Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

3. Voor wie onderdrukt en verstoten is

De genezing van misdaad

Wat kunnen de moeder en vader dan doen? Ze kunnen de meest zinloze weg kiezen, namelijk het kind ondervragen. Het zal het nooit vertellen. Het zal de meest vreemde middelen bedenken om de fout die hem te gronde richt, te verbergen en te verdoezelen. Moeders die kinderen hebben met hangende schouders, bleke wangen, een onrustige oogopslag; kinderen die altijd moe zijn, prikkelbaar, overgevoelig en verlegen; die er in de regel een hekel aan hebben om onder de mensen te zijn, maar er nu en dan intens naar verlangen en er opgewonden over raken: die moeders zouden hun kinderen anders moeten bekijken. Men kan aan het lopen van een kind zien dat het door iets wordt gekweld. Het vertoont een lusteloosheid, een onvermogen de voeten op te tillen. Alles in zijn natuur is mis.

De enige manier om hiermee om te gaan is de slachtoffers niet als zondaar te behandelen, maar als zieke. Dat betekent niet dat men sentimenteel moet zijn. Het betekent ook niet dat men om hen moet huilen of hen moet overladen met liefkozingen. Geef hun een omgeving die hun gezondheid ten goede komt. Geef hun het beste gezinsleven, zorgzame vrienden, de beste lectuur maar niet teveel, en muziek. Men moet hen dagelijks op een eenvoudige en ongedwongen manier de gedachte bijbrengen dat ze in wezen goed zijn, dat ze het vermogen hebben te herstellen, dat het beslist niet nodig is zich bij de oorzaak van hun moeilijkheden neer te leggen. Eraan toegeven zal hen niet helpen; zelfbeheersing wel. We kunnen de mensheid niet verheffen door emotionaliteit. We kunnen de mensheid niet verheffen door fanatisme van welke aard ook.

Wanneer de fout eenmaal is begaan, zal spijt niet helpen, berouw alleen is volslagen nutteloos, beloften zetten niets recht, evenmin als plechtige toezeggingen en tranen. Het enige wat zijn geest afwendt van de vijanden die zijn denken belagen, is kennis van de god in hem: het besef in zijn gezelschap te zijn – van de nabijheid en realiteit van het goddelijke zelf.

De tijd zal komen dat valse leringen zullen verdwijnen en tegelijk daarmee alle uiterlijke vormen en gangbare hersenschimmen, en er zal een nieuwe universele filosofie zijn, die het religieuze gevoel van de mensheid in het gezinsleven centraal stelt. De tempel ervan is ons eigen huis; want ieder gezin is een plaats waar de mens aan zijn verlossing kan werken, waar karakterkracht en de schoonheid en adeldom van het hogere zelf op de ontvankelijke natuur van de toekomstige mannen en vrouwen kunnen worden afgedrukt. Daardoor werkt men aan wat blijft, en zaait men voor de eeuwigheid.

Een jongen die is opgegroeid in een gezin waar men de wetten van het leven begrijpt, die zelf het pad wil gaan en op zoek is naar inzicht, zal als hij zijn levenspartner gaat kiezen, die situatie heel anders tegemoet treden dan gebruikelijk is. Die drang gaat vergezeld van een gevoel van grote verantwoordelijkheid die verband houdt met de stap die hij gaat doen, en het gezin dat hij tenslotte vormt zal om die reden ideaal zijn. De kinderen die er geboren zullen worden, zullen van een hoger type zijn dan we gewoonlijk ontmoeten, omdat in dat gezin al die dingen voortdurend worden aangekweekt die tegengesteld zijn aan de neigingen die tot de ondergang van de mens leiden.

Zijn kinderen krijgen vanaf het begin iets mee van de hogere natuur. Vanaf het moment dat ze voor het eerst een bloem kunnen aanraken of de sterren aan de hemel bewonderen, wordt hun verteld dat ook zij, evenals de sterren en de bloemen, deel uitmaken van het universele leven. Vanaf het moment dat ze kunnen spreken wordt hun geleerd te geloven dat de kracht van de innerlijke natuur hun leven kan leiden. Ze leren al hun gedachten en daden te stimuleren vanuit het besef dat ze in diepste wezen goddelijk zijn en de kracht bezitten om alle kwaad waardoor ze misschien worden belaagd te overwinnen.

De ouders zullen met hen niet spreken over het ego, en misschien heel weinig zeggen over de god in de mens. Ze bezitten geen catechismus die de beginselen van theosofie beschrijft, maar ze zullen hun kinderen zo doordringen van de heiligheid van het leven dat zij beseffen dat zelfs het lichaam, het tijdelijke deel dat moet sterven, heilig is, en dat het ontwijden van het lichaam betekent dat het beste en edelste in hun natuur ook wordt ontwijd. En ze zullen niet tevreden zijn voor ze weten dat het volstrekt onmogelijk is dat hun kind ooit bedrog zal plegen of zich zal verlagen door zich te bezoedelen, geest of lichaam. In de overtuiging dat kinderen, zoals alle mensen, in wezen goddelijk zijn en moeten zijn, zullen deze ouders ervan uitgaan dat als ze hun de juiste omgeving, het juiste voorbeeld en liefde geven en ze volstrekt rechtvaardig zijn naar hun beste vermogen en mogelijkheden, de kinderen dat in zich hebben waardoor ze zullen groeien.

Ze zullen niet te veel plannen maken, om niet te overdrijven en teleurgesteld te worden. De waarheid kan aan het denken niet alleen worden onthouden door vooroordelen en verkeerde opvattingen, maar ook door vaste plannen voor de toekomst. Velen stippelen het leven van hun kinderen of hun eigen leven uit tot in het kleinste detail; ze willen dit en ze willen dat; en al hun plannen komen uit hun brein, uit het sterfelijke deel, en verijdelen al bij voorbaat de onbekende plannen van de ziel. Ze maken niet te veel plannen, maar nemen hun eigen leven in handen en richten dat in overeenkomstig de innerlijke wetten van het leven, zodat hun kinderen, als ze naar hen kijken, een beeld en indruk van zuiverheid ontvangen.

Ze weten dat voor de opvoeding meer nodig is dan intellect, geleerdheid, of theorie en wel de schoonheid van het innerlijke, spirituele leven. Bij het streven naar beschaving bestaat altijd het gevaar dat we het hogere pad vergeten of verlaten. We moeten de wetten begrijpen die ons leven beheersen, om geen omstandigheden te scheppen die een reactie teweegbrengen. Een leraar die deze visie huldigt, zou niet tevreden zijn met het trainen van het verstand en het lichaam van zijn leerlingen, maar zou bij iedere leerling beginnen met de grondtonen van het karakter van het kind en proberen het goddelijke daarin te stimuleren en te ontwikkelen, en dat is het wat ouders het meest liefhebben in hun kinderen: het onsterfelijke zelf waarop hun werkelijke hoop is gevestigd.

En natuurlijk begrijpen ze iets van reïncarnatie en weten ze wat de problemen zijn die een reïncarnerende ziel moet oplossen; en dat de eeuwigheid achter en vóór hen ligt; dat de kinderen tijdelijk bij hen zijn – misschien maar kort, maar eeuwig als ze hun plicht doen tegenover hen. Want waar de schakels in een sfeer van waarheid zijn gesmeed, kan de dood noch de tijd die scheiden; over onze geliefden die zijn heengegaan zullen we zeggen: als alles in de natuur werkt aan het bevrijden van de ziel, is het niet aan mij om deze met tranen en weeklagen te willen vasthouden – we zullen elkaar weer ontmoeten en herkennen, en onze liefde zal groter zijn dan ooit werd uitgesproken.

Maar zij die in hun denken en hun ziel gevangen zitten in halve waarheden en beperkingen en die door hun kinderen alleen uiterlijke en tastbare dingen te geven, het leven van de ziel in hen negeren en hun de hogere dingen onthouden, verliezen hun kinderen zelfs al in dit leven. Want onze kinderen zijn zielen; voor ze bij ons kwamen, bestonden ze al. Ze zijn al eeuwenlang op reis en dragen de last van moeilijkheden en zwakheden die ze wellicht van andere voorouders hebben geërfd; neigingen en karaktertrekken die ze hebben ontwikkeld misschien onder invloed van andere omstandigheden en van hun afkomst in het verleden. Ze zijn bij ons gekomen, gezonden door de goddelijke wet om in onze natuur iets hogers op te roepen dat we zonder hen jarenlang niet tot uitdrukking hadden kunnen brengen: om in zekere zin onze leraren te worden, ons de lessen te leren uit de schat van hun oude ervaringen en op hun beurt door ons te worden geleerd wat alleen wij aan hen kunnen geven.

We moeten daarom hun leven in een ruimer perspectief zien, ons boven de beperkingen van deze tijd en ons huidige leven verheffen en ons karakter als nooit tevoren trainen, waardoor we onze kracht en onze zwakheden zullen ontdekken. Onze kinderen worden geboren om iets te zoeken en te ontvangen dat ze nergens anders dan bij ons konden vinden, en echte liefde moet erop gericht zijn angst en verlegenheid uit hun denken weg te nemen. Een bekrompen visie is de vloek van de huidige mensheid.

Willen we hen behandelen als meer dan sterfelijke wezens – meer dan machines of dingen die uit het niets zijn geschapen – dan moeten we wat hun voorgeschiedenis betreft het volgende bedenken: ze komen tot menselijke geboorte vanuit de goddelijke bron van licht en leven. Ze hebben in het verleden vele scholen van ervaring doorlopen en zullen dat ook in de toekomst doen. Er zijn eindeloos veel sluimerende mogelijkheden in hen aanwezig: wijsheid vergaard in vroegere levens die zich op ieder moment kan openbaren, en een goede opvoedingsmethode streeft ernaar die op te roepen.

Als er daarom bijzondere en interessante eigenschappen te voorschijn komen en een kind zonder speciale omstandigheden of voorrechten grote begaafdheid toont in muziek, poëzie, schilderen of een ander onderwerp, dan zegt de ware leraar niet, ‘ik heb hem dit geleerd’, en een verstandige ouder zal niet zeggen, ‘hij heeft dit van mij’. Ze begrijpen dat ze afkomstig is uit de verzamelde voorraad in de ziel van het kind zelf die, met al zijn vorige levens achter zich, potentieel een rijke bron is. Ze zullen ook begrijpen dat het kind niet méér is bevoorrecht of met meer gaven is geschapen dan anderen, maar dat het eenvoudig in het verleden moeite heeft gedaan om die vermogens of gaven te verwerven die het nu laat zien.

We kennen de geschiedenis niet van die oude tijd waarin de heilige mysteriën hun bloeitijd hadden: een tijdperk ver voor de klassieke periode waarin de Griekse cultuur zijn hoogtepunt zou hebben bereikt. We hebben geen gegevens over het prachtige leven dat ouders in die tijd ter wille van hun kinderen leidden. Het enige wat we weten komt uit latere tijdperken waarin de geest van de mens verduisterd raakte en het hartenleven en de geestelijke behoeften van de kinderen niet langer werden gezien als de belangrijkste zaken in het leven, en het woord en de leer van de ziel waren vergeten. Ouders beschouwden hun kinderen niet meer als zielen, omdat reïncarnatie niet langer leefde in de voorstellingswereld van de mens.


De goden wachten op ons, blz. 118-26

© 2000 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag