Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

35. Symboliek van zon en sterren

[‘Symbolism of sun and stars’, SD 3:315-24; CW 14:314-25]

En de hemel was zichtbaar in zeven cirkels, en de planeten verschenen in stervorm met al hun kenmerken, en de sterren1 werden verdeeld en genummerd met de bestuurders die in hen waren, . . . door de werking van de goddelijke geest werd een cirkelvormige baan gevolgd.2

Geest duidt hier pneuma aan, collectieve godheid, gemanifesteerd in haar ‘bouwers’, of, zoals de kerk zegt, ‘de zeven geesten van de tegenwoordigheid’, de mediantibus angelis [bemiddelende engelen] over wie Thomas van Aquino zegt dat ‘God nooit anders werkt dan via hen’.3

Deze zeven ‘bestuurders’ of bemiddelende engelen waren de kabiren-goden van de Ouden. Dit was zo duidelijk dat het de kerk noodzaakte dit feit te erkennen en daarover een verklaring en theorie te geven, die zo omslachtig en vergezocht zijn dat ze onmogelijk overtuigend kunnen overkomen. De wereld wordt gevraagd te geloven dat, hoewel de planeetengelen van de kerk goddelijke wezens zijn (echte ‘serafijnen’4), diezelfde engelen met identieke namen en planeten (de goden uit de oudheid) ‘vals’ waren en zijn. Ze doen zich slechts zo voor; ze zijn de sluw bedachte kopieën van de echte engelen, op voorhand geproduceerd door de list en macht van Lucifer en de gevallen engelen. Wat zijn de kabiren?

Kabir, als naam, is afgeleid van אבר (abir), groot, en ook van Venus; deze godin wordt tot op de huidige dag namelijk Kabar genoemd, evenals haar ster. De kabiren werden aanbeden in Hebron, de stad van de anakim, of anakes (koningen, prinsen). Ze zijn de hoogste planeetgeesten, de ‘grootste goden’ en ‘de machtigen’. Varro noemt deze goden in navolging van Orpheus θεοὶ δυνατοὶ, ‘machtige goden’.5 Het woord kabirim, als het wordt toegepast op mensen, en de woorden heber, gheber (verwijzend naar Nimrod, of de ‘reuzen’ van Genesis hfst. 6) en kabir, zijn allemaal afgeleid van het ‘mysterieuze woord’ – het onuitsprekelijke en het ‘onuitspreekbare’. Zij vertegenwoordigen de tsaba, het ‘leger van de hemel’. Maar de kerk, die buigt voor de engel Anaël (de regent van Venus),6 verbindt de planeet Venus met Lucifer, de leider van de rebellen onder Satan – die door de profeet Jesaja zo dichterlijk wordt toegesproken als ‘O, Lucifer, zoon van de morgen.’7 Alle mysteriegoden waren kabiren. Aangezien deze ‘zeven lictoren’ rechtstreeks verband houden met de geheime leer, is hun werkelijke positie van het grootste belang.

Suidas definieert de kabiren als goden die het bevel voeren over alle andere demonen (geesten), Καβείρους δαίμονας σημαίνεῖν. Macrobius classificeert ze onder

de penaten of beschermgoden, met behulp van wie we leven en iets kunnen weten.8

De terafim waarmee de Hebreeën de orakels van de urim en de thummim raadpleegden, waren de symbolische voorstellingen van de kabiren. De goede kerkvaders hebben niettemin kabir synoniem gemaakt met duivel, en daimon (geest) met demon.

De (heidense en joodse) mysteriën van de kabiren in Hebron werden geleid door de zeven planeetgoden, onder meer door Jupiter en Saturnus onder hun mysterienamen; en ze worden aangeduid als Αξιόκερσος (Axiokersos) en Αξιόκερσα (Axiokersa), en door Euripides als ἀξιόχρεως ὁ θεος.9 Creuzer10 toont bovendien aan dat de kabiren in zowel Fenicië als Egypte altijd de zeven in de oudheid bekende planeten waren, die samen met hun vader de zon – waarnaar elders wordt verwezen als de ‘oudere broer’ – een machtige ogdoade vormden;11 de acht hogere machten dansten als πάρεδροι, of helpers van de zon, de heilige cirkeldans om hem heen, die het draaien van de planeten rond de zon symboliseerde. Jehovah en Saturnus zijn bovendien één.

Het is daarom heel logisch dat een Franse schrijver, d’Anselme, diezelfde termen Αξιόκερσος en Αξιόκερσα op Jehovah en zijn Woord toepast, en hij heeft gelijk.12 Want als de ‘cirkeldans’ – d.w.z. de ‘cirkeldans’ van de planeten, en omschreven als ‘de beweging van de goddelijke geest gedragen op de golven van de grote diepte’ – die door de amazonen voor de mysteriën is bestemd nu ‘hels’ en ‘wulps’ kan worden genoemd indien ze wordt uitgevoerd door de heidenen, dan zou men dezelfde betitelingen moeten toekennen aan Davids dans;13 en aan de dans van de dochters van Silo,14 en aan het springen van de profeten van Baäl;15 ze waren allemaal identiek en behoorden allemaal tot de sabaeïsche eredienst. De dans van koning David, waarbij hij zich op een openbare weg voor zijn slavinnen ontblootte en zei

voor יהוה [Jehovah] zal ik dansen [me losbandig gedragen], en ik zal me nog verachtelijker gedragen dan dat,16

was zeker verwerpelijker dan welke ‘cirkeldans’ dan ook tijdens de mysteriën, of zelfs dan de rasamandala in India,17 die hetzelfde is. David introduceerde de jehovistische aanbidding in Judea, nadat hij zo lang onder de Tyriërs en filistijnen had geleefd, waar deze rituelen veel werden uitgevoerd.

Het schijnt dat David niets wist over Mozes, en indien hij al de Jehovah-dienst invoerde, dan was dit niet in zijn monotheïstische vorm, maar eenvoudig als die van een van de vele goden [kabiren] van de naburige volkeren – een eigen beschermgod [יהוה] aan wie hij de voorkeur had gegeven, en die hij onder ‘alle andere goden [kabiren]’ had uitverkoren,18

en die een van de ‘bondgenoten’, chabir, van de zon was. De shakers voeren tot op de dag van vandaag de ‘cirkeldans’ uit waarbij ze ronddansen om door de Heilige Geest geïnspireerd te worden. In India is Narayana ‘de beweger over de wateren’; Narayana is Vishnu in zijn secundaire vorm, en Vishnu heeft Krishna als avatara ter ere van wie de ‘cirkeldans’ door de nachni-meisjes van de tempels nog steeds wordt uitgevoerd; hij is namelijk de zonnegod, en zij zijn de planeten zoals gesymboliseerd door de gopi’s.

De lezer zou de boeken van de Mirville, een rooms-katholieke schrijver, moeten raadplegen, of Monumental Christianity van dr. Lundy, een protestantse predikant, als hij de spitsvondigheid en het sofisme van hun redeneringen tot op zekere hoogte wil doorgronden. Iedereen die onbekend is met de occulte interpretaties moet wel onder de indruk zijn van de aangevoerde bewijzen die aantonen hoe uitgekiend en volhardend ‘Satan millennia lang heeft gewerkt om een mensheid te verleiden’ die niet gezegend is met een onfeilbare kerk, om zichzelf te laten erkennen als de ‘ene levende God’, en zijn duivels als heilige engelen. De lezer moet geduld hebben en aandachtig bestuderen wat de schrijver namens zijn kerk zegt. Om een betere vergelijking te kunnen maken met de interpretatie van de occultisten, kunnen hier enkele letterlijke citaten worden gegeven.

Petrus zegt ons: ‘Moge de goddelijke Lucifer opgaan in uw hart’19 [de zon is immers Christus]. . . . ‘Ik zal mijn zoon vanuit de zon sturen’, zei de Eeuwige via de stem van profetische overleveringen; en toen de profetie geschiedenis was geworden, herhaalden de evangelisten20 op hun beurt: ‘De zon die boven ons opging, bezocht ons.’21

God zegt bij monde van Maleachi (3:20) dat de zon zal opgaan voor wie zijn naam vrezen. Wat Maleachi met ‘de zon die gerechtigheid brengt’ bedoelde, kunnen alleen de kabbalisten zeggen; maar de Griekse, en zelfs de protestantse, theologen vatten deze metafoor natuurlijk op als Christus. Maar, omdat de zin, ‘Ik zal mijn zoon vanuit de zon sturen’, letterlijk aan een sibillijns boek is ontleend, valt het erg moeilijk te begrijpen hoe deze kan worden toegeschreven aan, of overeenkomt met, een profetie over de christelijke verlosser, tenzij laatstgenoemde in feite met Apollo moet worden geïdentificeerd. Vergilius zegt daarentegen: ‘Nu komen de Maagd en de heerschappij van Apollo’;22 en Apollo, of Apolouon, wordt tot op de dag van vandaag als een vorm van Satan beschouwd, en opgevat als de antichrist. Als de sibillijnse belofte, ‘Hij zal zijn zoon vanuit de zon sturen’ van toepassing is op Christus, dan zijn ofwel Christus en Apollo één – en waarom zou men Apollo dan een demon noemen? – of de profetie had niets te maken met de christelijke verlosser, en waarom zou men die profetie dan overnemen?

Maar de Mirville gaat een stap verder. Hij geeft aan dat Dionysius de Areopagiet, ons verzekert dat

de zon de speciale aanduiding en het beeld van God is.23 . . . ‘Via de oostelijke deur kwam de heerlijkheid van de Heer de tempels binnen’ [van de joden en christenen, en die goddelijke heerlijkheid is het zonlicht.] . . . ‘We richten onze kerken naar het oosten’, zegt op zijn beurt Sint-Ambrosius, ‘want tijdens de mysteriën beginnen we met het afzweren van hem die in het westen is.’24

‘Hij die in het westen is’ is Typhon, de Egyptische god van de duisternis; het westen werd door hen beschouwd als ‘de poort van de dood’ van Typhon. Dus, nadat de kerkvaders Osiris van de Egyptenaren hadden geleend, vonden ze het een kleinigheid om ook zijn broer Typhon over te nemen. De Mirville zegt vervolgens:

De profeet Baruch25 (3:34) spreekt over de sterren die zich verheugen in hun vaten en bolwerken; en Wijsheid van Jezus Sirach past dezelfde termen toe op de zon, waarvan wordt gezegd dat hij ‘het bewonderenswaardige vat van de Allerhoogste’26 is, en het ‘bolwerk van de Heer’.

Hoe dan ook er bestaat geen twijfel over de zaak, want de heilige schrijver zegt: Het is een geest die de loop van de zon beheerst. Luister wat hij (in Prediker 1:6) zegt: ‘De zon komt op, de zon gaat onder, en zijn geest verlicht alles op zijn cirkelvormige pad (gyrat gyrans) en snelt naar de plaats waar ze weer op zal gaan.’27

De Mirville lijkt te citeren uit teksten die door de protestanten zijn verworpen of onbekend zijn. Bovendien laten de protestanten niet de zon rondgaan langs een ‘cirkelvormig pad’ maar de wind. Dit is een probleem dat de rooms-katholieke en de protestantse kerken onderling moeten oplossen. Waar het om gaat is dat er in het christendom een sterk element van sabaeïsme of heliolatrie aanwezig is.

Toen op gezag van een oecumenisch concilie een einde was gemaakt aan de christelijke sterrenverering door te verklaren dat er in zon, maan, of planeten geen sterrenzielen zijn, nam Thomas van Aquino het op zich om het geschilpunt op te lossen. De ‘doctor angelicus’ verkondigde dat met zulke uitdrukkingen niet een ‘ziel’ werd bedoeld, maar slechts een intelligentie, die niet in de zon of de sterren verbleef maar wel een die ze bijstaat, ‘een leidende en besturende intelligentie’.28

Daarop citeert De Mirville, bemoedigd door deze uitleg, Clemens van Alexandrië, en herinnert de lezer aan de mening van die filosoof over het onderlinge verband dat er bestaat ‘tussen de zeven armen van de kandelaar ofwel de zeven sterren van de Openbaring’, en de zon:

De zes armen (zegt Clemens) die aan de centrale kaarshouder zijn bevestigd, geven licht, maar de zon die in het midden van de rondgaanden (πλανητῶν) staat, werpt zijn stralen op hen allemaal; deze gouden kandelaar verbergt nóg een mysterie: het is het teken van Christus, niet alleen in vorm, maar omdat hij zijn licht verspreidt door middel van de zeven eerstgeschapen geesten, en dat zijn de zeven ogen van de Heer. Dus volgens Clemens zijn de hoofdplaneten voor de zeven oergeesten wat de kandelaarzon is voor Christus, namelijk hun voertuigen, hun φυλακαί.29

Dat is ongetwijfeld duidelijk genoeg, maar deze uitleg brengt ons niet veel verder. De zevenarmige kandelaar van de Israëlieten, evenals de ‘rondgaanden’ van de Grieken, hadden een veel eenvoudiger betekenis, in de eerste plaats een zuiver astrologische. In feite zal elk astrologisch werk, van de magiërs en Chaldeeën tot de veel bespotte Zadkiël, zijn lezers vertellen dat de zon die in het midden van de planeten staat, met Saturnus, Jupiter en Mars aan de ene kant, en Venus, Mercurius en de maan aan de andere kant, waarbij de lijn van de planeten door de hele aarde gaat, altijd heeft betekend wat Hermes ons vertelt, namelijk de draad van het lot, of dat waarvan de werking (invloed) lotsbestemming wordt genoemd.30 Maar wat symbolen betreft geven we de voorkeur aan de zon boven een kandelaar. Men kan begrijpen hoe laatstgenoemde de zon en planeten is gaan voorstellen, maar niemand kan het gekozen symbool vereren. Er schuilt poëzie en grootsheid in de gedachte om de zon als symbool van het ‘oog van Ormuzd’, of van Osiris, te beschouwen, en op te vatten als het vahana (voertuig) van de hoogste godheid. Maar niemand kan ooit inzien dat men Christus een bijzondere eer zou bewijzen door hem als mystieke erezetel de stam van een kandelaar31 in een joodse synagoge toe te wijzen.

Er zijn dus duidelijk twee zonnen, een vereerde zon en een vererende zon. De Openbaring bewijst dit.

We vinden het Woord in hfst. 7, in de engel die bij zonsopkomst opstijgt, met het zegel van de levende God. . . . Hoewel commentatoren over de persoonlijkheid van deze engel van mening verschillen, zien Sint-Ambrosius en veel andere theologen in hem Christus zelf. . . . Hij is de vereerde zon. Maar in hfst. 19 vinden we een engel die in de zon staat en alle volkeren uitnodigt voor het grote avondmaal van het Lam. Deze keer is het letterlijk en eenvoudig de engel van de zon, en we kunnen die engel niet voor het ‘Woord’ aanzien, omdat de profeet hem onderscheidt van het Woord, de Koning der Koningen en de Heer der Heren . . . De engel in de zon lijkt een vererende zon te zijn. Wie kan laatstgenoemde zijn? Wie anders dan de morgenster, de beschermengel van het Woord, zijn fravashi of engel van het aangezicht, zoals het Woord de engel van het aangezicht (de tegenwoordigheid) van zijn Vader is, zijn belangrijkste eigenschap en kracht, zoals zijn naam (Michaël) zelf aangeeft, de machtige rector verheerlijkt door de kerk, de rector potens die zal afrekenen met de antichrist, kortom dat valse Woord dat zijn meester vertegenwoordigt en één met hem lijkt te zijn.32

Ja, Michaël is de zogenaamde overwinnaar van Ormuzd, Osiris, Apollo, Krishna, Mithra, enz., kortom van alle bekende en onbekende zonnegoden die nu als demonen en als ‘Satan’ worden beschouwd. Niettemin heeft de ‘overwinnaar’ het niet beneden zich geacht om zich te tooien met de buit van de overwonnen vijanden – hun persoonlijkheden, kwaliteiten, zelfs hun namen – om het alter ego van deze demonen te worden.

Dus de zonnegod is hier Honover of de Eeuwige. De vorst [of het valse Woord (kennelijk de antichrist)]33 is Ormuzd, omdat hij de eerste van de zeven amshaspends (caput angelorum) is [de demonische kopieën van de zeven oorspronkelijke engelen], het lam (hamal), de herder van de dierenriem, en de vijand van de slang. Maar de zon (het oog van Ormuzd) heeft ook zijn rector, khorshid of de metraton, die de fravashi is van het aangezicht van Ormuzd, zijn Ized, of de morgenster. . . . De mazdeeën hadden een drievoudige zon. . . . Voor ons is deze khorshid-metraton de eerste psychopompos (begeleider van zielen), en de gids van de zon, de offeraar van de aardse stier [of het lam]; zijn wonden worden (op het beroemde Mithra-monument) gelikt door de slang.34

Toen Paulus sprak over de heersers van deze wereld, de kosmokratores, zei hij alleen iets wat alle oude filosofen van de tien eeuwen vóór de christelijke jaartelling hebben gezegd, maar hij werd bijna niet begrepen en vaak opzettelijk verkeerd geïnterpreteerd. Damascius herhaalt de leringen van de heidense schrijvers als hij verklaart:

Er zijn twee groepen van zeven kosmokratores of kosmische krachten: de hogere gericht op het besturen van de hogere wereld; en de lagere, op het besturen van de lagere wereld [de onze].35

En hij zegt slechts wat de Ouden leerden. Iamblichus verkondigt deze leer van de dualiteit van alle planeten en hemellichamen, van goden en daimonen (geesten). Hij verdeelt de archonten ook in twee klassen: de meer en de minder spirituele; laatstgenoemden zijn meer met de stof verbonden en daarmee bekleed, omdat ze een vorm hebben, terwijl eerstgenoemden geen lichaam hebben (arupa zijn). Maar wat hebben Satan en zijn engelen hiermee te maken? Het enige dat ze misschien duidelijk maken is dat het zoroastrische en het christelijke dogma overeenkomen, en dat Mithra, Ormuzd, en Ahriman overeenkomen met respectievelijk de christelijke Vader, Zoon, en duivel. En met ‘zoroastrische dogma’s’ bedoelen we de exoterische leer. Hoe verklaren we dezelfde relatie tussen Mithra en Ormuzd als die tussen de aartsengel Michaël en Christus?

Ahura-Mazda zegt tegen de heilige Zarathoestra: ‘Toen ik Mithra schiep [emaneerde] . . . schiep ik hem opdat hij evenveel zou worden aangeroepen en vereerd als ikzelf.’36

Voor de noodzakelijke hervormingen transformeerden de edele zoroastriërs de deva’s, de stralende goden van India, in daeva’s of duivels. Het was hun karma dat de christenen op hun beurt de hindoes op dit punt zouden wreken. Ormuzd en Mithra zijn nu de daeva’s Christus en Michaël geworden, de duistere keerzijde en het duistere aspect van de verlosser en engel. De dag van het karma van de christelijke theologie zal op zijn beurt komen. De protestanten hebben al een begin gemaakt met een religie te vormen die de ‘zeven geesten’ en de menigte van de rooms-katholieken in demonen en afgoden wil veranderen. Elke religie heeft zijn karma, net als ieder mens. Dat wat steunt op menselijke opvattingen en gebaseerd is op de vernedering van broeders die het niet met ons eens zijn, moet zijn tijd hebben. ‘Er is geen religie hoger dan de waarheid.’

De zoroastriërs, mazdeeën en Perzen hebben hun opvattingen uit India; de engelen-theorie werd door de joden overgenomen van de Perzen; de christenen leenden van de joden.

Vandaar de meest recente interpretatie door de christelijke theologie – tot grote afschuw van de synagoge, die genoodzaakt is om de symbolische kandelaar te delen met de erfvijand – dat de zevenarmige kandelaar de zeven kerken van Azië voorstelt en de zeven planeten die de engelen van die kerken zijn. Vandaar ook de overtuiging dat de mozaïsche joden, die dat symbool voor hun tabernakel bedacht hebben, een soort sabeeën waren, die hun planeten en de geesten daarvan tot één geheel versmolten en ze – pas veel later – Jehovah noemden. Hiervoor hebben we het getuigenis van Clemens van Alexandrië, Hiëronymus, en anderen.

En Clemens bewijst dit als ingewijde van de mysteriën – waarin het geheim van het heliocentrische stelsel duizenden jaren vóór Galileo en Copernicus werd onderwezen – door te verklaren:

Door deze verschillende symbolen die verband houden met [siderische] verschijnselen wordt het geheel van alle wezens weergegeven die de hemel met de aarde verbinden. . . . De kandelaar symboliseerde de beweging van de zeven hemellichten die hun banen beschrijven. Rechts en links van die kandelaar spreidden de zes armen zich uit, die elk hun licht hadden, omdat de zon, die als kaarshouder in het midden van andere planeten is geplaatst, licht naar hen verspreidt.37 . . . De cherubijnen die samen twaalf vleugels hebben, vertegenwoordigen voor ons de zintuiglijke wereld in de twaalf tekens van de dierenriem.38

En toch, ondanks al deze bewijzen, worden zon, maan, en planeten vóór de verschijning van Christus afgeschilderd als demonisch, en pas daarna als goddelijk. Iedereen kent het orfische vers: ‘Het is Zeus, het is Hades, het is de zon, het is Bacchus’, deze namen waren voor klassieke dichters en schrijvers allemaal synoniem. Dus voor Democritus ‘is de godheid slechts een ziel in een cirkelvormig vuur, en dat vuur is de zon’. Voor Iamblichus was de zon ‘het beeld van goddelijke intelligentie’; voor Plato ‘een onsterfelijk levend wezen’.39 Vandaar dat het orakel van Klaros, toen het werd geraadpleegd om te vragen wie de Jehovah van de joden was, antwoordde: ‘Het is de zon.’ We kunnen hieraan de woorden in Psalmen (19:4, 6) toevoegen:

In de zon heeft hij een tabernakel voor zichzelf40 geplaatst . . . aan het ene uiteinde van de hemel komt hij op, aan het andere uiteinde voltooit hij zijn loop; niets blijft verborgen voor zijn hitte.

Jehovah is dus de zon, en daarom ook de Christus van de rooms-katholieke kerk. En nu wordt de kritiek van Dupuis op dat vers begrijpelijk, evenals de wanhoop van abbé Foucher. ‘Niets is gunstiger voor het sabaeïsme dan deze tekst uit de Vulgaat!’41 roept hij uit. En hoe misvormd de woorden en betekenis in de Engelse King James Bible ook zijn, de Vulgaat en de Septuagint geven beide de juiste tekst van het origineel, en vertalen dit met: ‘In de zon vestigde hij zijn verblijfplaats’; terwijl de Vulgaat de ‘hitte’ beschouwt als rechtstreeks afkomstig van God en niet van alleen de zon, omdat God voortkomt uit de zon, en in de zon verblijft, en de loop voltooit: in sole posuit . . . et ipse exultavit.42 Uit deze feiten blijkt dat de protestanten gelijk hadden toen ze Justinus ervan beschuldigden dat hij heeft gezegd:

God heeft ons toegestaan de zon te vereren.43

En dit ondanks het zwakke excuus dat de werkelijke betekenis was:

God stond toe dat hij in, of binnen, de zon werd vereerd,44

wat precies hetzelfde is.

Uit het bovenstaande blijkt dat, terwijl de heidenen alleen de lagere natuurkrachten – verpersoonlijkt in Apollo, Bacchus, Osiris, en andere zonnegoden45 – een plaats gaven in de zon en de planeten, hebben de christenen, in hun haat tegen de filosofie, zich de sterrenplaatsen toegeëigend en bestemmen ze deze nu alleen voor hun antropomorfe godheid en de engelen, de nieuwe transformaties van de oude, oude goden. Er moest iets worden gedaan om de oude bewoners opzij te schuiven, dus werden ze onteerd door ze tot ‘demonen’, goddeloze duivels, te maken.

[Dit moet voldoende zijn. Zo wordt aangetoond dat het enige verschil tussen de exoterie van de Latijnse kerk en die van de oude sterrenvereerders en zelfs de tegenwoordige hindoes en parsi’s is ontstaan door de volkomen willekeurige interpretatie door de kerken van zowel het christelijke als het heidense stelsel; vooral door de katholieke of beter gezegd de roomse kerk. Omdat emblemen, symbolen, allegorieën en vaak zelfs namen in beide identiek blijken te zijn, kunnen we vervolgens wijzen op nog enkele parallellen om ze in het licht van de esoterie te verklaren. De occultisten hebben geen behoefte om iemands gevoelens te kwetsen – de theosofen al helemaal niet. Ze eisen voor zichzelf alleen dezelfde privileges op die de christenen al bijna twee millennia monopoliseren: dezelfde rechten voor iedereen, wederzijds respect voor elkaars religie, ofwel dezelfde vrijheid van mening en hetzelfde recht tot interpretatie als hun tegenstanders.]46

Noten

  1. Noot vert.: In die tijd werden planeten ‘wandelende sterren’ genoemd. De ‘bestuurders’ zijn de planeetgeesten (vgl. GL 2:554).
  2. Geciteerd in S.F. Dunlap, Sod, the Son of the Man, 1861, blz. 50vn; vgl. The Divine Pymander of Hermes Mercurius Trismegistus, vert. John Everard, 1884, 3:5-6, blz. 18.
  3. Opuscula, opusculum 11, articulus 2; vgl. J.E. de Mirville, Des esprits, 1863, deel 4, blz. 32, 33vn.
  4. Van saraf, שרף, ‘vurig, brandend’, een meervoudsvorm (zie Jesaja 6:2-6). Ze worden beschouwd als de persoonlijke dienaren van de Almachtige, ‘zijn boodschappers’, engelen, of metatrons. In Openbaring zijn ze de ‘zeven brandende lampen’ die voor de troon staan.
  5. Vgl. J.E. de Mirville, Des esprits, 1863, deel 4, blz. 7.
  6. Bij de Chaldeeën en Egyptenaren was Venus de vrouw van Proteus, en ze wordt beschouwd als de moeder van de kabiren, de zonen van Ptah of Emepht – het goddelijk licht, of de zon. De engelen komen in deze volgorde met de sterren overeen: de zon, de maan, Mars, Venus, Mercurius, Jupiter, en Saturnus; Michaël, Gabriël, Samaël, Anaël, Rafaël, Zachariël, en Orifiël; zo is het in religie en christelijk kabbalisme; astrologisch en esoterisch, en ook in de joodse of beter gezegd de echte Chaldeeuwse kabbala, hebben de ‘regenten’ een andere positie.
  7. Jesaja 14:12.
  8. Geciteerd in De Mirville, Op.cit., deel 4, blz. 8; Saturnalia, boek 3, hfst 4.
  9. Euripides, Orestes, 597.
  10. Geciteerd in De Mirville, Op.cit., deel 4, blz. 9; vgl. G.F. Creuzer, Religions de l’antiquité, etc., deel 2, band 2, 1829, blz. 285.
  11. Dit is nog een bewijs dat de Ouden naast de zon zeven planeten kenden; want wie zou hier anders de achtste zijn? De zevende, en twee andere, waren, zoals gezegd, ‘mysterieplaneten’, hetzij Uranus of een andere.
  12. Vgl. De Mirville, Op.cit., deel 4, blz. 8vn.
  13. 2 Samuel 6:20-2.
  14. Rechters 21:21ev.
  15. 1 Koningen 18:26.
  16. 2 Samuel 6:20-2.
  17. Deze dans – de rasamandala, uitgevoerd door de gopi’s of herderinnen van Krishna, de zonnegod – wordt tot op de dag van vandaag in India in Rajputana uitgevoerd en is onmiskenbaar dezelfde theo-astronomische en symbolische dans van de planeten en de tekens van de dierenriem die duizenden jaren voor onze jaartelling werd gedanst.
  18. Isis ontsluierd, 2:54.
  19. 2 Petrus 1:19. De Engelse tekst zegt: ‘Totdat de dagster opgaat in uw hart’, een onbelangrijke wijziging die er niet echt toe doet – omdat Lucifer zowel de dag- als de ‘morgenster’ is – en dus is het minder schokkend voor vrome oren. De protestantse Bijbel bevat meer van dat soort wijzigingen.
  20. Lucas 1:78. De Engelse vertaling verandert het woord ‘zon’ in ‘dageraad’. De rooms-katholieken zijn beslist moediger en oprechter dan de protestantse theologen.
  21. J.E. de Mirville, Des esprits, 1863, deel 4, blz. 34, 38.
  22. Geciteerd in De Mirville, Op.cit., deel 4, blz. 38vn; vgl. Vergilius, Eclogae, 4:10.
  23. Dat zeiden de Egyptenaren en de sabeeën in vroeger tijden, voor wie de zon het symbool van hun gemanifesteerde goden, Osiris en Bel, was. Maar ze hadden een hogere godheid.
  24. De Mirville, Op.cit., deel 4, blz. 35, 37-8.
  25. Niet opgenomen in de protestantse Bijbel maar ondergebracht in de apocriefe boeken die de Church of England, volgens haar artikel 6, ‘leest als voorbeelden van normen en waarden’ (?), maar niet om er een leer op te baseren.
  26. Wijsheid van Jezus Sirach, hfst. 43.
  27. J.E. de Mirville, Des esprits, 1863, deel 4, blz. 38.
  28. Geciteerd in De Mirville, Op.cit., deel 4, blz. 38; vgl. Thomas van Aquino, Opuscula, opusculum 10. Niettemin heeft de kerk in haar heiligste rituelen de ‘sterrenrituelen’ van de heidense ingewijden bewaard. In de voorchristelijke mysteriën van Mithra ontving de kandidaat die vóór de laatste inwijding met succes de ‘twaalf kwellingen’ had doorstaan, een kleine ronde koek of ouwel van ongezuurd brood, die in een van zijn betekenissen de zonneschijf symboliseerde, en bekendstond als het manna (hemels brood). . . . Een lam, of zelfs een stier, werd gedood, en de kandidaat moest met het bloed ervan worden besprenkeld, zoals bij de inwijding van keizer Julianus. De zeven regels of mysteries die in de Openbaring worden voorgesteld door de zeven zegels die achtereenvolgens worden geopend, werden daarna aan de pasgeborene meegedeeld.
  29. De Mirville, Op.cit., deel 4, blz. 39; vgl. Clemens van Alexandrië, Stromateis, 5:6.
  30. S.T. Coleridge zegt terecht: ‘Instinctief heeft de rede de mens altijd gewezen op het uiteindelijke doel van de verschillende wetenschappen . . . Het lijdt geen twijfel dat een of andere soort astrologie de ultieme prestatie van de astronomie zal zijn: er moeten scheikundige verbanden zijn tussen de planeten; het verband tussen hun verschillende magnituden en hun afstanden is anders niet te verklaren.’ (The Complete Works of Samuel Taylor Coleridge, 1854, deel 6, blz. 384-5.) Tussen planeten en onze aarde met haar mensheid, kunnen we eraan toevoegen.
  31. ‘Christus wordt dus’, zegt De Mirville (Op.cit., deel 4, blz. 40), ‘voorgesteld door de stam van de kandelaar.’
  32. J.E. de Mirville, Des esprits, 1863, deel 4, blz. 41-2.
  33. Noot vert.: Aanvulling afkomstig uit H.P. Blavatsky, The Secret Doctrine Würzburg Manuscript, 2014, blz. 81.
  34. De Mirville, Op.cit., deel 4, blz. 42.
  35. Geciteerd in De Mirville, Op.cit., deel 2, blz. 353; vgl. Damascius, Dubitationes et solutiones de primis principiis, red. Charles Émile Ruelle, 1889, deel 2, §131, blz. 9-10.
  36. Geciteerd in De Mirville, Op.cit., deel 4, blz. 18; Mihr Yasht, 1:1.
  37. Ondanks wat hierboven door de afvallige neoplatonist in de vroegste christelijke periode werd geschreven, volhardt de kerk tot op de dag van vandaag in haar opzettelijke fout. Ze staat hulpeloos tegenover Galileo en probeert nu zelfs het heliocentrische stelsel in twijfel te trekken!
  38. Geciteerd in J.E. de Mirville, Des esprits, 1863, deel 4, blz. 28-9; vgl. Stromateis, 5:6.
  39. De citaten in deze alinea zijn afkomstig uit: De Mirville, Op.cit., deel 4, blz. 14-5.
  40. De Engelse King James Bijbel heeft: ‘In them (the Heavens) hath he set a tabernacle for the sun’, wat onjuist is en onzinnig gezien het vers dat erop volgt, want er zijn wel degelijk dingen ‘verborgen voor zijn hitte’ als daarmee de hitte van de zon wordt bedoeld.
  41. Geciteerd in De Mirville, Op.cit., deel 4, blz. 45; vgl. Histoire de L’Académie royale des inscriptions et belles-lettres, 1759, deel 25, blz. 121vn.
  42. Vgl. J.E. de Mirville, Des esprits, 1863, deel 4, blz. 45vn.
  43. De Mirville, Op.cit., deel 4, blz. 46.
  44. De Mirville, Op.cit.
  45. Noot vert.: H.P. Blavatsky (The Secret Doctrine Würzburg Manuscript, 2014, blz. 83) voegt hieraan toe: ‘Goden’, die als hiërarchie ondergeschikt waren aan de ene altijd onzichtbare en onbekende godheid.
  46. Noot vert.: De passage tussen vierkante haken is toegevoegd uit H.P. Blavatsky, The Secret Doctrine Würzburg Manuscript, 2014, blz. 85.

De geheime leer: deel 3, blz. 385-96

© 2025 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag