Onze zon en de ware zon
[The Path, februari 1890, blz. 332-3]
Als we bedenken hoe weinig er over de zon van dit stelsel bekend is,
hoeft men zich niet erover te verbazen dat dit nog meer geldt voor de
ware zon. De wetenschap lacht natuurlijk over de ‘ware zon’
van de mysticus, want ze ziet geen andere zon dan die welke aan de hemel
schijnt. Ze beweren tenminste dat ze dit weten, omdat de zon elke dag
op- en ondergaat en tot op zekere hoogte kan worden waargenomen tijdens
zonsverduisteringen of wanneer er zich vlekken op vertonen, en met hun
gebruikelijke verwaandheid verklaren 19de eeuwse astronomen heel
geleerd alles wat ze niet weten over deze machtige bol, en verwijzen
de oude denkbeelden over dit onderwerp naar de limbus van bijgelovige
onzin. Om kennis op te doen over dit onderwerp zou ik me niet tot de
moderne scholen wenden, omdat ze volgens mij, hoe aanmatigend dat
misschien ook klinkt, over zowel de maan als de zon in feite maar weinig
weten.
Er bestaat nog altijd meningsverschil over de vraag of de zon warmte
uitstraalt.1 Enerzijds wordt beweerd
dat hij dat doet; anderzijds dat de warmte wordt voortgebracht door
een combinatie van de krachten van de zon en de elementen op en rondom
deze aarde. Mystici denken dat dit laatste juist is. De hedendaagse
astronomen verschillen ook van mening over de afstand tussen ons en
de zon, waarbij van een arme mysticus wordt verwacht dat hij dit zelf
maar uitzoekt. Zelfs over de vlekken op onze grote lichtgever bestaan
tegenwoordig alleen maar gissingen. Als hypothese – en niets meer
dan dat – wordt aangenomen dat er een verband zou kunnen bestaan
tussen deze vlekken en elektrische verstoringen hier. Enkele jaren geleden
ontdekte Nasmyth2 voorwerpen (of veranderingen)
in de fotosfeer die bestonden uit wat hij ‘wilgenblaadjes’
noemde, die 1000 mijl lang en 300 mijl breed waren, en die voortdurend
bewogen en in groepen schenen voor te komen. Maar, wat zijn dit? Niemand
weet het. De wetenschap kan ons hierover niet veel meer vertellen dan
iedere gewone sterveling met een scherp waarnemingsvermogen die een
goede telescoop gebruikt. En er heerst eenzelfde stilzwijgen over de
vraag of er enig verband is tussen deze ‘wilgenblaadjes’
en de vlekken of dat ze zelf met de verstoringen op aarde iets te maken
hebben. Samenvattend kunnen we zeggen dat onze wetenschappers over de
zichtbare zon maar weinig weten. Enkele dingen zullen ze op een gegeven
moment wel te weten komen, zoals nog andere gevolgen van zonnevlekken
dan alleen maar elektrische verstoringen, de ware betekenis van zonnevlekken,
de betekenis van de eigenaardige kleur van de zon die soms wordt waargenomen,
zoals die welke enkele jaren geleden – bij gebrek aan een betere
verklaring om onwetendheid te verdoezelen – aan ‘kosmisch
stof’ werd toegeschreven, en enkele andere interessante zaken.
1Grote wetenschappers zoals
Newton, Secchi, Pouillet, Spörer, Rosetti en anderen verschillen
wat betreft hun schatting van de temperatuur van de zon, zoals blijkt
uit de door hen opgegeven waarden, want Pouillet geeft 1461° en
Waterston 9.000.000° – een verschil van 8.998.539°! (Vgl.
De geheime leer 1:531vn.)
2R. Hunt, FRS, ‘The source of heat
in the sun’, The Popular Science Review, januari 1865,
blz. 148. (Vgl. De geheime leer 1:584.)
Maar wij zeggen dat deze zon die ze hebben bestudeerd niet de ware
zon is, zelfs helemaal geen zon, maar slechts een verschijning, louter
een weerspiegeling voor ons van een deel van de ware zon. En we krijgen
hiervoor zelfs van de huidige astronomen enige steun, want ze beginnen
te erkennen dat ons hele zonnestelsel beweegt rond een of ander verafgelegen
niet nader bepaald centrum dat zo krachtig is dat het onze zonnebol
aantrekt en zo het hele zonnestelsel meesleept. Maar ze weten niet of
dit onbekende centrum een zon is. Ze vermoeden van wel, maar willen
alleen bevestigen dat het voor ons een centrum van aantrekking is. Nu
kan het eenvoudig een groter lichaam zijn, of een krachtiger energiecentrum
dan de zon, en het is heel goed mogelijk dat het op zijn beurt zelf
draait rond een nog verder afgelegen en nog krachtiger centrum. Op dit
punt gaat het de moderne telescoop en rekenmethoden al snel te boven,
omdat ze in het sterrengebied heel snel een grens naderen waar er, omdat
alles ogenschijnlijk stationair is, door de onmetelijke afstanden geen
middelen zijn om tot een conclusie te komen. Al deze verafgelegen bollen
kunnen in beweging zijn, en dus kan niet worden uitgemaakt waar het
ware centrum is. Een astronoom zal toegeven dat zelfs de sterrenbeelden
van de dierenriem die de afgelopen eeuwen onbeweeglijk waren, in feite
in beweging kunnen zijn, maar alles op zulke onmetelijke en ontzagwekkende
afstanden dat ze voor ons niet schijnen te bewegen.
Mijn doel is echter uw aandacht te vestigen op de leer dat er een ware
zon is waarvan de zichtbare een weerspiegeling is, en dat deze ware
zon spirituele kracht en hulp kan geven, zoals onze eigen geliefde lichtgever
de bron van ons fysieke leven en beweging is. Het heeft geen zin nu
te speculeren over de vraag welke van de vele sterren aan de hemel de
ware zon zou kunnen zijn, want ik denk dat het géén van
deze is, omdat, zoals ik eerder al zei, een fysiek centrum van aantrekking
voor dit stelsel slechts een graad hoger dan het onze kan zijn en de
dienaar van een nog verder afgelegen centrum. Ieder moet werken op het
punt waar hij staat, en het ligt niet in onze macht een schakel van
de keten die naar het hoogste voert, over te slaan. Onze eigen zon is
dus voor ons het symbool van de ware zon die hij weerspiegelt, en door
te mediteren over ‘het voortreffelijke licht van de ware zon’
kunnen we hulp ontvangen bij onze inspanningen om de mensheid bij te
staan. Onze fysieke zon is een voorwerp van studie voor de fysica, niet
voor metafysica, terwijl die ware zon innerlijk op ons neerschijnt.
De bol die we overdag zien beschermt en onderhoudt het dierlijke gestel;
de ware zon schijnt in ons door middel van zijn voertuig in onze innerlijke
natuur. We moeten ons denken dus richten op die ware zon en ons innerlijk
voorbereiden op de invloed ervan, zoals we de grond buiten gereedmaken
voor de levengevende stralen van de heerser van de dag.
Marttanda
Theosofische
inzichten, blz. 107-9
© 2012 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag