Theosophical University Press Agency

Kan er nóg een wiel zijn?

Jim Belderis

We hadden weer een van onze gebruikelijke meningsverschillen. Mijn vriend had jarenlang aan meditatie gedaan en hij dacht dat ik dit afkeurde. Hij kende mijn sterke voorkeur voor het pad van mededogen – en nu wilde hij aantonen dat hij gelijk had.

‘Altruïsme is niet meer dan ‘juist handelen’ – en dit is het natuurlijke gevolg van ‘juiste opmerkzaamheid’ en ‘juiste meditatie’. Als je hoogste ideaal mededogen is, vul je daarmee je denken met nog meer verwarrende gedachten en gevoelens en dat verhindert concentratie op wat er gaande is.’

Terwijl mijn vriend sprak, wist ik dat er geen werkelijke uitwisseling van gedachten plaatsvond. Ieder van ons bekritiseerde het pad van de ander zonder met hem mee te voelen en begrip te tonen. En wat zou ik bereiken met het ophemelen van de ‘hogere wijsheid’ van de theosofie ten opzichte van andere spirituele methoden? Dat zou ons gevoel van afgescheidenheid zeker versterken. Het zou verstandiger zijn om gedachten van hoger en lager opzij te zetten en zijn standpunt te verkennen.

Toen hij hoorde wat ik van plan was, verdween de sfeer van kritiek en ontstond een echte gedachtewisseling. Het begon met wat hij noemde ‘het wezenlijke belang om vol aandacht te zijn’.

‘Stel dat je betrokken bent bij een gevoelige zaak waarbij je mensen zou kunnen kwetsen. Wat zou er gebeuren als je niet oplette?’

‘Waarschijnlijk zou ik dan gekwetst worden en ten slotte ook anderen kwetsen’, antwoordde ik.

‘Maar hoe zit het als je niet begreep wat er gaande was en de gevolgen niet overzag omdat je teveel door je eigen gedachten in beslag werd genomen?’

‘Dan zou ik alleen maar meer lijden veroorzaken. Dan zaten we in een vicieuze cirkel.’

‘Ja, het is een vicieuze cirkel, en deze wordt het levenswiel genoemd. Langs de velg zitten de verlangens, opvattingen, gehechtheden en angsten waardoor we steeds in beslag worden genomen door onze eigen aangelegenheden. Op de naaf zitten de drie factoren die ons gevangen houden in eindeloze kringlopen van lijden: hebzucht, haat, en afgescheidenheid. Hebzucht begint met eenvoudig willen hebben wat ons aangenaam is. Maar naarmate onze ‘aangenaamheden’ steeds ingewikkelder worden, willen we ten slotte meer en meer. Haat begint met het simpele verlangen ongemak te vermijden. Maar als onze gehechtheden sterker worden, roept alles wat deze kan verstoren een steeds heviger weerzin op. Deze beide worden aangedreven door de uiteindelijke oorzaak die ons doet lijden: ons eigen gevoel van afgescheidenheid. Dit brengt ons ertoe te denken en te handelen alsof we losstaan van al het andere leven, alsof het negeren van het proces van het geheel geen pijnlijke gevolgen heeft.’

Ik onderbrak hem. ‘Maar wat gebeurt er als iemand ernstig probeert zijn op zichzelf gerichte gedachten en handelingen te veranderen?’

‘Zijn ‘proberen om te veranderen’ zou alleen maar nieuwe gehechtheden vormen, en deze zouden doorgaan het denken af te leiden van de verantwoordelijkheden van het ogenblik, van het besef dat wij één zijn met wat er gebeurt in een geheel waarin we onderling afhankelijk zijn. De enig juiste manier om een eind te maken aan het lijden is door toe te zien zonder iets te proberen. Als we onze gedachten en handelingen als onderdeel van een vaste gewoonte gadeslaan, verminderen we onze gehechtheid eraan. We gaan ze steeds minder zien als ons eigen zelf, omdat we ons beginnen te identificeren met degene die toekijkt. En als ten slotte onze oude op onszelf gerichte gedachten tot rust zijn gekomen, worden we zelf het proces van waarnemen, omdat we geheel opgaan in wat er om ons heen gebeurt.’

Ik kon de logica van zijn manier van denken begrijpen. ‘Proberen’ zou je gebonden houden aan het levenswiel, het sprekende symbool voor eindeloze kringlopen van lijden. Maar ik vroeg me af hoe deze conclusie zou veranderen als de symboliek anders was. En daarom stelde ik de vraag: ‘Zou er nóg een wiel kunnen zijn?’

‘Wat bedoel je met nóg een wiel?’

‘Welnu, stel dat diep in het binnenste van ons allen een deel van ons bewustzijn weet dat we betrokken zijn bij de werking van het geheel.’

‘Een deel van ons weet dat inderdaad.’

‘Dan weten we diep in onszelf ook dat het een gevoelige zaak is waarbij je mensen kunt kwetsen, en dat we ieder ogenblik acht moeten slaan op het welzijn van het geheel.’

‘Natuurlijk! Dat is juiste opmerkzaamheid.’

‘Denk nu eens aan die momenten waarin we zomaar onszelf vergeten – zelfs zonder er moeite voor te doen – omdat we volledig in beslag worden genomen door wat er gaande is. In plaats van in een vicieuze cirkel van afgescheidenheid te geraken, worden we plotseling overgebracht – naar een ander wiel. Langs de velg zitten al de natuurlijke impulsen die onze verlangens verzachten, onze gehechtheden verminderen en onze angsten overwinnen. Op de naaf zijn de eigenschappen die ons vrij maken van hebzucht, haatgevoelens, en afgescheidenheid. Onze bevrijding van hebzucht begint als we het welzijn van anderen plaatsen boven dat van onszelf. En hoe dieper we onze verbondenheid met anderen voelen, hoe meer we beseffen dat hun welzijn dat van onszelf is. Het vrij worden van haatgevoelens begint met het inzicht in hoe gehechtheden en aversies lijden veroorzaken. En als we ons kunnen inleven in de situatie van allen die worstelen met hun eigen begeerten en angsten, worden we niet alleen verdraagzamer voor hun tekortkomingen, maar ook voor die van onszelf.’

Nu was het mijn vriend die mij onderbrak. ‘En wat is de drijvende kracht in dit wiel? Wat is de fundamentele factor?’

Ik antwoordde met een wedervraag: ‘Hadden we het niet over het deel van ons dat weet dat we één zijn met wat er gebeurt?’

‘Je bedoelt dat de fundamenteel drijvende kracht de gemeenschappelijke diepe bewustheid van elk levend wezen is.’

‘Zo is het! Telkens als we bij die Bron komen, worden we onmiddellijk vol aandacht. Het doet er niet toe hoezeer we worden afgeleid door gehechtheden en aversies, ze voert ons ogenblikkelijk terug naar de verantwoordelijkheid van het moment.’

‘Maar hoe kunnen we leren bij deze Bron te komen zonder jaren van oefening en meditatie?’

‘We oefenen door toe te laten dat de Bron ons aanraakt. Als we oog hebben voor de belangen van anderen ontstaat de verbinding. Als we hun welzijn zien als het onze, raakt ze ons. Als we ons in hun situatie kunnen inleven, worden we geroerd. Het is alsof de Bron gebruik van ons maakt zodat we geheel opgaan in wat er gebeurt. Ze mediteert via ons.’

Mijn vriend zweeg even. Toen keek hij op en glimlachte. ‘Dit soort oefening zou alleen werken als we het onafgebroken doen.’

Ik glimlachte op mijn beurt. ‘Natuurlijk! Dat is het hoogste ideaal.’

Occultisme, meditatie, yoga, gebed, paranormale vermogens


Uit het tijdschrift Sunrise jan/feb 1999

© 1999 Theosophical University Press Agency