De adepten
Enkele bezwaren en een antwoord erop
[The Path, januari 1893, blz. 317-19]
Hieronder zal ik enkele bezwaren die worden gemaakt tegen de theorie
van het bestaan van adepten kort weergeven, en de antwoorden die erop
zouden kunnen worden gegeven. De bezwaren hebben diverse gronden, en
betreffen zowel de termen meesters en mahatma’s als andere betitelingen.
Het begrip ‘meesters’ zou verwerpelijk zijn omdat het niet
strookt met de republikeinse gezindheid, met democratie of individualisme.
Maar meester komt van magister, hij die een leraar
is, degene die de wet uitlegt en toepast; vandaar magistraat.
In feite heeft iedereen een meester, of het nu een fysieke, mentale
of morele meester is; en deze tegenwerping is slechts het oude en dwaze
vertoon van minachting voor regelgeving van een regering waaraan Amerika
al langgeleden wist te ontsnappen.
Anderen maken het bezwaar dat ze nooit een adept hebben gezien. Dit
zou net zo goed kunnen gelden voor de bewering dat Napoleon, of een
andere persoon, die iemand niet heeft gezien, niet zou hebben bestaan
en met meer overtuigingskracht. Want er was maar één Napoleon,
terwijl er vele adepten hebben bestaan en nog steeds bestaan. Alle volkeren
in de oudheid hebben verhalen over adepten; de tegenwoordige hindoes
hebben die ook; veel middeleeuwse schrijvers en de overleveringen uit
die tijd zien hun bestaan als een vaststaand feit; de overleveringen
van alle landen die niet zo nieuw als dit land zijn, bevatten soortgelijke
getuigenissen; de Chinese, Tibetaanse, Birmese, en andere oosterse volkeren
spreken over zulke personages, terwijl Chinese, boeddhistische en hindoeïstische
literatuur bol staat van de getuigenissen. Om deze gedachte te steunen
bestaat er dus een hoeveelheid menselijke verklaringen die groter is
dan die welke beweren dat Bonaparte ooit over Europa zou hebben geheerst.
Ten slotte bevestigen verschillende Europeanen en Amerikanen van goede
reputatie, leden van de Theosophical Society, op basis van eigen ervaring
het bestaan van deze adepten.
De moderne criticus zegt ook: Ten eerste, ‘Waarom komen
deze adepten niet tevoorschijn om de nieuwsgierigheid naar hen te bevredigen
als ze mensen zijn?’ Deze vraag komt voort uit dezelfde geest
die leidt tot op sensatie beluste, ordinaire en bemoeizuchtige kranten
die de persoonlijke details van ieders leven breed uitmeten voor het
publiek, omdat dat door datzelfde publiek wordt verlangd. Ten tweede,
‘Waarom komen ze niet tevoorschijn om het kwaad te vernietigen
als ze over zulke enorme vermogens beschikken?’ De adepten hebben
verklaard dat er geen andere kracht bestaat om het kwaad te vernietigen
dat de mens zelf heeft geschapen dan de inspanningen die de mens doet
om zichzelf te zuiveren. Ten derde, ‘Waarom komen ze
niet tevoorschijn en maken ze een einde aan alle misstanden? Ten
vierde, ‘Waarom vermenigvuldigen ze het voedsel niet in tijden
van hongersnood?’
Verschillende antwoorden op deze vragen zijn:
(a) De aard van de tegenwoordige mensheid is het resultaat van evolutie,
en alleen een evolutie die op een gedisciplineerde manier wordt geleid
kan verandering teweegbrengen door vervolmaking, verfijning en zuivering.
(b) Het is belachelijk dat de westerse volkeren van de adepten verlangen
dat ze voedsel vermenigvuldigen want iedereen weet dat er altijd genoeg
voedsel is – ongebruikt of door op winst beluste mensen bewaard
– om alle hongerigen te voeden.
(c) Als er toch voedsel in de westerse wereld zou worden vermenigvuldigd,
zouden zij die dat zouden doen in de gevangenis worden geworpen en als
misdadigers worden gezien, want het is duidelijk dat meteen zou worden
gezegd dat het voedsel gestolen moet zijn, of er zou een aanklacht volgen
dat het de handel verstoort. In 1892 stalen hongerige mensen in Berlijn
brood uit winkels en werden gestraft voor diefstal. De moraal en de
conclusie werken duidelijk in het nadeel van de criticus.
(d) Niemand kan weerleggen dat adepten in oosterse landen in tijden
van hongersnood voedsel hebben vermenigvuldigd in een tijd waarin veroordeling
en vervolging niet op zo’n daad volgden.
(e) Terwijl de adepten toegeven dat ze over grote krachten beschikken,
maken ze er geen aanspraak op de menselijke natuur te kunnen veranderen
op welke manier dan ook, behalve door de werking van evolutie en altijd
strikt overeenkomstig de wet van rechtvaardigheid.
(f) De adepten verschijnen niet in het openbaar en presenteren zich
niet aan de wereld om redenen die hierboven zijn genoemd, en ook omdat
de cyclus zijn beloop moet hebben, want indien zij zich op het verkeerde
tijdstip zouden bekendmaken, zou er een verkeerd resultaat worden teweeggebracht,
zoals een bepaalde noot, die op zichzelf goed is, op het verkeerde moment
of op de verkeerde plaats of als ze niet in harmonie is, een dissonant
veroorzaakt. Deze verklaring geeft de reden die kan worden afgeleid
uit de wet van de cyclussen.
Waarmee houden de adepten zich dan bezig? Het is onmogelijk al hun
activiteiten te noemen. Maar voor een deel bestaan die uit:
(a) Het geven van hulp aan alle goede bewegingen door achter de schermen
op mensen in te werken door een mentale invloed.
(b) Het trainen van zoveel mogelijk mannen en vrouwen die er geschikt
voor zijn, zodat zij in hun volgende incarnatie in de wereld actief
en toegewijd kunnen werken aan het welzijn van de menselijke familie.
(c) Het verspreiden van een levensfilosofie door op vele plekken –
die hier niet kunnen worden genoemd – impulsen te geven die geleidelijk
het denken van de mensheid zullen beïnvloeden en in het bijzonder
de actieve, imperialistische westerse volkeren, en daardoor alle mensen
voor te bereiden op verandering en verdere ontwikkeling tot het kwade
verdwijnt en er weer betere dagen en mensen verschijnen.
William Brehon
Theosofische
inzichten, blz. 246-8
© 2012 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag