Theosophical University Press Agency

Ons zelfgeschapen lot

Ingrid Van Mater

Boekbespreking: Human Options, An Autobiographical Notebook, Norman Cousins, W.W. Norton & Co., New York en Londen, 1981; 224 blz. Norman Cousins, schrijver van Anatomy of an Illness en andere boeken, geeft college als buitengewoon hoogleraar aan de School voor Geneeskunde aan de Universiteit van Californië, Los Angeles, in het programma van Geneeskunde, Wet, en Menselijke Waarden.


De mens vormt zichzelf door verstandige keuzen die zijn menselijkheid groter doen worden.
René Dubos

In deze tijd worden de mensen zich er meer dan ooit van bewust dat ze een deel van het universum en van de hele schepping zijn, niet alleen verbonden met onze aarde, maar ook met de maan, de zon en de sterren, innerlijk verenigd door onze gemeenschappelijke goddelijkheid. Een kosmische beschouwing van onszelf is noodzakelijk om te kunnen beseffen dat er geen afgescheidenheid bestaat, dat alles één is. Vanwege deze onderlinge verbondenheid herstelt de karmische wet van harmonie, rechtvaardigheid en mededogen het evenwicht waar disharmonie heerst en beïnvloeden haar patronen van oorzaak en gevolg niet alleen onszelf en hen die ons omringen, maar ook het heelal en daar voorbij. Alles wat bestaat is deel van een groter en zinvol geheel.

Onze oneindige mogelijkheden – van denken, verbeeldingskracht en geest – en onze vrije wil om die te ontwikkelen, eist van ons de mantel van verantwoordelijkheid te aanvaarden die bij ons mens-zijn behoort. Norman Cousins is een van een groeiend aantal mensen, die geloven in de macht die het individu heeft om bij te dragen aan het scheppen van een vrediger en verlichter wereld. In zijn pas verschenen boek, Human Options, houdt hij zich bezig met de problemen van onze tijd, vanaf opvoeding en overleving tot ruimtevaart-avonturen. Zorgvuldig lezen is nodig om zijn opvattingen te kunnen beoordelen, als gevolg van de onderling niet verband houdende passages, die op verschillende tijden werden geschreven. Voor zijn inzichten, verzameld in ‘het klaslokaal van de twintigste eeuw’, put hij uit 40 jaar ervaring als redacteur van de Saturday Review, zijn wereldreizen voor de regering van de Verenigde Staten en gesprekken met veel bekende figuren uit het openbare leven. Terwijl hij ons veel te denken geeft over de gevaren die onze beschaving bedreigen, is zijn overheersende thema er een van hoop – mits we onze aandacht op de hele menselijke samenleving richten, elkaar vertrouwen en ‘het vertrouwen in de integriteit van de mensheid’ blijven behouden.

Over ons unieke karakter en ons eeuwige dilemma, schrijft hij:

Alleen menselijke wezens . . . bezitten de eigenschap te inspireren en geïnspireerd te worden. Alleen zij kennen de betekenis en de invloed van het geweten. Alleen zij kunnen over hun eigen wezen en over de aard van het heelal nadenken en zich een hogere natuur voorstellen dan deze beide. Maar met al onze vermogens zijn we als soort niet in staat geweest onze problemen op te lossen. Te midden van de potentiële grootsheid van een geordend bestaan zijn we zwervers geketend aan de chaos. blz. 165

Het conflict van de dualiteit is altijd aanwezig, het is een dominerende evolutionaire uitdaging maar we kunnen leren van de eindeloze tegenstellingen in de menselijke natuur, want de zwakheden van onze kracht en de kracht van onze zwakheden zijn latent in ons; we weten nooit wat op een bepaald moment de overhand zal hebben. We blijven geketend aan een chaotisch bestaan totdat we onze prioriteiten en waarden hebben vastgesteld. Dualisme en oogsten wat vroeger werd gezaaid zijn onze middelen tot het verwerven van onderscheidingsvermogen. Cousins zegt het volgende: ‘Gevolgen maken het menselijk vermogen om te strijden tussen goed en kwaad, edelmoedigheid en verdorvenheid, altruïsme en egoïsme tot een werkelijkheid. . . . Evenmin als er sprake is van het verloren gaan van fundamentele energie in het heelal, is er ook geen gedachte of daad zonder gevolgen, nu of later, merkbaar of onmerkbaar, gevoeld of niet gevoeld.’

De vrije wil is een stroom van energie die positief of negatief werkt, al naar de kwaliteit het verlangen dat erachter staat. Omdat hij is geworteld in de kosmos werkt hij binnen het kader van de kosmische wet en heeft op het menselijk plan te maken met discipline en zelfbeheersing. Cousins ziet deze kostbaarste gave als de kracht achter al onze keuzen.

De tragedie van het leven ligt niet in het feit van de dood, maar in dat wat in ons sterft terwijl we leven.

Niemand hoeft bang te zijn voor de dood. We moeten alleen bang zijn dat we zullen sterven zonder onze grootste macht te hebben gekend – de macht van [onze] vrije wil om [ons] leven voor anderen te geven. blz. 45

Veelvuldig wordt in Human Options gewezen op de noodzaak in onszelf de vonk van mededogen levend te houden, van zorgzaamheid voor alle wezens en van eerbied voor het leven. Het hoogste menselijk ideaal waarnaar we kunnen streven, is het denken en de wil te richten op het dienen van anderen, terwijl het opgeven van het egoïstische en persoonlijke – de voornaamste gedachte in de wereldreligies – onze hoogste plicht als mens is.

Wanneer we de kwestie van keuze vanuit een andere hoek benaderen, kunnen we zeggen dat we het vermogen bezitten iedere moeilijkheid het hoofd te bieden en tevens door onze houding verandering te brengen in het effect dat het denken heeft op de fysieke gezondheid. Als er zich problemen voordoen, geven we echter maar al te vaak toe aan een gevoel van willoosheid en hulpeloosheid of anders aan een afbrekend cynisme. Als we buiten onszelf naar oplossingen zoeken in plaats van in ons, dan bevordert dat alleen maar de negatieve toestanden die we mede in het leven hebben geroepen. De aard van onze beslissingen draait in hoofdzaak om de vraag welk doel we ons voor ogen stellen, hoe universeel of hoe beperkt onze gerichtheid is. Zoals de schrijver zegt, gaat en ging het altijd om een strijd tussen ‘genoegens die verblinden en plichten die wakker maken’. Het is duidelijk dat plichten die ons wakker maken de verantwoordelijkheden zijn die uitgaan boven egoïstisch eigenbelang en de hele familie van levens omvatten. Wanneer we onverschillig en tevreden zijn, trekken we ons terug binnen scheidsmuren, met als gevolg dat heel weinig licht van begrip tot ons kan doordringen.

Deze afgescheidenheid is wel de malaise van onze eeuw genoemd, maar in werkelijkheid zijn haar wortels heel oud; in de Oosterse filosofie, waar de eenheid van het leven als fundamenteel wordt beschouwd, is ze bekend als de ‘grote ketterij’. Het gevoel van afgescheidenheid begint met onzekerheid in onszelf; dit verstoort onze relatie met anderen en schept misverstanden die communicatiestoornissen in persoonlijke, nationale en wereldaangelegenheden doen toenemen. We zien de gevolgen in onze biosfeer; in onze houding tegenover religie, broederschap en mondiale eenheid; in onze opvattingen omtrent de geschiedenis en de technologie, onze ruimtetochten inbegrepen; en het meest in onze evolutieverwachting voor de mensheid. Dat alles wordt besproken, terwijl de schrijver op de noodzaak wijst onze beperkingen te overwinnen, onze horizon te verruimen en plaats te maken voor uitbreiding en verandering.

Alles begint en eindigt met het individu, met het innerlijk zoeken naar wie we zijn en waarom we hier zijn. De snelheid waarmee grote veranderingen nu plaatsvinden is zorgt ervoor dat velen zich onzeker voelen en het contact verliezen met hun innerlijke centrum van inzicht en wijsheid. De technologie heeft ertoe geleid dat het leven is beroofd van het hartenbloed, dat een gevoelloze houding tegenover anderen werd aangemoedigd, wat bijdraagt tot geweld en wreedheid. Wanneer het verstand op zichzelf functioneert zonder de warmte van begrip en van gezonde morele en ethische beginselen, verliezen we het gevoel voor verhoudingen. Computers hebben hun waarde, maar ze ‘kunnen niet worden geprogrammeerd om de mysteriën van menselijke reacties te begrijpen,’ zegt Cousins. Hij vindt dat opvoeding ‘ons kan helpen boven de bekrompen en verstarrende begrenzingen van het ego uit te stijgen, zodat we ons . . . op meedogende wijze kunnen vereenzelvigen met de hoofdstroom van de mensheid’. De vele uitingen van afgescheidenheid hebben tot de kritieke toestanden van vandaag geleid en een wijs gebruik van onze menselijke hulpbronnen verhinderd.

De wereld is inderdaad ‘geketend aan haar groepsbelangen’. Onze milieucrisis is een schrijnend voorbeeld van de verstrekkende gevolgen van egoïsme en kortzichtigheid, maar ze heeft tenminste onze ogen geopend voor de onderlinge verbanden van het leven. Biologisch en geografisch gezien, is universele broederschap een feit in de natuur, maar tot nu toe is haar toepassing in het dagelijks handelen nog een droom en verre van verwezenlijkt. Religies die het algemeen welzijn moeten bevorderen, zouden er goed aan doen naar punten van overeenkomst te zoeken in plaats van naar verschillen, zegt Cousins: ‘om het innerlijk van de mens te bereiken, moet de Kerk buiten zichzelf treden.’

Vanuit het standpunt van karma kunnen we veel over onszelf leren door de geschiedenis te bestuderen. Cousins ziet deze als ‘een opeenhoping van oorzaken en gevolgen, doch verre van een opeenvolgende reeks van onvermijdelijkheden.’ Het onderscheid dat hij maakt tussen de natuurlijke werking van daden en hun gevolgen enerzijds, en fatalisme of de onvermijdelijkheid van gebeurtenissen anderzijds, stemt tot nadenken. Het fascinerende van zich ontvouwende gebeurtenissen is, dat we de werkingen van de menselijke geest nooit kunnen voorspellen, en dat element van verrassing speelt een rol bij de lotsbestemming.

Er zijn oneindig veel manieren om te proberen ons ingewikkelde zelf en de adeldom van ons denken en onze geest te begrijpen. Wij alleen kunnen een stuwende impuls geven aan het opkomend getij van een nieuw bewustzijn, een nieuwe eensgezindheid en nieuwe mogelijkheden voor de beschaving. Het behoud van ons mens-zijn hangt van vele factoren af: het scheppen van de mogelijkheden voor voortdurende groei en verandering, het denken actief houden door verlichte beschouwingen, het kweken van een steeds fijnere sensitiviteit en tegelijk altijd gevoelens van eerbied koesteren voor het leven en de tijdloze waarden van liefde, mededogen en rechtschapenheid. De mens leeft en leeft altijd aan de grens. Hoe opmerkelijk onze prestaties in de ruimte ook zijn, in hoofdzaak zijn ze belangrijk omdat ze ‘uitbreidingen van het menselijk denken’ betekenen. Het lopen op de maan, zegt Cousins, betekende niet zo veel als het zien van onze verwantschap met onze aarde en het nadenken over de ‘ontmoeting van denken en geest van de mens met het heelal.’ Maar hij betwijfelt of we de filosofische inhoud van deze doorbraak, die de verbeeldingskracht heeft wakker geschud en de aandacht op onze kosmische verbondenheid heeft gericht, wel hebben begrepen. Te velen, vindt hij, zien de kosmos eerder als een natuurtafereel dan als onze woonplaats. ‘Er is een grote stap vooruit gezet zonder een overeenkomstige verheffing van ideeën.’ We moeten de blik verheffen en de meer verheven dimensies van ons wezen waarnemen.

Over de toekomst van de mensheid schrijft Cousins:

Het verlangen om zwervers tussen de sterren te worden, houdt meer in dan de behoefte een kosmische nieuwsgierigheid te bevredigen. Eigenlijk vloeit het voort uit een instinctieve behoefte om te evolueren. We behoren tot een onvoltooid geslacht. We hebben onbegrensde mogelijkheden tot groei; inderdaad, ons uniek-zijn ligt in ons vermogen onze eigen evolutie te richten. De bestemming wordt zichtbaar door een verruimd perspectief. blz. 167

Hoe eenvoudig zijn in wezen de dingen die de geest wakker roepen. Een gevoel komt over ons, dat het hart met vreugde en een diep besef van harmonie vervult en in ons het beeld oproept van een kosmische orde, het besef dat ons leven vraagt om gehoorzaamheid aan universele wetten.

Karma, lot, vrije wil

Artikelen van Ingrid Van Mater


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 1983

© 1983 Theosophical University Press Agency