofieën. Omdat
het een van de opgaven van de TS is om het Oosten en het Westen nader
tot elkaar te laten komen, zodat ze ontbrekende eigenschappen bij elkaar
kunnen aanvullen en meer broederlijke gevoelens tussen zeer uiteenlopende
volkeren tot ontwikkeling kunnen brengen, zal deze literaire uitwisseling,
hoop ik, van het grootste nut blijken te zijn om het westerse denken
meer oosters te maken.
Nu ik Lucifer noem, moet ik eraan denken
dat de nu zeker gestelde positie van dat tijdschrift voor een heel groot
deel te danken is aan de hulp die op een kritiek moment door de Amerikaanse
leden werd verleend. De voortzetting ervan was voor de hele Society
van het grootste belang, want het was voor mij het enige middel om onbelemmerd
met theosofen over de hele wereld te kunnen communiceren. Maand na maand
geef ik in de bladzijden ervan zoveel onderricht in theosofische leringen
als in het openbaar mogelijk is, en zet op die manier dit belangrijke
theosofische werk voort. Het tijdschrift dekt nu net de kosten, en als
loges en individuele leden zouden helpen de oplaag te vergroten, dan
zou het op ruimere schaal van nut zijn dan nu het geval is. Hoewel ik
dus alle mensen die zo royaal hebben geholpen om het tijdschrift een
stevige basis te geven uit het diepst van mijn hart bedank, zou ik graag
een grotere toename van het aantal vaste abonnees zien, want die beschouw
ik als mijn leerlingen, onder wie ik enkelen zal vinden die aanleg blijken
te hebben om verder onderricht te ontvangen.
En hiermee heb ik alles gezegd; ik ben niet sterk
genoeg om u een langere boodschap te schrijven, en dat is ook minder
nodig, omdat mijn vriendin en vertrouwde boodschapper, Annie Besant,
die hier mijn rechterhand is, u mijn wensen vollediger en beter kan
uiteenzetten dan ik ze kan opschrijven. Welbeschouwd wordt elke wens
en gedachte waaraan ik uiting kan geven, samengevat in deze ene zin,
mijn nimmer sluimerende hartenwens, ‘Wees theosoof, werk voor
de theosofie!’ – theosofie voor en theosofie na; want alleen
haar verwezenlijking in de praktijk kan de westerse wereld redden van
die egoïstische en onbroederlijke gevoelens die nu het ene ras
scheiden van het andere, het ene volk van het andere, en van die klassenhaat
en sociale conflicten* die de vloek en de schande van de zogenaamde
christelijke volkeren zijn. Alleen theosofie kan haar ervoor behoeden
helemaal weg te zinken in pure materialistische weelde, waarin ze zal
vergaan en verrotten zoals oudere beschavingen dat hebben gedaan. Aan
u, broeders, is het welzijn van de komende eeuw toevertrouwd: en zo
groot als dat vertrouwen is, zo groot is ook de verantwoordelijkheid.
Ik zal misschien niet lang meer leven, en als er onder u zijn die iets
door mijn onderricht hebben geleerd, of door mijn hulp een glimp van
het ware licht hebben verworven, dan vraag ik u als wederdienst de zaak
te versterken zodat door haar triomf dat ware licht – helderder
en heerlijker gemaakt door uw individuele en gezamenlijke inspanning
– de wereld zal verlichten, en me zo te tonen, vóór
ik dit versleten lichaam opgeef, dat de stabiliteit van de Society is
zeker gesteld.
*Het woord ‘conflicten’ (strifes) werd in
het gedrukte Report of Proceedings gewijzigd in ‘overwegingen’
(considerations). – K.V.M.
Ik hoop dat de zegeningen van de grote leraren van
vroeger en nu op u rusten. Aanvaard met elkaar van mij de verzekering
van mijn waarachtige, nooit wankelende broederlijke gevoelens en de
oprechte en hartelijke dank voor het werk dat door alle werkers is verricht.
Van hun dienares, tot het einde toe,
H.P. Blavatsky