Fragment I
Deze voorschriften zijn voor hen die zich niet bewust zijn van de
gevaren van de lagere IDDHI1.
_________________
Hij die de stem van nada2,
het ‘geluidloze geluid’, zou willen horen en begrijpen,
moet de aard van dharana3
leren kennen.
Onverschillig geworden voor objecten van waarneming, moet de leerling
de raja van de zintuigen proberen te achterhalen, de voortbrenger
van gedachten, hij die illusie opwekt.
Het denken is de grote vernietiger van het werkelijke.
Laat de discipel de vernietiger vernietigen.
Want:–
Als zijn vorm hem onwerkelijk voorkomt, zoals bij het ontwaken alle
vormen die hij in dromen ziet;
Als hij heeft opgehouden het vele te horen, kan hij het ENE onderscheiden
– de innerlijke klank die de uiterlijke doodt.
Alleen dan en niet eerder zal hij het gebied van asat, het
bedrieglijke, verlaten om te komen naar het rijk van sat,
het ware.
Voordat de ziel kan zien moet de innerlijke harmonie worden bereikt
en moeten onze aardse ogen blind worden voor alle illusie.
Voordat de ziel kan horen moet het beeld (de mens) even doof worden
voor lawaai als voor gefluister, voor het getrompetter van olifanten
als voor het zilveren gegons van de gouden vuurvlieg.
Voordat de ziel iets kan doorgronden en zich iets zou kunnen herinneren,
moet ze één worden met de stille spreker, zoals de vorm
waarnaar de klei wordt gemodelleerd eerst één is geworden
met het denken van de pottenbakker.
Want dan zal de ziel horen en zich herinneren.
En dan zal tot het innerlijke oor spreken –
DE STEM VAN DE STILTE,
En zeggen:–
Als uw ziel glimlacht, terwijl ze zich baadt in het zonlicht van
uw leven; als uw ziel zingt binnen haar cocon van vlees en stof; als
uw ziel tranen stort binnen haar burcht van illusie; als uw ziel worstelt
om de zilveren draad te verbreken die haar aan de MEESTER4
bindt; weet dan, discipel, dat uw ziel van de aarde is.
Als uw ontluikende ziel5
het oor leent aan de onrust van de wereld; als uw ziel gevoelig is
voor de luidruchtige stem van de grote illusie6;
als uw ziel, verschrikt bij het zien van hete tranen van leed of verdoofd
door angstkreten, zich als een schuwe schildpad terugtrekt in het
schild van haar EIGEN IK, leer dan, discipel, dat uw ziel een onwaardige
tempel is voor haar stille ‘God’.
Wanneer uw ziel sterker wordt en uit haar veilige schuilplaats tevoorschijn
komt: zich losmaakt van haar beschermende heiligdom, haar zilveren
draad ontrolt en vooruitsnelt; als ze haar beeld op de golven van
de ruimte ontwaart, en fluistert: ‘Dit ben ik’, –
weet dan, discipel, dat uw ziel gevangen is in het web van illusie7.
Deze aarde, discipel, is de Hal van Verdriet, waarin langs het pad
van ijzingwekkende beproevingen vallen zijn gezet opdat uw EGO verstrikt
raakt in de illusie die de ‘grote ketterij’8
wordt genoemd.
Deze aarde, onwetende discipel, is slechts de sombere ingang die
leidt naar de schemering die aan de vallei van het ware licht voorafgaat
– dat licht dat door geen wind kan worden uitgedoofd, dat licht
dat zonder pit of olie brandt.
De Grote Wet zegt: ‘Om de kenner
van het ALZELF9
te worden, moet u eerst de kenner van het zelf
zijn’. Om de kennis van dat zelf
te bereiken, moet u het zelf aan het niet-zelf opofferen,
het zijn aan het niet-zijn, en dan kunt u tussen de vleugels van de
GROTE VOGEL rusten. Ja, zoet is het rusten tussen de vleugels van
dat wat niet geboren is, noch sterft, maar het AUM10
is in alle eeuwigheid11.
Bestijg de Vogel van het Leven, als u kennis wilt verwerven.12
Geef uw leven op, als u wilt leven.13
Drie hallen, vermoeide pelgrim, voeren naar het einde van uw zwoegen.
Drie hallen, overwinnaar van Mara, zullen u door drie toestanden14
brengen in de vierde15
en van daaruit naar de zeven werelden16,
de werelden van eeuwige rust.
Als u hun namen wilt weten, luister dan en onthoud.
De naam van de eerste hal is ONWETENDHEID – avidya.
Het is de hal waarin u het levenslicht aanschouwde, waarin u leeft
en zult sterven.17
De naam van de tweede hal is de Hal van Lering*.
*De hal waarin men gedurende een proeftijd leert.
Daarin zal uw ziel de bloesems van het leven vinden, maar onder iedere
bloem een opgerolde slang.18
De naam van de derde hal is Wijsheid, waarachter zich de oeverloze
wateren van AKSHARA uitstrekken, de onvernietigbare bron van alwetendheid.19
Als u de eerste hal veilig door wilt komen, laat dan niet uw denken
de vuren van begeerte, die daar branden, aanzien voor het zonlicht
van het leven.
Als u de tweede veilig door wilt komen, houd dan niet stil om de
geur van haar bedwelmende bloesems op te snuiven. Als u van de karmische
ketenen bevrijd wilt zijn, zoek uw goeroe dan niet in die mayavische
gebieden.
De WIJZEN houden zich niet op in de lusthoven van de zintuigen.
De WIJZEN besteden geen aandacht aan de zoetklinkende stemmen van
de illusie.
Zoek hem die u tot leven zal wekken20
in de Hal van Wijsheid, de hal die daar voorbij ligt, waarin alle
schaduwen onbekend zijn en waar het licht van waarheid met niet vervagende
glorie schijnt.
Dat wat ongeschapen is, discipel, woont in u, zoals het in die hal
woont. Als u het wilt bereiken en de twee één laten
worden, dan moet u zich van uw donkere gewaden van illusie ontdoen.
Breng de stem van het vlees tot zwijgen, sta niet toe dat een beeld
van de zintuigen zich tussen het licht van het ongeschapene en uw
licht plaatst, opdat de twee kunnen samensmelten. En heeft u uw eigen
ajñana21
leren inzien, vlucht dan uit de Hal van Lering. Deze hal is gevaarlijk
in haar verraderlijke schoonheid, en is alleen nodig om u te beproeven.
Pas op, lanoe, dat uw ziel, verblind door een glans van illusie, er
niet blijft hangen en gevangen raakt in het bedrieglijke licht ervan.
Dit licht straalt uit van de edelsteen van de grote misleider (Mara)22.
Deze betovert de zintuigen, verblindt het denken en maakt de onvoorzichtige
tot een verlaten wrak.
De nachtvlinder aangetrokken door de verblindende gloed van uw lamp
is gedoemd in de stroperige olie om te komen. De onoplettende ziel
die nalaat met de spottende demon van illusie te worstelen, zal naar
de aarde terugkeren als een slavin van Mara.
Kijk naar de menigten zielen. Zie hoe ze blijven rondzwerven boven
de stormachtige zee van het menselijk leven en hoe ze uitgeput, bloedend,
met gebroken vleugels, de een na de ander neervallen op de aanzwellende
golven. Heen en weer geslingerd door de woeste winden, voortgejaagd
door de storm, worden ze gedreven naar de draaikolken en verdwijnen
in de eerste grote maalstroom.
Als u door de Hal van Wijsheid het Dal van Gelukzaligheid wilt bereiken,
discipel, sluit dan uw zintuigen goed af tegen de grote rampzalige
ketterij van afgescheidenheid die u van anderen vervreemdt.
Duld niet dat uw ‘hemeltelg’, gedompeld in de zee van
maya, zich losmaakt van de Universele Ouder (ZIEL), maar laat de vurige
kracht zich in de binnenkamer terugtrekken, in de kamer van het hart23
en het verblijf van de wereldmoeder24.
Dan zal uit het hart die kracht opstijgen naar het zesde, het middelste
gebied, de plek tussen uw ogen, wanneer ze de adem wordt van de ENE
ZIEL, de stem die alles vult, de stem van uw meester.
Pas dan kunt u een ‘hemelganger’25
worden die de wind boven de golven bewandelt, maar van wie de voetstappen
het water niet aanraken.
Voordat u een voet zet op de bovenste sport van de ladder, de ladder
van de mystieke klanken, moet u de stem van uw innerlijke
GOD* op zeven manieren horen.
*Het hogere ZELF.
De eerste is als de zoete stem van de nachtegaal die voor zijn wijfje
een afscheidslied zingt.
De tweede komt als de klank van een zilveren cimbaal van de dhyani’s,
die de flonkerende sterren wekt.
De volgende is als de welluidende klacht van de oceaangeest, gevangen
in zijn schelp.
En deze wordt gevolgd door de zang van de vina26.
De vijfde klinkt schel in uw oor als het geluid van de bamboefluit.
Deze gaat vervolgens over in trompetgeschal.
De laatste weerklinkt als het doffe gerommel van de donder.
De zevende verzwelgt alle andere klanken. Ze sterven weg en worden
dan niet meer gehoord.
Als de zes27
zijn verslagen en aan de voeten van de meester neergelegd, dan is
de leerling opgegaan in het ENE,28
wordt dat ENE en leeft daarin.
Voordat u dit pad kunt betreden, moet u uw maanlichaam29
vernietigen, uw denklichaam30
zuiveren en uw hart louteren.
De zuivere wateren van het eeuwige leven, helder als kristal, kunnen
zich niet vermengen met de modderige stortregens van de moessonstorm.
De dauwdruppel uit de hemel, die ’s morgens in de eerste zonnestraal
in het hart van de lotus glinstert, wordt als hij op aarde neervalt
een stukje klei; zie, nu is de parel een spatje modder.
Strijd met uw onreine gedachten vóór ze u overweldigen.
Behandel hen zoals zij u zullen behandelen, want als u hen spaart
en ze schieten wortel en groeien, weet dan dat deze gedachten u zullen
overweldigen en doden. Pas op, discipel, duld zelfs niet dat hun schaduw
u nadert. Want die zal groeien, toenemen in grootte en kracht, en
dan zal dit product van de duisternis uw wezen geheel opslokken voordat
u zich goed en wel van de aanwezigheid van het zwarte, weerzinwekkende
monster bewust bent geworden.
Voordat de ‘mystieke kracht’31*
van u een god kan maken, lanoe, moet u het vermogen hebben verworven
uw maanvorm naar welgevallen te doden.
*Kundalini, de ‘slangenkracht’ of het mystieke
vuur.
Het zelf van de stof en het ZELF van de geest kunnen nooit samenkomen.
Een van de twee moet verdwijnen; er is geen plaats voor beide.
Voordat het bewustzijn van uw ziel kan begrijpen, moet de kiem van
de persoonlijkheid worden verpletterd, de worm van de zintuigen worden
vernietigd, zodat deze niet weer kan opstaan.
U kunt het pad niet bewandelen vóór u dat pad32
zelf bent geworden.
Laat uw ziel het oor lenen aan elke kreet van smart, zoals de lotus
zijn hart opent om het morgenlicht in te drinken.
Laat niet de felle zon één traan van smart drogen vóór
u die zelf van het gezicht van iemand die lijdt heeft afgewist.
Maar laat elke brandende menselijke traan uw hart raken en daar blijven
bestaan en wis hem nooit af voordat het leed dat hem deed vloeien
is weggenomen.
Deze tranen, u met een groot meedogend hart, zijn de stromen die
de velden van onsterfelijke barmhartigheid bevloeien. Op die grond
ontluikt de middernachtelijke bloem van Boeddha33,
die moeilijker is te vinden en nog minder vaak voorkomt dan de bloem
van de vogayboom. Zij [barmhartigheid] is het zaad van vrijheid van
wedergeboorte. Ze houdt de arhat af van strijd en begeerte, ze leidt
hem door de velden van Zijn naar de vrede en gelukzaligheid die slechts
bekend zijn in het land van Stilte en Niet-Zijn.
Roei de begeerte uit; maar als u haar doodt, pas dan op dat ze niet
uit de dood zal herrijzen.
Dood de gehechtheid aan het leven, maar als u tanha34
overwint, laat dat niet zijn uit dorst naar het eeuwige leven, maar
om het voorbijgaande door het eeuwigdurende te vervangen.
Verlang niets. Erger u niet aan karma, noch aan de onveranderlijke
wetten van de natuur. Maar worstel slechts met het persoonlijke, het
voorbijgaande, het vluchtige en het vergankelijke.
Help de natuur en werk met haar mee; en de natuur zal u als een van
haar scheppers beschouwen en voor u neerbuigen.
En zij zal de deuren van haar geheime kamers wijd voor u openen,
aan uw blik de schatten onthullen die verborgen zijn in de diepten
van haar zuivere, maagdelijke schoot. Onbezoedeld door de hand van
de stof toont ze haar schatten alleen aan het oog van de geest –
het oog dat zich nooit sluit, het oog waarvoor in al haar rijken geen
sluier is.
Dan zal ze u de middelen en de weg tonen, de eerste poort en de tweede,
de derde, zelfs tot aan de zevende. En dan, het doel – waarachter,
badend in het zonlicht van de geest, onuitsprekelijke heerlijkheden
liggen, door niemand gezien behalve door het oog van de ziel.
Er is maar één weg naar het pad; alleen helemaal aan
het einde daarvan kan de ‘Stem van de Stilte’ worden gehoord.
De ladder die de kandidaat beklimt bestaat uit sporten van leed en
pijn; deze kunnen alleen tot zwijgen worden gebracht door de stem
van de deugd. Welk ongeluk treft u, discipel, als er één
enkele ondeugd is die u niet achter u heeft gelaten. Want dan zal
de ladder bezwijken en u ten val brengen; de voet ervan rust in het
diepe slijk van uw fouten en tekortkomingen, en voordat u kunt proberen
over de brede afgrond van de stof heen te komen moet u uw voeten wassen
in de wateren van zelfverloochening. Pas ervoor op dat u niet een
nog bezoedelde voet zet op de onderste sport van de ladder. Welk ongeluk
treft hem die het waagt één sport met moddervoeten te
besmeuren. Het vieze, kleverige slijk zal opdrogen, taai worden en
zijn voeten ter plaatse vasthechten en als een vogel gevangen aan
de lijmstok van de sluwe vogelvanger zal hij van verdere vooruitgang
worden afgehouden. Zijn ondeugden zullen vaste vorm aannemen en hem
neerhalen. Zijn zonden zullen hun stem verheffen als het lachen en
huilen van de jakhals na zonsondergang; zijn gedachten zullen een
leger vormen en hem als een gevangengenomen slaaf wegvoeren.
Dood uw begeerten, lanoe, maak uw ondeugden machteloos, voordat de
eerste stap van de plechtige reis wordt gedaan.
Wurg uw zonden en leg ze voor altijd het zwijgen op, voordat u één
voet optilt om de ladder te beklimmen.
Laat uw gedachten stil worden en vestig al uw aandacht op uw meester
die u nog niet ziet, maar van wie u de aanwezigheid voelt.
Laat uw zintuigen in één zintuig opgaan als u veilig
wilt zijn voor de vijand. Alleen door dat zintuig, dat verborgen ligt
in de holte van uw brein, kan het steile pad dat naar uw meester leidt
zichtbaar worden voor de zwakke ogen van uw ziel.
Lang en afmattend is de weg vóór u, discipel. Eén
enkele gedachte over het verleden dat u achter u heeft gelaten, zal
u ontmoedigen, en u zult de beklimming opnieuw moeten beginnen.
Dood in uzelf alle herinnering aan vroegere ervaringen. Zie niet
om, of u bent verloren.
Geloof niet dat begeerte ooit kan worden gedood door eraan toe te
geven of haar te bevredigen, want dit is een gruwel ingegeven door
Mara. Door een slechte eigenschap te voeden wordt ze groot en sterk,
zoals de worm die dik wordt door het hart van de bloesem aan te vreten.
De roos moet opnieuw de knop worden, voortgekomen uit de ouderlijke
stam, voordat de parasiet haar hart heeft doorknaagd en haar levenssap
heeft gedronken.
De gouden boom krijgt zijn juwelige knoppen voordat zijn stam door
de storm verdort.
De leerling moet opnieuw in de kind-staat komen die hij verloren
heeft, voordat de eerste klank zijn oor kan bereiken.
Het licht van de ENE meester, het ene niet verflauwende gouden licht
van de geest, werpt van het allereerste begin zijn schitterende stralen
op de discipel. Zijn stralenbundels dringen door de dikke, donkere
wolken van de stof.
Nu hier, dan daar, verlichten deze stralen de stof, zoals zonnestraaltjes
door het dichte gebladerte van de wildernis op de aarde schijnen.
Maar, discipel, tenzij het vlees passief is, het hoofd koel, de ziel
zo hard en zuiver als een glinsterende diamant, zal de straling de
kamer23
niet bereiken, zal haar zonlicht het hart niet verwarmen, noch zullen
in dit eerste stadium de mystieke klanken van de akasische
hoogten35 het oor bereiken,
hoe hevig het ook ernaar verlangt.
Als u niet hoort, kunt u niet zien.
Als u niet ziet, kunt u niet horen. Horen en zien, dit is het tweede
stadium.
. . . . . . . . .
Als de discipel ziet en hoort, en wanneer hij ruikt en proeft, met
de ogen gesloten, de oren toe, de mond en neusgaten dicht; wanneer
de vier zintuigen één worden en gereed zijn om over
te gaan in het vijfde, dat van het innerlijke contact, dan is hij
in het vierde stadium gekomen.
En in het vijfde, vernietiger van uw gedachten,
moeten al deze opnieuw worden gedood, zodat ze niet weer tot leven
kunnen komen.36
Sta niet toe dat uw denken zich bezighoudt met enige uiterlijke voorwerpen,
enige uiterlijke taferelen. Laat geen innerlijke beelden toe, opdat
ze geen donkere schaduw werpen op uw zielenlicht.
U bent nu in DHARANA37,
het zesde stadium.
Wanneer u in het zevende bent gekomen, gelukkige, zult u de heilige
drie38
niet meer waarnemen, want u zult zelf die drie zijn geworden. Boven
uzelf en uw denken, als tweelingen op één lijn, schittert
de ster39
die uw doel is. De drie die in onuitsprekelijke glorie en gelukzaligheid
verblijven, hebben nu in de wereld van maya hun namen verloren. Ze
zijn één ster geworden, het vuur dat brandt maar niet
schroeit, het vuur dat de upadhi40
is van de vlam.
En dit, yogi van welslagen, is wat de mensen dhyana41
noemen, het juiste stadium dat voorafgaat aan samadhi42.
En nu is uw zelf verloren in het ZELF, uzelf in
UZELF, opgegaan in DAT ZELF waaruit u eens bent uitgestraald.
Waar is uw individualiteit, lanoe, waar de lanoe zelf? Ze is de vonk
die verloren is gegaan in het vuur, de druppel in de oceaan, de altijd
aanwezige straal die het Al en de eeuwige uitstraling is geworden.
En nu, lanoe, bent u de handelende persoon en de getuige, de uitstraler
en de uitstraling, het licht in de klank en de klank in het licht.
U bent bekend met de vijf belemmeringen, gezegende. U bent hun overwinnaar,
de meester van de zesde, de verkondiger van de vier
aspecten van waarheid43.
Het licht dat erop valt schijnt vanuit uzelf, u die een discipel was,
maar nu een leraar bent.
En wat betreft deze aspecten van waarheid:–
Heeft u niet de kennis opgedaan van alle ellende – de eerste
waarheid?
Heeft u niet bij Tsi, de poort van samenkomst, de koning van de Mara’s
overwonnen – de tweede waarheid?44
Heeft u niet bij de derde poort de zonde vernietigd en de derde waarheid
bereikt?
Heeft u niet Tau betreden, ‘het pad’ dat leidt
naar kennis – de vierde waarheid?45
En nu, rust uit onder de bodhi-boom die de volmaaktheid van alle
kennis is, want weet, u bent de meester van SAMADHI – de staat
van volmaakt inzicht.
Zie! U bent het licht geworden, u bent de klank geworden, u bent
uw meester en uw god. U bent ZELF het voorwerp van uw zoeken: de ononderbroken
STEM die door de eeuwigheid weerklinkt, vrij van verandering, vrij
van zonde, de zeven klanken in één, de
STEM VAN DE STILTE
Om tat sat
Noten
(1) Het Paliwoord iddhi
[meervoud: iddhî] heeft dezelfde betekenis als het
Sanskriet siddhi, en verwijst naar de paranormale vermogens,
de abnormale krachten in de mens. Er zijn twee soorten siddhi’s.
De ene groep omvat de lagere, grove, psychische en mentale energieën;
de andere vereist de hoogste training van spirituele vermogens. In
Srimad-Bhagavat zegt Krishna: ‘Alle siddhi’s
zijn beschikbaar voor die yogi die zich bezighoudt met de beoefening
van yoga, die zijn zintuigen beteugelt en zijn denken op mij (Krishna)
heeft geconcentreerd’.
(2) De ‘geluidloze stem’
of de ‘stem van de stilte’. Letterlijk zou dit
misschien de ‘stem in het spirituele geluid’
moeten zijn, want het Sanskriet nada is het equivalent van
de Sensar-term.
(3) Dharana is de intense
en volkomen concentratie van het denken op een of ander innerlijk
onderwerp, waarbij alles wat tot het uiterlijke heelal of de wereld
van de zintuigen behoort, volkomen wordt losgelaten.
(4) De ‘grote meester’
is een uitdrukking die door lanoes of chela’s wordt gebruikt
om het ‘hogere zelf’ aan te duiden. Ze betekent hetzelfde
als Avalokitesvara en ook als Adi-Boeddha bij de
boeddhistische occultisten, als atman
of het ‘zelf’ (het hogere zelf) bij de brahmanen en christos
bij de oude gnostici.
(5) Ziel wordt hier voor het menselijke
ego of manas gebruikt, voor wat in onze occulte zevenvoudige
verdeling als de ‘menselijke ziel’ (zie De Geheime
Leer) wordt aangeduid, in tegenstelling tot de spirituele ziel
en de dierlijke ziel.
(6) Mahamaya, de ‘grote
illusie’, het objectief waarneembare heelal.
(7) Sakkayaditthi, ‘misleiding’
van de persoonlijkheid.
(8) Attavada, de ketterij
van het geloof in de ziel, of beter gezegd het geloof dat de ziel
of het zelf gescheiden is van het ene universele oneindige
zelf.
(9) Een tattvajñani
is iemand die de beginselen in de natuur en in de mens ‘kent’
en kan onderscheiden. Een atmajñani is iemand die atman
of het universele ene zelf kent.
(10) Kalahansa, de ‘vogel’
of zwaan (zie noot 12). De Nada-Bindu
Upanishad (Rig Veda) door de Theosophical Society van Kumbakonam
[in het Engels] vertaald, zegt: ‘De lettergreep a
wordt als zijn rechtervleugel (van de vogel, hansa), de u
als zijn linker, de m als zijn staart
en de ardhamatra (de helft van een korte lettergreep) als zijn hoofd
beschouwd.’
(11) Het woord eeuwigheid heeft
in het Oosten een heel andere betekenis dan bij ons. Het slaat gewoonlijk
op de 100 jaren of de ‘eeuw’ van Brahma, de duur van een
mahakalpa of een tijdperk van 311.040.000.000.000 jaar.
(12) Dezelfde Nada-Bindu
zegt: ‘Een yogi die de hansa bestijgt (die aldus over Aum contempleert),
wordt niet beïnvloed door karma of door tientallen miljoenen
zonden.’
(13) Geef het leven van de fysieke
persoonlijkheid op als u in de geest wilt leven.
(14) De drie bewustzijnstoestanden,
namelijk jagrat, de waaktoestand; svapna, de droomtoestand;
en sushupti, die van de diepe slaap. Deze drie yogi-toestanden
leiden tot de vierde, of
(15) De turiya die boven
de droomloze toestand staat, en alle andere overtreft; een staat van
hoog spiritueel bewustzijn.
(16) Sommige oosterse mystici
stellen zich zeven gebieden van zijn voor, de zeven spirituele loka’s
of werelden binnen het lichaam van Kalahansa, de zwaan buiten
tijd en ruimte, die kan veranderen in de zwaan binnen de
tijd, wanneer hij Brahma in plaats van brahman (onzijdig) wordt.
(17) De uiterlijke wereld van
de zintuigen en van het aardse bewustzijn – meer niet.
(18) Het astrale gebied, de psychische
wereld van bovenzinnelijke waarnemingen en bedrieglijke taferelen
– de wereld van de mediums. Het is de grote ‘astrale slang’
van Éliphas Lévi. Nooit werd een bloesem, in die gebieden
geplukt, hier op aarde gebracht zonder zijn om de stengel gekronkelde
slang. Het is de wereld van de grote illusie.
(19) Het gebied van volledig
spiritueel bewustzijn. Voor wie dat heeft bereikt bestaat geen gevaar
meer.
(20) De ingewijde die de discipel
door de aan hem overgedragen kennis tot zijn spirituele of tweede
geboorte brengt, wordt de Vader-goeroe of meester genoemd.
(21) Ajñana
is onwetendheid of niet-wijsheid, het tegenovergestelde van
‘kennis’, jñana.
(22) Mara is in de exoterische
religies een demon, een asura, maar in de esoterische filosofie
is hij de verpersoonlijkte verleiding die tot uitdrukking komt in
menselijke ondeugden, en de naam betekent letterlijk ‘dat wat’
de ziel ‘doodt’. Hij wordt voorgesteld als een koning
(van de Mara’s) met een kroon waarin een edelsteen met zo’n
glans schittert dat zij die ernaar kijken erdoor worden verblind.
Deze glans verwijst natuurlijk naar de aantrekkingskracht die ondeugd
op sommige mensen heeft.
(23) De binnenkamer
van het hart wordt in het Sanskriet brahmapuri genoemd. De
‘vurige kracht’ is kundalini.
(24) De ‘kracht’
en de ‘wereldmoeder’ zijn namen voor kundalini,
een van de mystieke ‘yogi-krachten’. Ze is buddhi
opgevat als een actief in plaats van een passief beginsel (wat ze
gewoonlijk is wanneer ze alleen als voertuig of omhulsel van de hoogste
geest atma wordt beschouwd). Ze is
een elektro-spirituele kracht, een scheppend vermogen dat, wanneer
ze eenmaal tot werkzaamheid is gebracht, even gemakkelijk kan doden
als scheppen.
(25) ‘Khechara’
of ‘hemelganger’ of ‘betreder’. Zoals wordt
verklaard in de zesde adhyaya van die koning van de mystieke
werken, de Jñanesvari – wordt het lichaam van
de yogi als door de wind gevormd; als ‘een wolk waaruit
zich ledematen hebben gevormd’; waarna – ‘hij (de
yogi) de dingen, die boven de zeeën en sterren zijn, aanschouwt;
de taal van de deva’s hoort en begrijpt, en waarneemt wat er
in de mier omgaat’.
(26) Vina is een Indiaas
snaarinstrument dat op een luit lijkt.
(27) De zes beginselen; het betekent:
wanneer de lagere persoonlijkheid is vernietigd en de innerlijke individualiteit
in het zevende of de geest is opgegaan en zich daarin verliest.
(28) De discipel is één
met Brahma of atman.
(29) De astrale vorm, door het
kamische beginsel voortgebracht, het kamarupa of
begeertelichaam. Het maanlichaam verwijst naar het astrale of persoonlijke
zelf.
(30) Manasarupa. Het
denklichaam verwijst naar de individualiteit of het reïncarnerende
ego, van wie het bewustzijn op ons gebied of het lagere
manas – krachteloos moet worden gemaakt.
(31) Op grond van haar spiraalsgewijze
werking of voortbeweging in het lichaam van de asceet die dit vermogen
in zich ontwikkelt, wordt kundalini de ‘slangen’-
of ringvormige kracht genoemd. Zij is een elektrisch, vurig,
occult of fohatisch vermogen, de grote oerkracht, die aan
alle organische en anorganische stof ten grondslag ligt.
(32) Dit ‘pad’ wordt
in alle mystieke werken genoemd. Zoals Krishna zegt in de Jñanesvari:
‘Wanneer dit pad wordt beschouwd, drager van de boog, . . .
of men zich nu naar de bloem van het Oosten of naar de academies van
het Westen keert, bedenk dan dat het een pad is waarlangs men
reist zonder zich te bewegen. Naar welke plaats u op dit pad
ook wilt gaan, die plaats wordt uzelf.’ ‘U bent
het pad’, wordt de adept-goeroe verteld en deze herhaalt het
aan de discipel na de inwijding. ‘Ik ben de weg en het leven’,
zegt een andere meester.
(33) Adeptschap: de ‘bloem
van een bodhisattva’.
(34) Tanha: ‘de
wil om te leven’, de angst voor de dood en de gehechtheid aan
het leven, de kracht of energie die wedergeboorten veroorzaakt.
(35) Deze mystieke klanken of
de melodie, door de asceet bij het begin van zijn cyclus van meditatie
gehoord, worden door de yogi’s anahata-sabda genoemd.
(36) Dit betekent dat in het
zesde stadium van ontwikkeling, dat in het occulte stelsel dharana
wordt genoemd, ieder zintuig als een afzonderlijk vermogen op dit
gebied ‘gedood’ (of krachteloos gemaakt) moet worden om
in het zevende zintuig, het meest spirituele, op te gaan
en ermee één te worden.
(37) Zie noot 3.
(38) Elk stadium van ontwikkeling
in rajayoga wordt symbolisch door een meetkundige figuur voorgesteld.
Van het stadium dat aan dharana voorafgaat is het de heilige driehoek.
De
is het teken van de hoge chela’s, terwijl een ander soort driehoek
dat van de hoge ingewijden is. Het is het symbool |, waarvan de Boeddha
sprak, en dat door hem als symbool voor de belichaamde vorm van Tathagata
werd gebruikt, wanneer deze de drie methoden van prajña
niet meer hoeft te volgen. Zodra de leerling de voorbereidende en
lagere stadia is doorgegaan, ziet hij niet meer de
,
maar de __, de verkorting van de __, het volledige zevental. De
ware vorm ervan wordt hier niet gegeven, omdat het bijna zeker is
dat bedriegers zich ervan meester zouden maken en – deze
zouden ontheiligen door deze voor misleiding te gebruiken.
(39) De ster die boven u schittert,
is ‘de ster van inwijding’. Het kasteteken van de saiva’s,
de aanhangers van de sekte van siva, de grote beschermheer van alle
yogi’s, is een zwarte, ronde vlek, misschien nu het symbool
van de zon, maar vroeger, in het occultisme, van de ster van inwijding.
(40) De basis (upadhi)
van de ‘vlam’, die nooit kan worden bereikt zolang de
asceet nog in dit leven is.
(41) Dhyana is het voorlaatste
stadium op deze aarde, tenzij men ten volle een mahatma
wordt. Zoals reeds gezegd is de rajayogi in deze toestand nog spiritueel
bewust van het zelf en van de werking van zijn hogere beginselen.
Eén stap verder, en hij bevindt zich op het gebied boven het
zevende (of volgens sommige scholen het vierde). Na het beoefenen
van pratyahara – een voorbereidende training om het
denkvermogen en de gedachten te beheersen – noemen deze scholen
nog dharana, dhyana en samadhi – en vatten deze drie samen onder
de algemene naam samyama.
(42) Samadhi is de toestand
waarin de asceet het bewustzijn van alle individualiteit, waaronder
dat van hemzelf, verliest. Hij wordt – het AL.
(43) De ‘vier aspecten
van waarheid’ zijn in het noordelijke boeddhisme: Ku,
‘lijden of ellende’; Tu, het samenbrengen van
alle verleidingen [oorzaken van het lijden]; Mu, ‘de
vernietiging van al deze’ en Tau, het ‘pad’.
De ‘vijf belemmeringen’ zijn de kennis van het lijden,
de waarheid over de broze aard van het menselijke bestaan, deprimerende
beperkingen, en de absolute noodzaak zich van alle banden van hartstocht
en zelfs van begeerten los te maken. Het ‘pad van verlossing’
– is de laatste.
(44) Bij de poort van ‘samenkomst’
staat de koning van de Mara’s, de Mahamara en probeert de kandidaat
door de glans van zijn ‘edelsteen’ te verblinden.
(45) Dit is het vierde ‘pad’
van de vijf paden van wedergeboorte die alle mensen voeren naar toestanden
van vreugde en verdriet, en hen eeuwig daartussen heen en weer laten
slingeren. Deze ‘paden’ zijn slechts onderverdelingen
van het ene, het pad dat door karma wordt gevolgd.