Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Vereisten voor het chelaschap – I

G. de P. – Ik zou willen weten, wat naar uw mening het karakteristieke of het kenmerkende van chelaschap is. Ik bedoel niet een uiterlijk teken. Die kunnen worden geïmiteerd; maar wat is het dat werkelijk een chela vormt of onderscheidt of kenmerkt, vergeleken met andere mensen?

M.S. – Ik zou die vraag willen beantwoorden. Bij het bestuderen van dit hoofdstuk kwam deze gedachte bij me op: De ware chela is iemand die zich in zijn zuiver menselijke deel volkomen overgeeft aan dat hogere deel dat De Purucker in dit hoofdstuk zo prachtig de metgezel van de sterren noemt, de innerlijke god; de invloed daarvan wordt door het reïncarnerende ego overgebracht op het menselijke ego. Het is het menselijke ego dat zich geheel overgeeft aan de geestelijke wet die het reïncarnerende ego hem schenkt.

H.T.E. – Omdat de tekenen die wijzen op chelaschap niet uiterlijk van aard zijn, zijn ze niet zodanig dat ze aan iemand kunnen worden medegedeeld, behalve misschien aan een andere chela; en verder zullen ze zo zijn dat de chela er niet graag over zal spreken.

G. de P. – Wat dr. Edge zegt is volkomen juist. Misschien kan ik mijn vraag beter anders stellen. Ik ben misschien niet duidelijk geweest, maar ik denk dat Mej. Madeline de grondgedachte begreep. In plaats van te vragen, ‘Wat is het kenmerkende of het karakteristieke’, stel ik de vraag als volgt: Wat is het in of aan de chela dat hem tot chela maakt?

C.J.R. – Toen H.P.B. zei dat de eerste toets van waarachtig leerlingschap toewijding is aan de belangen van anderen, gaf ze het geheime wachtwoord voor het openen van de deur naar het pad. Dit was natuurlijk nog maar de eerste toets, maar alles wat daarna komt, zoals het verkrijgen van kennis en vermogens, zal tot as vergaan als het niet samengaat met een brandend verlangen de lijdende mensheid te helpen.

G.F.K. – Ik denk dat wat een chela kenmerkt, vergeleken met een gewoon mens, het verwerven van visie is of, misschien, het in hogere mate overwinnen van de illusie, zodat hij, door het bewust verwijderen van de sluiers van maya, inzicht krijgt in wat het leven werkelijk betekent. Is dat inzicht verkregen, dan weet hij dat de enig mogelijke manier om in overeenstemming met de werkelijkheid te leven, bewust te leven, het positieve besluit is zich te wijden aan het dienen van anderen.

J.H.F. – Ik zou willen zeggen dat een van de kenmerken van chelaschap is liefde voor de waarheid en het zoeken daarnaar, zoals iemand die dreigt te verdrinken naar lucht snakt als het meest begeerlijke. Natuurlijk bestaat de liefde voor waarheid uit verschillende graden en om die te verwerven en enig succes te hebben, is ook nodig wat Ryan noemde ‘de eerste toets: toewijding aan de belangen van een ander’ en uiteindelijk van alle mensen – in één woord onpersoonlijkheid. We kunnen de waarheid alleen leren kennen als we er onpersoonlijk naar zoeken – niet alleen voor onszelf of onze eigen bevrediging, maar in het belang van alle mensen, ten dienste van allen.

H.T.E. – Tot nu toe hebben we gehoord welke verschillende eigenschappen een chela al of niet zou kunnen bezitten; maar omdat hij die samen met andere mensen bezit, die geen chela’s zijn, kunnen ze niet kenmerkend voor chelaschap worden genoemd. Wat we nodig hebben is een definitie, geen opsomming van eigenschappen.

S.E. – ‘Chela’ betekent in technische zin slaaf, slaaf onder leiding of ter beschikking van een goeroe of van de waarheid, zoals het hogere zelf die bepaalt. Het betekent echter niet volmaking – verre van dat. Een chela kan alle prachtige eigenschappen bezitten die hier zijn opgesomd, maar ook enkele minder fraaie die niet zijn genoemd.

We moeten onderscheid maken tussen ‘chelaschap’ zoals dat in het oosten wordt opgevat en het ‘chelaschap’ van theosofen in het westen. Er zijn strikte regels die het leven van chela’s in India en Tibet beheersen en ze hebben allen een of andere goeroe of leraar die hun leven direct of indirect leidt. ‘Chelaschap’ onder westerse mensen, of meer in het bijzonder theosofen, is minder concreet. Zoals ik het zie betekent het zijn gedachten, aspiratie en wensen richten op een pad van geestelijk streven en overeenkomstig de leringen die we hebben ontvangen.

Het is verkeerd te denken dat chela’s in alle opzichten noodzakelijk heilige mensen zijn. In feite hebben hun pogingen vooruit te komen volgens de weg van de minste weerstand, een verschillende uitwerking op hen en komt de dierlijke natuur van de mens in opstand; op dat punt moet een chela winnen of verliezen. Als we dus zien dat een vriend door onheil wordt gekweld, laten we dan niet te snel over zijn karakter oordelen.

E.V.S. – Ik ben het eens met Eek, want ik denk dat wat iemand tot chela maakt, is de voeten op het pad zetten; en dat betekent niet dat men plotseling een toonbeeld van alle deugden wordt. Er is ons gezegd dat als iemand een chela wordt, hij onmiddellijk wordt geconfronteerd met alle moeilijkheden en zwakheden van zijn natuur. Daarom kunnen wij, gewone mensen, aan de hand van de moeilijkheden die iemand in zijn leven heeft, niet van elkaar beoordelen wie wel of wie niet een chela is; want iemand die de moeilijkste tijd en de grootste beproevingen het hoofd moet bieden, kan iemand zijn die ver op het pad is gevorderd. En zelfs falen betekent niet dat men zijn chelaschap moet opgeven, zolang men blijft vechten (d.w.z. op een verstandige manier) en zich tenminste staande houdt op het pad.

Ik ben het met Edge eens. Ik geloof niet dat iemand, die lager staat dan een leraar, kan zeggen wie een chela is; maar ik denk dat het vrij eenvoudig is te zeggen wie het niet is. Ieder die ermee te koop loopt dat hij er een is, openlijk of door een web van geheimzinnigheid om zich heen te weven, is er beslist geen; evenmin degene die anderen veroordeelt en altijd probeert aan te tonen hoeveel slechter anderen zijn dan hijzelf. Ik denk daarom dat we erachter kunnen komen door een proces van eliminatie.

G.K. – Ik denk dat het in het algemeen gesproken het kenmerk van de hiërarchie van mededogen kan worden genoemd met de edele eigenschappen die deze term inhoudt – op zijn minst aspiratie en krachtige pogingen in die richting. Het zou het stempel zijn dat de ziel in zekere zin afdrukt op hen die voor anderen en niet voor zichzelf leven, die bewust en vastbesloten zo leven. Het zou geen zichtbaar kenmerk of teken zijn en door de meerderheid niet worden gezien, al zou men misschien in ons een zekere vriendelijkheid en een sympathiek meevoelen kunnen waarnemen; maar zij die dat kenmerk dragen, en bovenal de leraren, zouden het, denk ik, duidelijk zien als een kenmerk waardoor ze zich onderscheiden.

O.T. – Een chela is iemand die wordt beheerst door iets dat groter is dan hijzelf, het meest innerlijke deel van zijn wezen, de meester; iemand met een geloof en toewijding zo onwankelbaar dat, ondanks persoonlijke tekortkomingen, deze meester zijn geest kan vervullen met een visie van universele waarheid en hem naar de leraar kan voeren die in het bezit is van deze waarheid.

A.B.C. – Het kenmerkende waardoor de chela zich onderscheidt van andere mensen is de vlam van zuivere onpersoonlijke liefde die in zijn hart brandt. Omdat het overheersende kenmerk van de meester van mededogen de geest van goddelijke harmonie en mededogen is, wordt iemand, door zijn gelijkenis met de meester, een chela. Door deze gelijkenis wordt de discipel herkend en tot de meester aangetrokken. Het is de geestelijke verwantschap.

L.R. – Een chela is iemand die door zijn grote honger naar waarheid bereid is de prijs van zijn persoonlijke zelf te betalen om de waarheid te worden. Dit slaat op alle graden van chelaschap en alle deugden die daarvoor nodig zijn.

O.I.C. – Het lijkt veel gemakkelijker de eigenschappen op te noemen die een chela al dan niet moet bezitten dan te zeggen wat iemand tot chela maakt. Laat ik het volgende zeggen: Wat iemand tot chela maakt is een ondubbelzinnige band uit vrije keuze met de orde van mededogen. Als mensen onbewust chela’s zijn, hebben ze die band in vorige incarnaties gesmeed. Het bezit van veel edele eigenschappen maakt iemand nog niet tot chela. Alle religies hebben heiligen en helden gehad die geen chela’s waren. Chela’s kunnen slechte eigenschappen hebben, zelfs heel slechte, maar omdat ze chela’s zijn bevinden ze zich op de beste weg om die eigenschappen snel te boven te komen. Zij zijn chela’s omdat ze zich resoluut en uit herhaalde keuze wijden aan het werk van de orde van mededogen. Door die toewijding zijn ze aangenomen chela’s. Als ze bij die keuze en toewijding blijven, zullen de edele eigenschappen die een chela moet hebben in hen sneller tot ontwikkeling komen dan op elke andere manier.

F.L.G. – De vraag kan in een paar woorden worden beantwoord. Iemand die een blijvende liefde heeft voor de mensheid zal door deze liefde aan al die eigenschappen en kwaliteiten waarover we hebben gesproken uitdrukking geven: onpersoonlijk zijn, mededogen hebben, dienen, enz.

G.L.D. – Volgens mij heeft ieder die naar het chelaschap streeft een visie van de waarheid ontvangen die vanuit zijn hogere geestelijke essentie is overgebracht naar zijn brein en intelligentie, en daarna wijdt hij zijn hele leven aan het zoeken naar waarheid door het onzelfzuchtig dienen van zijn leraar en de hele mensheid.

A.J.S. – Voor wie de theosofie ernstig bestudeert, komt vroeg of laat de drang alles – elk vermogen, al wat hij bezit, te wijden aan het dienen van de mensheid. Met andere woorden, hij wil het leven van een chela leven. Hij ziet dat de verdere mogelijkheden van het chelaleven heel aantrekkelijk zijn. Hij ervaart algauw dat als hij het leven leeft, hij de leer zal kennen – de diepere leringen – en met dit verlangen in zijn hart voelt hij de behoefte aan een leraar.

Wat zijn de vereisten voor iemand die het chelaleven wil leiden, iemand die een chela wil worden? Er is ons gezegd dat er naast andere drie hoofdvereisten zijn: toewijding, plichtsbetrachting en trouw – toewijding aan een ideaal die het uiterste vergt van onze geestelijke wil om het dag in dag uit vol te houden; plicht – de eigen plicht – op de juiste manier vervuld, brengt onbeschrijflijke vrede, zoals we, na te zijn verdwaald en vele wegen te zijn gegaan, tenslotte de goede weg vinden; is hij op de juiste wijze vervuld, dan behoeft er niets ongedaan te worden gemaakt; trouw brengt vertrouwen in zichzelf en anderen. Deze drie vereisten voor het chelaschap zijn onder alle volkeren beschouwd als de belangrijkste deugden. Als theosofen zijn we verplicht tegenover onszelf, tegenover anderen en in het bijzonder tegenover onze gekozen leraar deze eigenschappen in acht te nemen. Dat wordt van ons verwacht.

De leraar geeft innerlijk leven en innerlijk licht. Hij leidt de ziel van de chela in haar ontwikkeling, voorwaarts en omhoog door grotere beproevingen, grotere verantwoordelijkheden. Want de chela krijgt te maken met een versnelling van zijn karma waardoor de ervaringen van vele gewone levens misschien in zijn huidige incarnatie worden geconcentreerd. Hij ondergaat de beproevingen met vreugde omdat hij weet dat elke beproeving waar hij met succes doorheen komt betekent het wegtrekken van nog een sluier van illusie op het pad naar meesterschap.

I.L.H. – De vraag was: ‘Wat is het in of aan een chela dat hem tot chela maakt?’ Mag ik proberen een korte definitie te geven: Het zich geleidelijk meer en meer volledige identificeren met onpersoonlijke doeleinden voor het welzijn van de mensheid, gekoppeld aan een steeds toenemend pogen zich geschikt te maken de plichten die een dergelijk dienen met zich brengt beter te volbrengen.

W.E.S. – Uitgedrukt in de zeven beginselen van de mens en de natuur kunnen we zeggen dat de mahatma leeft in het buddhische beginsel, gewone mensen in het kama-manasische. Hoe meer een persoon het centrum van zijn bewustzijn verschuift naar het buddhische deel van zijn constitutie en het daar houdt, des te dichter nadert hij het mahatmaschap. De chela is iemand die heeft geleerd dat met een grotere mate van concentratie te doen dan gewone mensen.

S.Z. – Zou een chela niet iemand zijn in wie de innerlijke god tot op zekere hoogte is ontwaakt en die een leraar heeft, of hij zich daarvan bewust is of niet?

E.J.D. – Ik denk dat het antwoord van Zurek tot nu toe het beste is. Als we bedenken dat de mens de uitdrukking is van een godheid op aarde, en dat ieder goed mens en talloze christenen door aspiratie de tegenwoordigheid van deze godheid kunnen voelen – de ‘Vader in het verborgene’ waarover in het Nieuwe Testament wordt gesproken – dan zien we dat om rechtstreeks onderwijs en onderricht uit die bron te ontvangen er meer nodig is dan zich bewust te zijn van die goddelijke tegenwoordigheid. De mahatma’s staan in verbinding met die godheid en wij, als we weten hoe we ons tot hun leerlingen moeten maken, ontvangen hun hulp om onze eigen godheid te leren vinden. Een chela is dus iemand aan wie door een meester in die kunst wordt geleerd om de godheid in hem te laten spreken.

G. de P. – Ik denk dat mijn vraag door allen die hebben gesproken prachtig is beantwoord en alles wat ik nog zou kunnen zeggen is slechts een aanvulling. Als we de antwoorden die we hebben gehoord analyseren kunnen we ze, denk ik, in twee groepen verdelen: de ene die veel waarde hecht aan wat we het leven noemen en de andere die veel waarde hecht aan wat we kennis kunnen noemen. Het is voor mij, die u allen zo goed kent, een interessante psychologische studie te zien hoe in uw antwoorden de individuele svabhava naar voren komt. Sommigen zijn ernstige en toegewijde mensen die zoeken naar het licht langs het pad van wijsheid. Anderen, even serieus en toegewijd, zijn standvastig op weg naar de innerlijke glorie door, zoals we dit noemen, haar te beleven. Als u deze beide wegen combineert, ze tot één verenigt, waarin beide onmerkbaar in elkaar overgaan, dan heeft u denk ik niet alleen het kenmerkende en karakteristieke van alle chela’s, waarvan er, zoals u zich zult herinneren, vele graden bestaan, vanaf supergoden omlaag naar ons, maar u weet tegelijk hoe u zelf een chela moet worden, een hogere chela, een nog hogere chela.

Er zijn heel wat kenmerken en karaktertrekken als we het leven van een chela analyseren en op vele daarvan is al gewezen. Maar, weet u, als mij de vraag werd gesteld wat het in of aan een mens is dat hem tot chela maakt, dan zou ik heel lang nadenken en dan zou ik, denk ik, dit antwoord geven: Een groeiende onverschilligheid tegenover zichzelf en een toenemende belangstelling voor al wat is. Dat is het pad van moreel handelen, van ethiek, van wijsheid; dat is het leven: een mens die de belangstelling voor zichzelf volkomen heeft verloren, die er geen genoegen in schept kwaad te doen, want kwaad doen is altijd zelfzuchtig en is gericht op persoonlijke, zelfzuchtige doeleinden. Zo eenvoudig is het. Niet mijn wil, zoals de grote Syrische chela en meester zei, maar de uwe, die van zijn innerlijke god, een straal van de geest van het heelal, de wet van oneindige liefde en mededogen en harmonie en medelijden en wijsheid en vrede. Als een mens zo de belangstelling voor zichzelf verliest, neemt zijn groei geleidelijk toe. Het is een vreemde en interessante paradox. Door zich te ontwikkelen groeit zijn belangstelling in plaats van zich te beperken tot zichzelf; hij verbreekt de banden en ontplooit zich. Zijn vroegere en tegenwoordige zelf wordt oninteressant. Hij gaat op in de wereld, in de hele mensheid, het heelal en wordt die; en dat is het geheim van alle inwijdingen, van de hoogste tot de laagste. Niemand kan inderdaad een inwijding ervaren tenzij hij daar enigermate toe in staat is. Hij kan het eenvoudig niet omdat hij niet kan loskomen van zichzelf. Hij kan zich niet inlaten met andere dingen. Hij is geheel en al ‘ik’. Het heelal is ‘ik’ en ‘gij’, ik en de wereld – de dualiteit. Hij kan nooit zichzelf vergeten en de ander zijn, want zijn hele begrip, zijn hele denken en voelen draait om het ik. Begrijpt u wat ik bedoel? Dat is alles. Een chela is iemand die de belangstelling voor zichzelf verliest en daarmee meer belangstelling krijgt voor anderen, voor de wereld. Er zijn daarom drie graden van training. De ervaring van eeuwen heeft aangetoond dat er drie nodig zijn: training, studie en een groeiend gebrek aan belangstelling voor zichzelf. En dan komt het vierde stadium, als men werkelijk voelt dat de belangen van alle andere mensen oneindig veel belangrijker zijn dan de eigen belangen. De grootste boeddha, de grootste leraar, de grootste man of vrouw, is degene die geen belangstelt in zichzelf en zichzelf verliest in wat we de anderen noemen. Dat is chelaschap. Het is een ommekeer van gevoelens, het heelal omarmen en erkennen. Het ‘ik’ is niet langer ‘ik’, het is alles. Maar hoe moeilijk is het voor westerlingen te begrijpen dat we allen één en toch altijd individuen zijn.

Er zijn evenveel chela’s als individuen in het heelal. Soms denk ik dat iedereen enigszins een chela is. Soms denk ik dat zelfs de grootste zondaar, zoals wij die noemen, een chela is, omdat hij leert, arme drommel! Natuurlijk is hij niet een groot chela, hij is een heel zwak en nederig, een arm, struikelend, zwak voorbeeld van de mensheid. Een echte chela is iemand die het leven leeft en de leer kent en de twee tot één verenigt en daardoor de belangstelling voor zichzelf verliest, zichzelf vergeet. Zelfvergetelheid, liefde voor anderen: als de mens dat in zijn leven eens kon navolgen, zelfs in de gewone omgang, als we eens konden beseffen hoe oninteressant het ik is en hoe ontzaglijk interessant de ander is. Dat is al wat chelaschap betekent; en de grootste mens is degene die dat het meest, het best, tot uitdrukking kan brengen. Daarom, zoals de Boeddha zei, bereiken we nirvana, bereiken we het stadium van ‘samma-sambuddha’, als de dauwdruppel terugvloeit in de glanzende zee, als de kleine kern, het punt, het brandpunt van het ik-bewustzijn zich uitbreidt en het heelal wordt.

Ik wil er dit nog aan toevoegen: Ik heb geen geduld met hen die zich van anderen afscheiden en hun weg gaan, weg van anderen en denken dat ze heiliger zijn dan anderen. Dat is geen chelaschap. Men kan hongeren tot de beenderen door de huid steken, men kan zich branden en martelen tot het lichaam, door pijn geveld, sterft; men is dan net zomin een chela als wie ook, want al het zoeken is op zichzelf gericht en men wordt een belichaming van zelfzuchtig egoïsme. Dat is niet de manier om het chelaschap te bereiken. Chelaschap betekent een innerlijk zijn, volstrekte zelfvergetelheid in de ruimste zin, het is een innerlijke verandering en een vergeten van zichzelf; en hoe meer men dat doet hoe verder men is op het chelapad, als gevolg van een steeds verruimend bewustzijn, een toenemende wijsheid en liefde.


Aspecten van de occulte filosofie, blz. 220-7

© 1999 Theosophical University Press Agency

Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag