Mededelingen van ‘geesten’
[The Path, oktober 1894, blz. 207-11]
Hun bronnen en werkwijzen
De behandeling van dit onderwerp is zo moeilijk door de complexiteit
ervan. Er is zo weinig over bekend en toch is het verlangen om er meer
over te weten zo natuurlijk dat elke uiteenzetting ervan onbevredigend
moet blijven. Het is duidelijk dat die ‘geesten’ die volgens
de aanhangers van de dodenverering als actieve entiteiten volledig in
de spirituele wereld leven, ons niets hebben meegedeeld dat van blijvende
waarde is. Ze hebben in Amerika 40 jaar de tijd gehad om ons daarover
in te lichten, maar terwijl ze elkaar tegenspreken en geen enkele uitleg
geven waaruit enige overeenstemming van hun denkbeelden blijkt, is tot
nu toe niets voortgekomen uit juist die sfeer waar, indien ze ergens
te vinden is, kennis zou moeten bestaan. Indien het waar is, zoals over
hen wordt beweerd, dat de overbrengers van de berichten bewuste, intelligente
geesten zijn, dan kan men al deze geesten verwijten dat ze niet erin
geslaagd zijn de mensheid met hun berichten een juist inzicht te schenken.
Enkele van die entiteiten of intelligenties of geesten of wat ze ook
mogen zijn, hebben echter via hun mediums feitelijke mededelingen over
de natuur en occulte fysiologie gedaan die volgens mij waar zijn, maar
deze mededelingen zijn niet erkend. Door middel van ‘onafhankelijke
stemmen’ in de lucht of via mediums in trance hebben ze bij verschillende
gelegenheden over het astrale licht gesproken of hebben dat via geschreven
boodschappen beschreven; ze hebben reïncarnatie erkend, de leringen
van Swedenborg bevestigd en op verschillende manieren hun volkomen instemming
met theosofische uiteenzettingen van occulte aard te kennen gegeven;
ze hebben aangetoond dat het materialiseren van geesten onmogelijk is
en dat de soms werkelijk verdichte vormen vroom bedrog zijn, omdat deze
noch de lichamen van de doden zijn noch in enig opzicht iets dat van
de doden afkomstig is, maar slechts oppervlakten of massa’s waarop
het beeld van een dood of levend individu telkens weer kan worden geprojecteerd,
en dus een truc van een geestenbezweerder betreft die onze macht te
boven gaat. Maar deze mededelingen zijn niet gunstig ontvangen, en het
spiritisme volgt over het algemeen niet die gedachtegang. Indien de
‘geesten’ zelf niet erin zijn geslaagd om te worden geloofd,
hoe kan ik dan daarin slagen? De wetenschappelijke wereld is onbekend
met deze gebieden, en omdat ze noch in de theosofische noch in de spiritistische
verklaringen gelooft, hecht ze aan geen van beide waarde. Dus zullen
we ons tevreden moeten stellen met alleen te zeggen wat we erover denken,
en daarbij vertrouwen we alleen op het lot en de tijd.
Men moet erkennen dat er bij dit onderwerp veel factoren een rol spelen.
Sommige ervan kunnen worden omschreven, maar veel andere kunnen nog
niet worden besproken.
Ten eerste: Men moet rekening houden met het denkvermogen
(a) van het medium en (b) van de aanwezigen of belangstellenden. Geen
van deze kan buiten beschouwing blijven. Dit geeft onmiddellijk aan
hoe omvangrijk het onderwerp is, want het is een bekend feit dat men
van het denken en de vermogens ervan maar weinig afweet.
Ten tweede: De occulte paranormale krachten en vermogens van
alle betrokkenen. Dit zou ook het onderbewustzijn van de hypnotische
scholen omvatten.
Ten derde: Het fysieke geheugen, dat automatisch is en elementen
heeft die met het ras, het volk en het individu samenhangen. Dit is
altijd aanwezig. Men is eenvoudig blind als men dit over het hoofd ziet.
Het is bijzonder moeilijk dit precies na te gaan, omdat daarvoor een
geoefende geest en een geoefend innerlijk zintuig nodig zijn. Het is
dat geheugen dat ervoor zorgt dat een kind zelfs kort na de geboorte
zijn handen uitsteekt om zich ergens aan vast te grijpen; het is de
gids in onze slaap, waarin we vaak handelingen verrichten uit zelfbehoud
of iets dergelijks; het wekt de haat die een mens van één
volk na eeuwen van onderdrukking en verstoting tegen een ander volk
kan voelen; het zorgt ervoor dat een kat, hoe jong ook, zijn rug kromt
en zijn staart opzet zodra een hond in zijn buurt komt. Het zou dwaasheid
zijn om te zeggen dat de mens, hij die het meest recente voortbrengsel
van de gehele stoffelijke evolutie is, dit fysieke geheugen niet zou
bezitten. Maar ik heb nooit gehoord dat de geesten hierover iets hebben
meegedeeld of dat ze het hebben beschreven, of duidelijk hebben gemaakt
hoe men het kan opsporen, of in welke mate dit geheugen bewuste intelligentie
kan nabootsen.
Ten vierde: Krachten waarvan de werking en de wetten waaraan
ze gehoorzamen aan het medium en de aanwezigen volkomen onbekend zijn.
Hiertoe behoren de vermogens om iets te laten bewegen, om te schrijven,
om te projecteren, en het grote aantal vermogens dat achter de sluier
van de objectieve stof verborgen ligt.
Ten vijfde: Entiteiten van een of andere soort, onzichtbaar
maar toch aanwezig, ongeacht of het elementalen, elementaren, schimmen,
engelen, natuurgeesten of wat dan ook zijn.
Ten zesde: Het astrale licht, de ether, het akasa, de anima
mundi.
Ten zevende: Het astrale lichaam van het medium en van iedere
aanwezige. Dit vermeld ik met opzet apart, omdat dit evenals het fysieke
lichaam zijn eigen automatische werking heeft. Hierbij moeten dan ook
nog het geheugen en de bijzondere eigenschappen ervan in aanmerking
worden genomen, ongeacht of het voor de betrokken persoon nieuw is of
dat het al meer dan één leven, hoewel telkens in een ander
lichaam, zijn eigendom is geweest. Want, indien het voor het huidige
lichaam nieuw is, zullen de herinneringen, vermogens en kenmerken ervan
anders zijn dan die van een astraal lichaam dat al verschillende levens
heeft meegemaakt. Een oud astraal lichaam is niet eens zo heel zeldzaam:
veel mediums hebben merkwaardige vermogens, omdat ze verschillende afzonderlijke
astrale geheugens hebben als gevolg van zoveel vroegere ervaringen in
één astraal lichaam. Alleen al dit punt zou een heel terrein
van studie kunnen vormen, en toch hebben we niet gehoord dat de ‘geesten’
hierover iets hebben gezegd, hoewel sommige mediums duidelijk hebben
gemaakt dat ze deze meervoudige persoonlijkheden hebben ervaren.
Ten slotte rest nog het belangrijke feit, goed bekend aan hen die dit
onderwerp vanuit een occult standpunt hebben bestudeerd, dat het persoonlijke
innerlijke zelf dat in het astrale lichaam is geconcentreerd, niet alleen
zichzelf maar ook de hersenen van het lichaam kan misleiden waardoor
de persoon kan denken dat een heel andere persoonlijkheid en intelligentie
vanuit andere sferen tot de hersenen spreekt, terwijl dit verschijnsel
uit het astrale zelf komt. Dit is voor sommige mensen heel moeilijk
te begrijpen, omdat ze niet kunnen inzien dat een duidelijk andere persoon
of entiteit henzelf kan zijn, werkend door middel van het tweeledige
bewustzijn van de mens. Dit tweeledige bewustzijn handelt ten goede
of ten kwade al naar gelang het karma en het karakter van het innerlijke
persoonlijke zelf. Soms lijkt het voor een medium alsof het een andere
persoon is die hem vraagt om dit of dat te doen, of hem aanspoort tot
een bepaalde gedragslijn, of die alleen maar een bepaalde gelaatsuitdrukking
toont terwijl hij blijft zwijgen. Dit beeld schijnt een ander te zijn,
gedraagt zich als een ander en maakt op het huidige bewustzijn de indruk
buiten de waarnemende hersenen te staan, en het is geen wonder dat het
medium denkt met een ander te maken te hebben of niet weet wat hij ervan
moet denken. En indien krachtige paranormale vermogens in dit leven
deel uitmaken van zijn natuur, kan de misleiding des te groter zijn.
Laten we na deze korte analyse nu verdergaan.
Gedurende de geschiedenis van het spiritisme zijn er aan en door middel
van mediums veel mededelingen gedaan over allerlei onderwerpen. Er zijn
feiten vermeld die aan het medium niet bekend konden zijn, er zijn enkele
verheven denkbeelden uitgesproken, er is raad gegeven, er zijn voorspellingen
gedaan, en sommige van de vragen die de ziel kwellen zijn behandeld.
Dat feiten over het overlijden, de doodsoorzaak, de plaats waar testamenten
kunnen worden gevonden, zijn meegedeeld, dat niet gerealiseerde bedoelingen
van dode mensen duidelijk zijn gemaakt, en dat de eigenaardigheden van
de gestorven persoonlijkheid worden getoond – al deze dingen zijn
al te gemakkelijk als bewijs van zijn identiteit aangenomen. Maar ze
zijn geen bewijs. Als dat wel zo was, dan zou een papegaai of een grammofoon
door kunnen gaan voor een mens. De mogelijke alternatieve verklaringen
zijn te talrijk dan dat dit soort bewijsvoering als definitief of zelfs
als toereikend kan worden beschouwd.
Een levende helderziende kan door de vereiste mentale stappen te nemen
zich zozeer vereenzelvigen met de persoon die hij door helderziendheid
heeft opgeroepen – terwijl beide in leven zijn – dat hij
nauwkeurig alle eigenaardigheden van die andere persoon weergeeft. Daarom
kan voor een overledene hetzelfde op precies dezelfde manier worden
gedaan door een helderziende entiteit aan gene zijde van de dood die
berichten doorgeeft. Maar tegelijkertijd is het een feit dat het astrale
lichaam van de overledene af en toe een bewuste bijdrage aan zulke berichten
levert, hetzij als gevolg van een nog niet voltooide scheiding van de
aarde en haar beslommeringen of uit grof materialisme. In andere gevallen
waarbij het astrale omhulsel, zoals sommigen het noemen, een rol speelt,
wordt dit tot schijnleven gewekt hetzij door natuurgeesten of door de
kracht van levende wezens die eens mensen waren en door hun eigen karakter
gedoemd zijn te leven en te werken in het grovere deel van het astrale
omhulsel van de aarde.
Zodra we naar een medium gaan, dat altijd een brandpunt is waar deze
krachten en dat rijk zich verdichten, beginnen we de astrale overblijfselen
aan te trekken van alle mensen aan wie we denken of die voldoende aan
ons of het medium verwant zijn om binnen het terrein van zijn aantrekking
te vallen. Op die manier brengen we in het brandpunt die mensen samen
die we hebben gekend, en ook zij die we niet hebben gekend en die tijdens
hun leven nooit van ons hebben gehoord. Daarbij voegen zich elementalen
die als de zenuwen van de natuur functioneren, en – verdicht of
binnengedrongen in menselijke astrale omhulsels – daaraan een
nieuw leven geven en ervoor zorgen dat ze intelligentie en gedrag goed
genoeg nabootsen om iedereen te misleiden die in deze zaken niet grondig
is getraind. En dit soort training is hier tot nu toe bijna onbekend;
het is niet voldoende honderden seances of honderden experimenten te
hebben bijgewoond; het omvat een werkelijke training van de innerlijke
zintuigen van de levende mens. Indien de astrale vorm samenhang heeft,
zal hij op een samenhangende manier verslag doen, maar dat is iets wat
een grammofoon ook kan. Indien hij gedeeltelijk opgelost of uiteengevallen
is, zal hij net als een beschadigde grammofoonplaat op een onsamenhangende
manier verslag doen, of plotseling ophouden, om door een andere, betere
of slechtere, vorm te worden vervangen. In geen geval kan hij verdergaan
dan de feiten die hem tevoren al bekend waren, of die welke aan de innerlijke
of uiterlijke zintuigen van het medium of de aanwezige bekend waren.
En omdat deze astrale omhulsels het overgrote deel uitmaken van wat
er op een medium afkomt, heeft 40 jaar lang contact met hen zo weinig
opgeleverd. Het is dan ook geen wonder dat de op het astrale omhulsel
gebaseerde theorie door veel theosofen te vaak is gebruikt waardoor
spiritisten zijn gaan denken dat dit de enige verklaring is die we hebben.
Een gerechtvaardigde angst heeft bovendien ertoe bijgedragen dat men
veel aandacht aan deze theorie heeft besteed, want tegelijk hiermee
komen alle werkelijke en reële gevaren voor de mediums en aanwezigen
aan de orde. Deze tot schijnleven gewekte wezens beschikken noodzakelijkerwijs
niet over een geweten en kunnen dus niet anders handelen dan volgens
de laagste ethische standaard en op het laagste levensgebied, en dat
geldt ook voor wat het overgebleven stoffelijke geheugen van het astrale
deel van de mens is; en dit zal verschillen naar gelang van de kwaliteit
van het afgelopen leven en niet van de uiterlijke schijn ervan. Zo hebben
we misschien de schimmen van Jansen of Bakker, die aan hun buren goede
mensen toeschenen maar in werkelijkheid altijd lage of slechte gedachten
en sterke begeerten hadden, die ze onder invloed van wetten of heersende
gewoonten niet volledig tot uitdrukking brachten. In de astrale wereld
bestaat zulke huichelarij echter niet, en daar zal het werkelijke innerlijke
karakter aan het licht komen of zijn uitwerking hebben. En in alle gevallen
zal de stoffelijke schim van zelfs een heel goed mens minder goed zijn
dan deze mens probeerde te zijn, maar zal alle dwaasheid en innerlijke
zondigheid die zijn erfdeel waren en waartegen hij tijdens zijn leven
heeft gestreden, vertonen. Daarom kunnen deze astrale overblijfselen
voor ons nooit een gunstige uitwerking hebben, wie de persoon, waartoe
ze ooit behoorden, ook is geweest. Ze zijn slechts oude kledingstukken
en niet de geest van die mens. Ze zijn minder goddelijk dan een levende
misdadiger, want deze kan nog een volledige drie-eenheid zijn.
Maar er zijn ook goede gedachten, goede raad, goed onderricht, verheven
denkbeelden en edele gevoelens uit de andere wereld doorgekomen, en
het is uitgesloten dat die door astrale omhulsels zijn gegeven. Indien
deze werden onderzocht en gerangschikt, dan zou men constateren dat
ze niet verschillen van wat levende mensen uit eigen vrije wil en doelbewust
hebben gezegd. Afgezien van de manier van overbrenging zijn ze niet
nieuw. De ongebruikelijke methode dient vaak om ze dieper in de geest
van de ontvanger te prenten. Maar deze bijzondere manier heeft mensen
er nu en dan toe gebracht ze als iets geheel nieuws, als heel wonderbaarlijk,
als een openbaring te verkondigen, terwijl de onbevooroordeelde toeschouwer
ziet dat ze het tegenovergestelde zijn: ze zijn oud of afgezaagd, soms
nog vermengd met overdrijving of dwaasheid, en kunnen zowel het product
van deze wereld als van gene zijde zijn. Dit heeft een smet geworpen
op het spiritisme, en de spotlust van buitenstaanders gewekt.
We moeten daarom aandacht schenken aan mededelingen die op dat moment
of voor een bepaald persoon waardevol waren en een goede uitwerking
hadden. Want als we zouden weigeren om dat te doen, dan treft het daaruit
gesmede wapen de theosofen zelf, die zo vaak vertrouwen blijken te hebben
– zoals ikzelf – in mededelingen van meesters of mahatma’s,
die evenzeer geesten zijn, en wel des te meer omdat ze nog in een of
ander soort lichaam leven.
William Q. Judge
Theosofische
inzichten, blz. 377-83
© 2012 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag