Theosophical University Press Agency

Zuidhoek tijd – Opgravingen en waarnemingen bij zonsopgang bij de Indiaanse Renbaan

Tom Orbesen

De Indiaanse Renbaan is gelegen op een plateau boven de vallei van de Animas rivier in het noordwesten van Nieuw-Mexico. Ze bestaat uit vier parabolische bogen van rivierkeien, gelijkmatig verdeeld in rijen, op ongeveer drie meter van elkaar, en hebben een lengte van ongeveer 135 meter. Ik heb de baan gemeten van het noordoostelijke tot het zuidoostelijke einde van de boog. De holle kant van de boog ligt aan de oostzijde. Twee hopen rivierkeien, op twee meter van elkaar, liggen aan weerszijden van de dag- en nachteveningslijn, ongeveer 133 meter verwijderd van het oostelijke centrum van de bogen. De steenhopen bestaan uit ongeveer één laag keien en hebben een doorsnede van zes meter. De kromming van de bogen, die de vroegste kolonisten deed denken aan een moderne renbaan, was aanleiding tot de naam Indiaanse Renbaan.

De Animas rivier, een zijrivier van de San Juan rivier, stort zich langs de berghellingen omlaag en komt Nieuw-Mexico in het noordwesten binnen, waar ze door de steden Aztec en Farmington stroomt vóór ze samenvloeit met de San Juan rivier op haar reis naar de Colorado rivier.

Voorhistorische volkeren vestigden zich rond de Animas vallei. De Chaco Canyon ligt ten zuiden van de vallei en de rotswoningen van Mesa Verde liggen in het noordwesten. Er waren ook grote nederzettingen in de stroomgebieden van de La Plata, Mancos en McElmo. Verspreid over de vallei van de beneden-Animas liggen pueblo’s [indiaanse nederzettingen] en dorpen, die een voorbeeld zijn van een blijkbaar succesvol samengaan van culturele invloeden.

Waarschijnlijk is de meest bekende voorhistorische pueblo in de Animas vallei te vinden bij het Nationale Monument van de Azteekse ruïnes. Gezien vanaf de Indiaanse Renbaan, ligt de oude pueblo in het noordoosten, aan de andere kant van de Animas rivier. Twee hoogvlakten van 1900 meter ten oosten van de Indiaanse Renbaan waren de woonplaatsen van de Anasazi-indianen (de Ouden). Er ligt ook een vervallen pueblo achter in de vallei op het Blancett terrein, even ten noorden van de Indiaanse Renbaan.

De niervormige hoogvlakte waarop de Indiaanse Renbaan ligt, is betrekkelijk vlak en heeft een spaarzame begroeiing van grassen, bijvoet en jeneverbesbomen. Het hele gebied beslaat ongeveer 50 ha. Potscherven of stenen voorwerpen zijn op de hoogvlakte niet gevonden.

Vanaf de hoogvlakte zijn bijna alle belangrijke voorhistorische plaatsen in de vallei te zien. Misschien waren voor de Anasazi-indianen die het bouwwerk tot stand brachten, de belangrijkste punten waarop ze hun aandacht richtten, de punten aan de horizon waar de zon opkwam en onderging.

Earl Morris (1889-1956) was waarschijnlijk de eerste archeoloog die de Indiaanse Renbaan bezocht. Er wordt verteld dat Joe Boettcher, die zijn hele leven in Aztec, Nieuw-Mexico, woonde, contact zocht met Earl Morris in de hoop dat hij het mysterie van de vier bogen zou kunnen verklaren. De conclusie daaruit zou kunnen zijn dat Earl Morris inderdaad de plaats had bezocht en iets zou kunnen weten van de betekenis van de vier bogen. Het is niet bekend of de heer Boettcher antwoord ontving van Earl Morris. Op de direct oostelijk gelegen hoogvlakte, bevinden zich in het Gillentine-terrein, LA 5626* in zuidoostelijke richting lopende greppels, die door gedeelten van de ruïne zijn gegraven. Deze uitgravingen zijn waarschijnlijk gedaan door Earl Morris. De Indiaanse Renbaan werd pas in juli 1968 onderzocht en beschreven door Henry A. Jackson, leider van het San Juan County archeologische genootschap. Het werd toen aangeduid met LA 9050.

*Het Antropologisch Laboratorium geeft nummers aan voorhistorische en historische plaatsen in Nieuw-Mexico die zijn ontdekt en onderzocht.

Geïntrigeerd door het mysterie van de vier bogen, hebben archeologen en andere wetenschappers het terrein bezocht. De mogelijkheid dat de twee keienhopen in het oosten konden zijn geplaatst op de lijn gericht naar de opgaande zon tijdens de dag- en nachtevening, was mijn eerste aanwijzing dat de Indiaanse Renbaan op de zon zou kunnen zijn afgesteld.

Ik begon mijn onderzoek van de archeo-astronomische mogelijkheden van het terrein op 19 augustus 1985. Met toestemming van de eigenaar, de heer James Asworth, die de archeo-astronomische betekenis van het terrein begreep, begon ik met het plaatsen van vlagstokken langs de bogen. Het feitelijke in kaart brengen gebeurde onder leiding van een professionele landmeter, zodat de kaart van het terrein werd verdeeld in vierkante yards in plaats van vierkante meters. Roger Moore, een archeoloog van het ‘Division of Conservation Archaeology’ in Salmon Ruin, bij Bloomfield, Nieuw-Mexico, stemde erin toe mij te helpen met de waarnemingen. Moore was ook aanwezig bij volgende waarnemingen bij de Indiaanse Renbaan en gaf met zijn technische ervaring zeer gewaardeerde adviezen.

Op de ochtend van de herfstnachtevening waren Roger, een groep andere archeologen, de landmeter en ik op het terrein aanwezig. Toen de zon opkwam tussen de steenhopen door, kon ik nauwkeurig in de keienbogen de plaats aangeven van de dag- en nachteveningslijn. Dat was belangrijk, omdat ik dan precies de plaats voor opgravingen kon bepalen die iets interessants zouden kunnen opleveren.

Om vandalen om de tuin te leiden (er waren nogal wat nieuwsgierige kinderen in het gebied) begon ik met het graven van drie proefputjes achter de meest westelijke keienboog. Toen begon ik te graven langs de equinoxlijn achter de meest westelijke boog. Ik ging 30 cm diep en ontdekte iets dat op een paalgat leek in steriele grond, precies op de lijn van de dag- en nachtevening. Het rechthoekige gat was ongeveer 5 cm diep, 4 cm lang en 3 cm breed. De grond in het paalgat was anders dan het door de wind aangevoerde leem dat ik had weggegraven. Deze grond had een fijnere structuur en was lichter van kleur.

Het noordelijke uiteinde van de bogen scheen overeen te komen met mijn berekeningen van de plaats waar de zon bij de winterzonnestilstand opkomt. Ik groef drie proefputjes aan het noordelijke uiteinde van de bogen. Dat bevestigde mijn idee dat de bogen daar ophielden. Om nogmaals vandalen te misleiden, groef ik nog een proefputje ongeveer vier meter vanaf het noordelijke uiteinde van de meest oostelijke boog. Om de diepte van de boog te weten te komen, groef ik daarna twee proefputjes aan de oostkant van de meest westelijke boog. Op dat noordelijke punt is de meest westelijke boog één steen hoog. Toen de uitgravingen voltooid waren, werden alle putjes weer opgevuld en werden herkenningstekens in de grond gestopt om het datumpunt, belangrijke kenmerken en het punt van de zonsopkomst aan te geven.

Indiase Renbaan

Op 21 december 1985 werden waarnemingen gedaan van de zonsopgang bij de winterzonnestilstand. Ik hield een paal rechtop in de richting van de opkomende zon en de paal wierp een schaduw door de noordeinden van de bogen. Uit die waarneming bleek dat de Anasazi-indianen de diagonaal van de winterzonnestilstand hadden gebruikt als richtlijn voor de constructie van de bogen. Men vermoedt dat de Pueblo-indianen van Arizona en Nieuw-Mexico afstammelingen zijn van de Anasazi’s. Uit etnologisch Pueblo materiaal kom ik tot de conclusie dat het noordelijke uiteinde van de bogen de plaats is waar de constructie van het werk begon.

In The Zuni Indians beschrijft Matilda Coxe Stevenson de scheppingsmythe als volgt: ‘De Goddelijken wierpen een streep meel uit [die] licht voortbracht, dat hen naar het noorden voerde.’ De scheppingsmythe begint in de zuidoosthoek van de kosmologische Zuni-wereld, het gebied waar de zon bij de winterzonnestilstand opkomt. In The Pueblo Indian World zeggen Edgar L. Hewett en Bertha P. Dutton:

In Laguna zijn de ceremoniën van de winterzonnestilstand de eerste van de jaarlijkse vieringen. De datum staat niet vast, maar ligt gewoonlijk dicht bij 21 december. Tegen die tijd beseffen de Laguna’s dat de zon zijn meest zuidelijke punt aan de hemel heeft bereikt, ‘de zuidhoek tijd.’

Ze vertellen ook dat men in de Santa Ana Pueblo ‘het meest zuidelijke punt van de winterzon ‘oost-zuidhoek tijd’, noemt.

Zou de scheppingsmythe overeenstemmen met enkele architectonische ontwerpen van de Anasazi-indianen, dan zou men tot de conclusie kunnen komen dat een prehistorisch werk als de Indiaanse Renbaan werd gebouwd met gedeelten van de oude scheppingsmythe als leidraad.

Er werden ook waarnemingen bij zonsopkomst gedaan op 21 juni 1986, tijdens de zomerzonnestilstand, maar de opgaande zon kwam niet op één lijn met een van de bijzondere kenmerken langs de steenbogen. De bogen lopen nog ongeveer veertig meter door naar het zuiden, vanaf het punt dat de zomerzonnestilstand zou moeten aangeven op de bogen.

Als de Indiaanse Renbaan echt gebouwd was als een object voor tijdberekening of als een astronomisch observatorium, dan zou ze waarschijnlijk zijn geëindigd op het punt van de zomerzonnestilstand diagonaal. De bogen zouden dan aanwijzingen geven voor de zonsopkomst bij de zomer- en winterzonnestilstanden en de dag- en nachteveningen. De mogelijkheid om de tijd van het jaar vast te stellen uit wat bijna een kwart cirkel is, zoals de Indiaanse Renbaan, zou door oefening kunnen worden verwezenlijkt zolang de waarnemer onthoudt in welke richting de zon zich beweegt langs de rij keien. De steenhopen die de tijd aangeven van de dag- en nachtevening zouden de bewegingsrichting van de zon aanduiden. Het feit dat de vier bogen doorlopen voorbij het punt van de zomerzonnestilstand zou erop kunnen wijzen dat ze bedoeld waren als fundering voor een grote Pueblo. De Indiaanse Renbaan is aanzienlijk groter dan het eerste bouwstadium van Pueblo Bonito in Chaco Canyon, maar komt er wel mee overeen.

Als er op de fundering zou zijn gebouwd, had men een ruimte geconstrueerd die de tijd van de zomerzonnestilstand zou hebben weerspiegeld. Andere vertrekken hadden misschien andere tijden van het jaar aangegeven. Dan lijkt het waarschijnlijk dat vertrekken die op die manier zijn gebouwd, zouden kunnen hebben gediend als tijdaanwijzing voor agrarische doeleinden.

Waarom werd de grote Pueblo niet voltooid? Een kloof met steile wanden ten westen van het terrein blijkt een overvloed van aan de oppervlakte liggende zandsteen te bevatten die uitgehouwen had kunnen worden voor de nederzetting. De Animas rivier, die door de sneeuwval in de bergen wordt gevoed, stroomt het hele jaar door. Het antwoord op de vraag waarom de vertrekken nooit zijn afgebouwd op de fundering van de pueblo en wie de fundamenten heeft gelegd, is misschien te vinden op het Gillentine terrein. Dit is de niet-uitgegraven ruïne, even ten oosten van de Indiaanse Renbaan. Ze bevat een groot aantal kamerblokken, kiva’s en één losstaande Grote Kiva. Dit terrein kan bewoond zijn geweest door het Mesa Verde volk of het Chaco volk. De bouwers van de Indiaanse Renbaan kunnen afkomstig zijn van een van deze culturen.

Wat de reden ook mag zijn, het skelet van wat een grote Pueblo had kunnen zijn – misschien de grootste die de wereld ooit heeft gekend, gelegen op een eenzame hoogvlakte in het noordwesten van Nieuw-Mexico – blijft een raadsel.

Bibliografie

  • Hewett, Edgar L. en Bertha P. Dulton, The Pueblo Indian World. The University of New Mexico Press, 1945.
  • Hewett, Nancy, ‘The Old Indian Racetrack.’ Lezing gehouden voor de Pecos Conferentie, Hermosillo, Mexico, 30 juli 1976.
  • Jackson, Henry A., ‘Laboratory of Anthropology Site Report #9050.’ Laboratory of Anthropology, Museum van Nieuw Mexico, Santa Fe, Nieuw Mexico, juli 1968.
  • Lekson, Stephen H., Great Pueblo Architecture of Chaco Canyon. The University of New Mexico Press, 1986.
  • Lister, Robert H. en Florence C., Earl Morris and Southwestern Archaeology. The University of New Mexico Press, 1968.
  • Morris, Earl H., Archaeological Studies In the La Plata District. Carnegie Institution of Washington, Washington, D.C., 1939.
  • Richert, Roland, Excavation of a Portion of the East Ruin, Aztec Ruins National Monument, New Mexico, Southwestern Monuments Association, Technical Series, Vol. 4, 1964.
  • Stevenson, Matilda Coxe, The Zuni Indians, Twenty-third Annual Report of the Bureau of American Ethnology, 1901-1904, Washington, D.C., Government Printing Office, 1905.

Oude culturen en hun spirituele tradities: Amerika

Wetenschap: archeologie

Artikelen van Tom Orbesen


Uit het tijdschrift Sunrise mei/jun 1989

© 1989 Theosophical University Press Agency